Discriminatie bij de politie voltrekt zich in xenofobisch klimaat

Antropoloog Paul Mutsaers concludeert in zijn proefschrift ‘A Public Anthropology of Policing’ ten onrechte dat ontbureaucratisering van de politie-organisatie leidt tot discriminatie, vindt Hans Siebers. Mutsaers licht de bevindingen van zijn onderzoek nog eens toe.

Centraal in mijn analyse staat wat ik psy-frames ben gaan noemen: psychologische kaders die agenten gebruiken om zichzelf en hun relatie met anderen, collega’s en burgers, te kunnen begrijpen. In mijn onderzoek beschrijf ik de ontwikkelingen die de opkomst van psy-frames mogelijk hebben gemaakt: het belang van persoonlijkheidskenmerken zoals authenticiteit, assertiviteit en sociabiliteit in leiderschapsprogramma’s bij de politie, de nadruk op persoonlijke ontwikkelingsplannen en persoonlijk vakmanschap, het gebruik van formele en informele psychologische testen die tevens dienen als input voor loopbaangesprekken en openhaardgesprekken waarbij de voeten op tafel gaan en agenten hun hart kunnen luchten.

Een nieuw type politieagent

Op een conferentie in Amsterdam van enkele jaren geleden beschreef de aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) verbonden politiewetenschapper John van Maanen de ‘nieuwe’ politieman als the post-organizational cop. Een type agent die niet zozeer wordt gedefinieerd door de organisatie, maar onder druk van diezelfde organisatie- wel verplicht is zich als individu te ontplooien. De onderliggende agenda is er één van vermenselijking, professionalisering en humanisering.

De opkomst van psy-frames gaat hand in hand met de ontbureaucratisering die enkele jaren geleden is ingezet door de voormalige minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten. Ontbureaucratisering moet in dat beleid ertoe leiden dat agenten zich niet verstoppen achter stapels papierwerk, maar als bekwame professionals op straat opereren. In mijn proefschrift wijs ik op een aantal bijeffecten van deze psychologisering en ontbureaucratisering.

Gebrek aan sociologische inbeelding speelt politie parten

Om de bijeffecten te verhelderen is het van belang de twee door mij gehanteerde dimensies van bureaucratisering kort toe te lichten. Ze zijn gebaseerd op het onderscheid dat Jannis Kallinikos maakt, in zijn artikel The Social Foundations of the Bureaucratic Order), tussen primaire en secundaire aspecten van de bureaucratie. Het aanvalsplan bureaucratie van Opstelten is in principe gericht op de secundaire aspecten: papierwerk, redtape, administratieve last. Tijdens mijn veldwerk bij de politie - tussen 2008 en 2013 – is me echter opgevallen dat ook de primaire aspecten van de bureaucratie zijn gaan wankelen: sterk leiderschap, scheiding van persoon en ambt en duidelijk afgebakende taken. Mijn proefschrift geeft een beschrijving van de gevolgen van deze ontbureaucratisering. Laat me er enkele beschrijven.

Door de huidige nadruk op de persoonlijkheid van agenten en de bijbehorende dominantie van de psychologie in het diversiteitsdenken bij de politie, is de politieorganisatie onvoldoende in staat om gerelateerde problemen als discriminatie en racisme als systeemproblemen te begrijpen. Wat we nu zien zou door C. Wright Mills beschreven worden als ‘psychologisme’: het gebrek aan sociologische inbeelding waardoor ‘private troubles’ niet meer begrepen worden als ‘public issues.’

Op de eerdergenoemde conferentie in Amsterdam hield ik een presentatie over een artikel dat later werd gepubliceerd in Anthropology of Work Review en nu in mijn proefschrift A Public Anthropology of Policing is terug te vinden is als hoofdstuk 8, Greedy Institutions. In de onderhavige tekst beschrijf ik de loopbaanontwikkelingen van Fehim, een Turks-Nederlandse hoofdagent. Doordat de organisatie systematisch gebruik maakte van identiteitsvoorschriften en persoonlijkheidskenmerken, ondervond Fehim structurele discriminatie. Steeds wanneer het moment was aangebroken om tot brigadier bevorderd te worden, kreeg hij te horen dat hij niet ‘sprankelend’ of niet ‘ondernemend’ genoeg zou zijn. Als hij dan verduidelijking vroeg over deze in essentie subjectieve oordelen, bleef verheldering uit.

Mijn onderzoek staat vol van dergelijke voorbeelden. Ook in de reacties van de leidinggevenden zien we de effecten van ontbureaucratisering: de top kiest niet voor bureaucratische interventies - directief, verticaal en in lijn met de wet: Artikel 1 - , maar voor postbureaucratische interventies, te weten praatsessies, bemiddeling, coaching en counseling. Hierdoor voelen slachtoffers van discriminatie zich vaak aan hun lot overgelaten. Zij voelen de impact van het nieuw realistisch discourse over de multiculturele samenleving (Baukje Prins) dat de organisatie is binnengedrongen en dat individuen motiveert het achterste van hun tong te laten zien. De organisatie staat bijvoorbeeld toe dat er krantenartikelen in de kantine hangen waarin wordt opgeroepen tot massale verdrijving van migranten. Sommigen besluiten niet deel te nemen aan het debat en krijgen op basis van dezelfde persoonlijkheidsvoorschriften te horen dat ze dan beter kunnen opstappen.

Discriminatie bij de politie voltrekt zich in xenofobisch klimaat

Dan de afbakening van taken. Ik doel hiermee niet zozeer op de gevaren die gepaard gaan met preventief politiewerk en de vaagheden die daarbij horen, zie bijvoorbeeld het Amnesty rapport, waarin wordt gewezen op de risico’s van proactief politieoptreden voor mensenrechten. Het gaat me meer om de afbakening van politionele en justitiële taken en het voorkomen van een veralgemenisering van deze taken in de samenleving. In een artikel in The British Journal of Criminology (hoofdstuk 5 in het proefschrift: Thickening Borderlands) laat ik zien hoe het leven van een dakloze migrant uit Somalië het leven onmogelijk wordt gemaakt door een veelheid aan partijen die allen met elkaar samenwerken, waaronder politie, OM, IND, gemeente en Bemoeizorg.

De casus is te complex om in een artikel van dit formaat uit te werken (maar zie ook hier). Waar het om gaat, is dat discriminatie bij de politie zich ontwikkelt in een kader van beleid, wetgeving en politiek dat steeds migrantenvijandiger wordt en waarbij de vreemdelingenfunctie van de politie door steeds meer publieke en semipublieke organisaties op formele en informele wijze wordt uitgevoerd. Wederom zien we de consequenties van een postbureaucratische benadering: waar de bureaucratie grenzen stelt aan het instituut zien we nu juist dat grenzen overschreden worden en dat er een veralgemenisering van de politietaak plaatsvindt.

De conclusies van mijn onderzoek zijn duidelijk geformuleerd en gaan over de waarden van de bureaucratie en, gerelateerd daaraan, wat Kallinikos zou noemen de waarden van ‘non-inclusie’:

With the advent of psy-frames, police work and police officers are increasingly psychologized and boundaries between the private and the public are blurred. This does not only lead to the ‘inclusion’ of the whole personality and personal judgement of police officers at work, but also to a police force that no longer hesitates to work itself into the private lives of the public.

In mijn onderzoek wijs ik op trends die kunnen resulteren in een corrosie van het publieke karakter van de politie. Die corrosie heeft - hoe gek het ook klinkt - te maken met inclusie: inclusie van de persoonlijkheid van de agent en inclusie van een scala aan netwerkpartners met wie de politie is gaan samenwerken. Alhoewel beiden positief klinken en ook positief kunnen uitwerken, moeten we ons voldoende bewust zijn van de ongewenste bijeffecten.

Paul Mutsaers was werkzaam als onderzoeker bij de Politieacademie en als promovendus bij Tilburg University. Hij is inmiddels als postdoc onderzoeker verbonden aan de Tilburgse universiteit.