EFFECT Deradicalisering: richt je op de familie

Gewelddadige extremisten zijn een groeiend probleem. Bijna wekelijks berichten media over Syriëgangers en terugkeerders uit het Kalifaat. Daarnaast worden er aanslagen gepleegd door geradicaliseerde 'lone wolfs'. En van een andere orde: De recente rellen in Hamburg werden toegeschreven aan linkse extremisten. De overheid probeert hier een antwoord op te geven en dus schieten de deradicaliseringsinterventies over de hele wereld als paddenstoelen uit de grond. Denk aan cursussen over normen en waarden, ‘disengagement-behandelingen’, en versterkingen van het netwerk.

De wetenschappers die de effectiviteit van deze interventies onderzoeken, noemen dit 'Counter Violent Extremism programs', oftewel CVE-programma's. CVE-programma's zijn er in vele soorten en maten, net als de onderzoeken daarnaar. Amy-Jane Gielen onderzoekt sinds 2007 radicalisering en antiradicaliseringsbeleid en maakte een overzicht van alle wetenschappelijke evaluaties van CVE-interventies. Wat valt daaruit op te maken?

Gebruik van ál het onderzoek

Bij de meeste wetenschappelijke review-studies worden alleen kwantitatieve studies met cijfermatige effecten gebruikt, zodat er een conclusie getrokken kan worden over welke interventie – objectief – het meest effectief is. In het geval van CVE-interventies is er echter niet voldoende onderzoek gedaan voor zo'n traditionele review. Bovendien is het in dit veld belangrijk om naar de context te kijken.

Daarom deed Gielen een 'realistic review' waarbij ze keek naar alle CVE-interventie-evaluaties die er sinds 2001 zijn gedaan, om de vraag te beantwoorden: 'wat werkt, voor wie, in welke context, en hoe'. Ze presenteert de resultaten niet als 'A werkt niet, B wel, en C gedeeltelijk', maar besteedt aandacht aan de relevante context, het werkende mechanisme, en ze doet aanbevelingen zoals 'zorg in ieder geval voor X', 'ben je bewust van Y' en 'mechanisme Z speelt ook mee'.

Wat werkt, voor wie, in welke context en waarom?

Gielen vond 73 CVE-programma-studies, waarvan er maar 14 aangemerkt kunnen worden als effect-onderzoeken. Ze maakt onderscheid tussen verschillende typen programma's: resilience programma's (veerkracht), exit programma's, interventies voor familie- en netwerkondersteuning en tenslotte counter communication-programma's.

Weerbaarheidsinterventies

Weerbaarheidsinterventies zijn interventies voor kwetsbare individuen en risicogroepen. Voor dit soort interventies is het belangrijk dat multidisciplinaire teams ondersteuning en behandeling organiseren voor mensen die risico lopen.

Onderzoek naar de Nederlandse Diamant-methode laat zien dat het verhogen van empathie een belangrijke rol speelt bij het verminderen van op ideologie gebaseerd geweld. Uit een andere studie blijkt dat het mogelijk en werkzaam is om empathie te ontwikkelen voor slachtoffers van extremistisch geweld in het bijzonder.

Radicalisering voorkomen bij risicogroepen gaat het beste via goed onderwijs. Scholen kunnen een belangrijke rol spelen, hoewel er geen overeenstemming is over welke methode het beste werkt. In het VK prediken bepaalde scholen bijvoorbeeld de Britse waarden, al ondervindt dit ook kritiek. Het is contraproductief om eenzijdig alleen westerse waarden te doceren, zegt Gielen. Als je kritische weerbare burgers van kinderen wilt maken, moet je de waarden van verschillende groepen/culturen/religies bespreekbaar maken en daarover discussiëren.

Hoe dan ook is het belangrijk de nadruk niet te leggen op ‘wij’ en ‘zij’, net zoals een sterke dichotomie maken tussen ‘het Westen’ tegenover ‘de Islam’ niet werkt. Beter is het om concepten zoals loyaliteit, belonging (erbij horen) en duty (plicht) te promoten.

Risicogroepenbeleid kan ook een negatief effect hebben, in de vorm van stigmatisering en polarisatie van moslimgemeenschappen. Om die reden bepleiten sommige onderzoekers alle doelgroep-interventies af te schaffen. Echter, als gemeenschappen gezond zijn en in goed contact staan met politie en ondersteunende professionals, zijn ze uiterst geschikt voor het tegengaan van radicalisering en extremisme. Gemeenschappen zijn in staat om in een vroeg stadium signalen van radicalisering op te pikken, ze kunnen een veilige haven bieden om radicalisering en isolering van individuen te voorkomen.

Exit-programma's

Exit-programma's zijn een verzamelnaam voor deradicalisering, het doen stoppen van geweld (uittreden), herintegratie en rehabilitatie van extremisten. Er is niet één formule werkzaam tegen extremisme. Maatwerk is hierbij de sleutel, samen met een goede kennis van cultuur, mores, tradities, geschiedenis en wetten van een land waarin de interventie wordt uitgevoerd. Wel zijn bepaalde elementen onontbeerlijk. Waaronder het betrekken van familie, civil society en religieuze experts.

Voor exit-programma's is vooral een combinatie van disengagement en deradicalisering belangrijk. Bij aanpak van rechtsextremisten wordt er vaak te veel gefocust op praktische omstandigheden, en wordt de ideologische component vergeten. Bij de aanpak van moslimextremisten gebeurt daarentegen meestal het tegenovergestelde: daar ligt de focus vaak op normalisering, en ideologische factoren en worden emotionele factoren (vriendschap) minder in acht genomen.

Familie- en netwerkondersteuning

Families zijn een cruciale factor in de deradicalisering en uittreding van extremisten. Zij kunnen reageren op signalen en radicalisering voorkomen. Hetzelfde geldt voor leeftijdsgenoten en vrienden. Ondersteuning van dit netwerk rondom (potentiële) extremisten is een zeer effectieve preventiemethode.

In een vroeg stadium van radicalisering kunnen ouders, familie en een sociaal netwerk helpen bij het voorkomen, door een positieve sfeer te scheppen waarin extremistische ideeën besproken kunnen worden en alternatieve ideologieën worden aangereikt. Als iemand al geradicaliseerd is en naar een conflictgebied is afgereisd, kan familie contact houden en ervoor zorgen dat diegene weet dat hij/zij in een veilig gezin kan terugkeren.

Counter communication

Tenslotte zijn er ook programma's die inzetten op ‘counter communication’: het laten horen van een tegenovergestelde, alternatieve boodschap. Bijvoorbeeld via radioprogramma's. Uit onderzoek blijkt dat met 'tolerance radio' geen intensieve, abstracte overtuigingen veranderd kunnen worden, maar dat het wel kan aanzetten tot norm- en gedragsverandering. Toch blijft de aanname dat extremistische ideeën tegengegaan kunnen worden door alternatieve verhalen vooralsnog onbewezen. Ondanks dat in Afrika deze interventies deels effectief bleken, is er nog geen concreet bewijs dat alternatieve boodschappen, via bijvoorbeeld social media, ook in Europa het gewenste effect hebben.

Onnodig vaak benaderen werkt niet

Een van de eerste en belangrijkste lessen uit beleidsevaluaties is dat de effectiviteit van CVE-programma's sterk afhankelijk is van hoe ze ervaren worden. Als bepaalde groepen zich onnodig vaak benaderd ('targeted') voelen, gaat dit ten koste van de effectiviteit. Ook moet er in ieder geval aandacht besteed worden aan de grote maatschappelijke oorzaken als ook aan de individuele geschiedenissen en psychologische situaties die hebben geleid tot radicalisering.

‘Realistic review’: nuttige onderzoeksmethode

Gielen laat met deze studie zien dat een 'realistic review' een zeer nuttig type onderzoek is, zeker voor sociale problematiek waarnaar onderzoek nog volop in ontwikkeling is. Je kunt uitkomsten van onderzoeken met een totaal verschillende aard vergelijken. Van daaruit kun je beter beslissen wat voor soort vervolgonderzoek zinvol is, welke aanpakken veelbelovend zijn, wat zou kunnen werken en waarom.

Sterre ten Houte de Lange is freelance journalist.

Foto: cylonfingers (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 2507 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. ‘Families zijn een cruciale factor in de deradicalisering en uittreding van extremisten. Zij kunnen reageren op signalen en radicalisering voorkomen.’ (StHdL).

    Dit citaat moet luiden: Islam Families zijn een cruciale factor in de radicalisering en intreding van extremisten.

    Ik schrijf deze these uit in een beknopte studie van het Marokkaanse opvoedingssysteem.

    In veel Marokkaanse (Islamitische) gezinnen hier binnen gelaten, wordt structureel aan de opvoeding van jongens (A) weinig gedaan, aan dat van de meisjes (B) relatief veel. Je hoort dan ook niet veel van crimineel gedrag van de laatsten. Ze worden binnenshuis ‘bewaard’, gehoorzamen hun ouders, maar moeder heeft minder tot niets over haar eigen zoons te zeggen.

    Als nu opvoeding O een geheel vormt, mogen we in het Islamitische geval schrijven dat A (= niet opvoeding) i.v.m. B dat toch ook wél weer is en geldt daarna dat A + B = O.

    Wat wij Marokkaanse misdaad noemen, is dan grotendeels Islamitische (culturele) opvoeding. Jongens uit dat soort culturen worden al heel jong aan de straat toevertrouwd. En aan de buurtmoskee. Daar leren ze nog iets, van elkaar en van de Imam, bijv. hoe ze Jihadist kunnen, moeten enz. worden. Zo is denk ik ook de Oude van de Berg begonnen, met verwaarloosde jongens om zich heen te verzamelen. Een oude & gemoderniseerde Islamstructuur! Effectief, dodelijk. Dan voor hun resocialisatie, straf e.d. hun ouders inschakelen is zinloos of zelfs funest.

    Wij Nederlanders kunnen niet justitieel tegen dat Islamitische ‘wangedrag’ optreden. Uitgesloten. Verboden. Want wat wij misdaad noemen, is in feite hun (religieuze) cultuur, afdeling opvoeding), en daar blijven ‘we’ van af.
    In plaats van te straffen ze dan maar in Nederlandse zin te gaan heropvoeden, lijkt het aangewezen alternatief. Maar dat zal niet gebeuren, want Nederland voedt niet op, en heeft dat nooit gedaan. Getuige onze Antillen nu, Nederlands-Indië vroeger.

    Ik citeer: ‘Nederland(ers) dragen hun cultuur niet over.’ Dat is wat de Franse jurist G. H. Bousquet in 1939 schreef. Hij had Nederlands-Indië bezocht en vastgesteld dat de Nederlanders alleen de materiële aspecten van het Westen hadden overgedragen, niet de cultuur. Trachtten de Franse ambtenaren van de inheemse bevolking ontevreden burgers te maken, de Nederlandse bestuursambtenaren poogden de ‘inlanders’ in tevreden koeien te veranderen. Uit: GRAAFF, B., – KALM TEMIDDEN VAN WOEDENDE GOLVEN | Uitg. Sdu Den Haag, 1997.

    Ik geloof dat vanaf Bouquet gemeten wij opvoedkundig nog niets zijn opgeschoten.

    Er zit niets anders op dan van ‘onze’ lastige Islamieten ‘tevreden koeien’ te maken. En als dat niet lukt, sta de hemel ons bij. Ons zelf helpen doen wij niet en deden we niet; dat is ons cultureel ontzegd. Het waren de Pruisen, de Fransen, de Amerikanen die ons uit de puree moesten halen. Welke buitenlandse macht gaat het nu doen?

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *