Ervaringsdeskundigheid moet je politiseren

Ervaringskennis in Nederland begon in de ggz, in Vlaanderen bij armoedebestrijding. Wat leert die andere historie van onze zuiderburen ons? Drie Vlaamse auteurs analyseren: mensenrechten zijn politiserend.

Hoewel elke sector zijn eigen ontwikkeling kent met een eigen inbedding van ervaringswerkers, hebben de verschillende praktijken van ervaringswerk in Nederland en Vlaanderen vooral veel met elkaar gemeen. Naast een gezamenlijke doelstelling de dagelijkse leefwereld en noden van mensen in een kwetsbare leefsituatie voor professionals begrijpbaar te maken, delen deze praktijken ook een gezamenlijke normatieve grondslag. Dit normatieve referentiekader houdt verband met het streven naar de realisatie van een meer menswaardige zorgverlening, gesteund op de principes van democratische besluitvorming. Deze uitgangspunten zijn ook gelegen in het referentiekader van de mensenrechten, die een politiserend instrument kunnen zijn voor het inzetten van ervaringskennis.

Cliënten als objecten van zorgverlening

De eerste praktijken van ervaringswerk zien het licht in de jaren zeventig. Ze ontstonden vanuit een kritiek op overgeprofessionaliseerde zorgpraktijken die voornamelijk aangestuurd werden vanuit professionele logica’s. De zorgverlening was hierdoor niet enkel sterk gekleurd door een zekere vorm van paternalisme, met professionals die wel wisten wat goed was voor hun cliënten en waarbij cliënten werden gezien als objecten van zorgverlening. De zorgverlening werd ook sterk gekarakteriseerd door een hoge mate van bureaucratisering, een tendens die later werd versterkt door logica’s van managerialisme en new public management. Logica’s die de zorg tot op vandaag sterk in haar greep houden.

Als kritiek op deze ontwikkelingen werd gesteld dat zorgverlening onvoldoende aansloot bij de leefwereld en concrete vragen en noden van mensen in een kwetsbare leefsituatie. Deze kritiek werd vertaald in een claim voor de erkenning van een recht op zelfbeschikking, waarbij het toenemende belang van het mede-actorschap van cliënten op de agenda kwam. Mensenrechten en ervaringskennis raken elkaar dus vanuit een historisch gedeeld streven naar emancipatie in de zorgverlening waarbij participatie, medezeggenschap en democratische besluitvorming met egalitaire machtsverhoudingen de nieuwe ordewoorden worden.

Streven naar een gedeelde kennisconstructie

In het streven naar meer egalitaire zorgverhoudingen worden mensenrechten gezien als een instrument om ongelijke machtsrelaties tussen cliënt en hulpverlener in beeld te brengen en mee te beïnvloeden door de cliënt zelf. Cliënten zijn immers geen passieve objecten van zorg. Zij geven zorgverlening actief mee vorm en zijn dus subjecten van zorgverlening die deelnemen aan de kennisconstructie over sociale problemen zoals armoede, geestelijke gezondheid, stigmatisering en opvoedingskwesties. Inzetten op ervaringswerk betekent dan het aanwenden van ervaringskennis om te komen tot een gedeelde kennisconstructie van sociale problemen, samen met professionele kennis en wetenschappelijke kennis.

Ervaringswerkers hebben vanuit zulks een mensenrechtenbenadering een politiserende rol: zij komen op voor de perspectieven van mensen in een maatschappelijk kwetsbare leefsituatie en zetten mee in op interventies die aansluiten op de leefwereld van deze mensen. Met andere woorden: ervaringswerkers vervullen een ‘brugfunctie’ of ‘missing link’ tussen de wereld van de cliënt en die van de zorgverlening. De ‘missing link’ verwijst naar een structurele kloof tussen hulpverleners enerzijds en cliënten anderzijds. Ervaringswerkers worden daarom ingezet om de kloof tussen hulpvragers en hulpverleners te overbruggen onder de slogan Nothing about us without us. Belangrijk aandachtspunt hierbij is evenwel ervaringswerkers niet instrumenteel in te zetten waarbij ze gemotiveerd worden om zich te bewegen richting de probleemdefiniëring van de hulpverlener. De meerwaarde van ervaringswerkers ligt ’m er net in dat zij andere kennis – ervaringskennis – inbrengen dan die van de organisatie of de professionele hulpverleners.

Wanneer ervaringswerkers niet de ruimte krijgen om deze kennis te laten meewegen op de doelstellingen die de hulpverlening vooropstelt, dreigen ervaringswerkers ofwel geïsoleerd te worden van het hulpverleningsproces ofwel geïntegreerd te worden in de bestaande professionele logica’s. Dit zou een depolitiserende uitkomst zijn van het inzetten van ervaringswerkers. Wat voor cliënten en ervaringswerkers van betekenis is, wordt op die manier immers aan de kant geschoven. Die betekenisgeving is juist cruciaal om vorm te geven aan wat het probleem is, wie mee verantwoordelijkheid draagt en welke mogelijkheden beschikbaar zijn om het probleem om te buigen naar een gewenste situatie.

Inzetten op beleidsbeïnvloeding en collectieve belangenbehartiging

Een mensenrechtenbenadering in de zorgverlening streeft niet enkel naar het bevragen van de machtsrelatie op het individuele niveau, tussen cliënt en hulpverlener. Minstens even belangrijk is het om deze machtspraktijk te bevragen en om te buigen op structureel niveau. De relevantie van mensenrechten voor het sociale domein wordt juist gezien in het bestrijden van structureel ongelijke verhoudingen in de samenleving. Vandaar dat praktijken van ervaringswerk vanuit een mensenrechtenbenadering niet enkel relevant mogen zijn op het individuele niveau.

Ervaringskennis dient evenzeer ingezet te worden op structureel niveau, in het publieke debat over de vraag wat goede en kwaliteitsvolle zorg is en onder welke voorwaarden deze zorg vorm kan worden gegeven. Of de vraag hoe mensen in een kwetsbare leefsituatie volwaardig burger kunnen zijn in een samenleving en wat dit vraagt van de verschillende actoren. Cliënten in de zorgverlening bevinden zich vaak in een maatschappelijk precaire positie waarbij ze worden geconfronteerd met een cumulatie van sociale uitsluitingsprocessen. Als gevolg hiervan worden zij vaak niet als volwaardige burgers erkend en kunnen ze ook niet ten volle deelnemen aan de samenleving.

Praktijken van ervaringswerk moeten daarom inzetten op beleidsbeïnvloeding en collectieve belangenbehartiging om mee deze structurele kloven te overbruggen en uiteindelijk bij te dragen aan de realisatie van grondrechten en het volwaardig deel uitmaken van de samenleving. Ook hier schuilt het gevaar van depolitisering om de hoek. Lokale beleidsparticipatieve trajecten kunnen de vorm krijgen van windowdressing eerder gericht op het eigen politiek gewin dan wel op het ter harte nemen van de bezorgdheden van mensen in armoede.

Geen verdeelde visie op zorgverlening, maar een gedeelde visie

Betekent het erkennen van het belang van ervaringskennis nu dat deze ervaringskennis belangrijker wordt dan professionele kennis? Geenszins. Een eenzijdige focus op ervaringskennis in het vormgeven aan kwaliteitsvolle en menswaardige zorgverlening kan evengoed resulteren in een vorm van depolitisering. Wanneer ervaringskennis meer gewaardeerd wordt dan professionele kennis ontstaat er evengoed een onevenwicht in de machtsbalans van kennisconstructie bij sociale problemen. Het risico bestaat dan dat voorbij wordt gegaan aan de waarde die professionele kennis kan hebben in de realisatie van kwaliteitsvolle zorg.

Daarom is het van belang naar praktijken van ervaringswerk te kijken vanuit een gedeelde visie op zorgverlening in plaats van een verdeelde visie. In een gedeelde visie worden ervaringskennis en professionele kennis in cocreatie vormgegeven. Cocreatie begrijpen we als het proces van gemeenschappelijke dialoog waarbij gestreefd wordt naar het verbinden van verschillende vormen van ervaring, kennis en deskundigheid, in een gedeelde verantwoordelijkheid, met als doel de realisatie van menswaardige zorgverlening in een rechtvaardige samenleving.

Bestaande vormingsinitiatieven voor ervaringsdeskundigen houden het onderscheid tussen ervaringskennis en professionele kennis vaak mee in stand. Inzetten op ontmoeting tussen professionals en ervaringswerkers, ook in opleidingen, vormt dan ook een belangrijke uitdaging in het sociale domein, willen we het streven van een menswaardige en rechtvaardige zorg realiseren.

Tijs Van Steenberghe en Didier Reynaert zijn verbonden aan de vakgroep Sociaal Werk en het Expertisecentrum E-QUAL van de faculteit Mens en Welzijn, Hogeschool Gent. Jessica De Maeyer is verbonden aan de vakgroep Orthopedagogie en is coördinator van het Expertisecentrum E-QUAL van de faculteit Mens en Welzijn, Hogeschool Gent.

Dit artikel verscheen in het zomernummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

Foto: DFID - UK Department for International Development (Flickr Creative Commons)