Grootschalige onderzoeken laten zien dat het met de leesvaardigheid van Nederlandse leerlingen de verkeerde kant opgaat. Uit internationale studies zoals PIRLS en PISA blijkt dat hun vaardigheid om teksten te verwerken de afgelopen jaren is gedaald tot onder het internationale gemiddelde. Ongeveer een derde van de leerlingen dreigt het onderwijs zelfs te verlaten zonder de leesvaardigheid om adequaat te kunnen functioneren in de samenleving.
Stimuleren
De voor- en vroegschoolse fase speelt een belangrijke rol in het ontstaan van leesachterstanden. Ook al begint het echte leesonderwijs pas in groep 3, de geletterde kennis en vaardigheden die kinderen opdoen in de baby-, peuter- en kleuterperiode zijn essentieel voor een vlotte leesontwikkeling.
Achterstanden in de vroege periode pakken ongunstig uit voor de verdere leesontwikkeling
Kennis van letters, weten hoe boekjes werken, klanken kunnen onderscheiden en daarmee spelen (bijvoorbeeld door te rijmen), woordenschat en verhaaltjes begrijpen, helpen kinderen bij een vlotte start met het leren lezen. Achterstanden in de vroege periode pakken ongunstig uit voor de verdere leesontwikkeling.
Ouders kunnen de geletterde ontwikkeling van kinderen ondersteunen door wat ze thuis doen, door al vroeg te zorgen voor voldoende prenten- en kinderboeken en andere geletterde materialen (alfabetpuzzels) thuis. Door voor te lezen en andere taalstimulerende activiteiten te ondernemen. En door zelf te lezen in de aanwezigheid van kinderen en samen te praten over wat kinderen zien in bijvoorbeeld de supermarkt en de speeltuin.
Al deze activiteiten helpen kinderen om die belangrijke beginnende geletterde kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Dat stimulerende aanbod heeft vanwege de essentiële rol voor de ontluikende geletterdheid bovendien langetermijneffecten op de leesontwikkeling.
Verschillen
Een stimulerende thuisomgeving is lang niet vanzelfsprekend. Eigen onderzoek toont aanzienlijke verschillen tussen gezinnen in de hoeveelheid geletterde activiteiten die er plaatsvinden. Ook variëren ouders in hoe ze met hun kinderen praten tijdens gezamenlijke activiteiten.
De verschillen in activiteiten gaan vaak samen met verschillen in sociaaleconomische status
Bij het lezen van prentenboeken benoemen sommige ouders alleen wat er te zien is op plaatjes, terwijl andere ouders hun kinderen helpen om door te denken over het verhaaltje, bijvoorbeeld door vragen te stellen als ‘Waarom zou Kikker verdrietig zijn?’
De verschillen in activiteiten gaan vaak samen met verschillen in sociaaleconomische status (SES). Ook de migratieachtergrond van ouders kan een rol spelen. Hoewel er ook binnen sociaal-culturele groepen aanzienlijke variatie is, kom je een rijk geletterd klimaat sneller tegen in hoger opgeleide gezinnen waarvan de ouders in Nederland zijn geboren.
Ondersteunen
Om ouders te helpen de ontluikende geletterdheid van hun kinderen te ondersteunen, zijn in de loop van de jaren allerlei programma’s ontwikkeld. Het gaat dan bijvoorbeeld om programma’s waarin ouders worden aangemoedigd om regelmatig voor te lezen, taalspelletjes te doen, verhalen te vertellen of met letters te oefenen en daar begeleiding bij krijgen van (para)professionals.
Vooral programma’s met een duidelijke focus helpen
Uit eigen literatuuronderzoek blijkt dat zulke programma’s op korte termijn positieve effecten laten zien op alle typen kennis en vaardigheden die we hiervoor noemden. Kinderen uit lagere-SES-gezinnen die aan deze programma’s meededen, gingen sterker vooruit in woordenschat, verhaalbegrip, letterkennis, schriftoriëntatie en klankbewustzijn. Vooral programma’s met een duidelijke focus helpen. Programma’s gericht op een beperkte set vaardigheden en activiteiten, waarvan het aanbod niet is versnipperd over verschillende contexten (thuis en school), lieten de grootste effecten zien.
Technologie
Ondanks de gemiddeld positieve effecten van ouder-kindprogramma’s, hebben niet alle kinderen profijt van deelname. Vaak focussen programma’s op traditionele geletterde ouder-kindactiviteiten zoals voorlezen. Meestal heel nuttig, maar moeilijk om goed uit te voeren voor ouders die niet met voorlezen zijn opgegroeid of die zelf moeite hebben met lezen.
Om ook voor deze ouders en kinderen van betekenis te zijn, is het noodzakelijk dat ouder-kindprogramma’s beter aansluiten bij hun vaardigheden en behoeften: er is maatwerk nodig. Maatwerk kan bijvoorbeeld betekenen dat programma’s gebruikmaken van de eigen taal van ouders die geen of weinig Nederlands spreken of andere activiteiten aanbieden dan voorlezen voor laaggeletterde ouders.
Ook digitale technologie biedt mogelijkheden om die aansluiting te verbeteren. Differentiëren en personaliseren zijn in digitale ouder-kindactiviteiten een stuk gemakkelijker dan in activiteiten van papier. Ouders en kinderen kunnen activiteiten daardoor op een passend niveau en naar eigen voorkeuren uitvoeren.
Digitale technologie biedt mogelijkheden om dat maatwerk te leveren
Denk hierbij aan apps die ouders en kinderen aan de hand van eigen foto’s een prentenboek laten maken waar ze via een audio-opnamefunctie zelf tekst aan kunnen toevoegen. Ook bieden digitale materialen meer opties om ondersteuning in te bouwen. Hierbij kun je denken aan pop-ups met vraagsuggesties in digitale prentenboeken die de interactie tussen ouder en kind stimuleren, iets wat in papieren boeken lastiger te bewerkstelligen is. Uit eigen onderzoek blijkt dat de toepassing van digitale technologie in ouder-kindprogramma’s positieve effecten heeft op de ontluikende geletterdheid van jonge kinderen.
Samenvattend kun je zeggen dat ouder-kindprogramma’s werken, maar om alle gezinnen te kunnen ondersteunen die dat nodig hebben, is het van belang dat zulke programma’s maatwerk bieden.
Digitale technologie biedt mogelijkheden om dat maatwerk te leveren. Voorwaarde is wel dat we goed en vooral genuanceerd kijken naar hoe we de digitale technologie kunnen inzetten om de geletterde ontwikkeling van kinderen te stimuleren. We moeten daarbij oog houden voor mogelijke negatieve effecten, maar ook zeker de positieve effecten niet over het hoofd zien.
Roel van Steensel is hoogleraar Leesgedrag aan de Vrije Universiteit Amsterdam en hoogleraar Lezen en Onderwijs aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Romina de Lima-van Gent doet aan de Erasmus Universiteit (promotie-)onderzoek naar ouder-kindprogramma’s gericht op taalontwikkeling van kinderen van laagopgeleide ouders.
Foto: Julia M Cameron via Pexels.com