Europa: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald

Jos de Mul vreest dat het voorstel van Jürgen Habermas voor een ‘dubbele soevereiniteit’ van Europese burgers spanningen zal oproepen. We moeten voorkomen dat de culturele rijkdom van Europa opgeofferd wordt aan een neoliberale superstaat.

Net als Habermas hou ik van Europa. Een decennium na het einde van de Tweede Europese Burgeroorlog (WO II) geboren, had ik het geluk op te groeien in een democratische en vreedzame welvaartstaat, die mij in staat stelde de culturele rijkdom van Europa te genieten en te waarderen. Die liefde is alleen maar gegroeid gedurende de periode dat ik in de Verenigde Staten en China woonde en werkte, en ik me voor het eerst ten volle realiseerde dat ik behalve Nederlander ook Europeaan ben. Tegelijkertijd blijft Europa een mythisch fenomeen. Zelfs de meest basale vragen – Wat is Europa? Waar is Europa? Wanneer is Europa? en, in het bijzonder sinds de eurocrisis die de liefde voor Europa bij velen deed verkoelen, Waarom Europa? - zijn niet simpel te beantwoorden. Slechts één ding lijkt boven elke twijfel verheven: in de kern is Europa een moderne versie van de klassieke Atheense democratie. Tegelijkertijd is echter duidelijk dat de Europese democratie én de verworvenheden van de welvaartsstaat stevig onder druk staan. De oorzaak daarvan is een nauwelijks door de Europese natiestaten gecontroleerde, neoliberale markteconomie.

Serieuze bedenkingen over de oplossingen van Habermas

Habermas stelt in zijn lezing terecht vast dat de eurocrisis heeft geresulteerd in een substantiële versterking van de uitvoerende machten van de Europese Unie – de Europese Commissie, de Eurogroep van de Europese Raad en de Europese Centrale Bank - ten koste van de controlerende machten: het Europarlement en de nationale volksvertegenwoordigingen van de lidstaten. Nooit eerder werden democratisch gekozen regeringen zo achteloos vervangen door bondgenoten van de neoliberale markteconomie dan in het geval van Mario Monte in Italië en Luka Papadimos in Griekenland. Ook ben ik het met Habermas eens dat de commercialisering en fragmentatie van de publieke ruimte heeft bijgedragen aan het democratisch tekort van het huidige Europa.

Hoewel ik Habermas’ analyse, dat de EU aanzienlijk aan normatieve en democratische legitimiteit heeft ingeboet, deel, heb ik serieuze bedenkingen bij de door hem voorgestelde oplossing van dit probleem. Het democratisch tekort zou volgens Habermas opgeheven kunnen worden door versterking van het Europarlement in combinatie met de oprichting van Europese politieke partijen voor Europese verkiezingen en de toekenning van een dubbele soevereiniteit aan Europeanen.

De kern van Habermas’ experiment ligt in een freudiaanse ‘Ik-splijting’ van het politieke subject. Hij stelt voor dat wij weliswaar burgers van Europa moeten worden, maar tegelijkertijd deel moeten blijven uitmaken van de nationale volkssoevereiniteit. De vooronderstelling daarbij is dat daardoor de vrees van Eurosceptici ter linker en rechterzijde, dat Europa zal verworden tot ‘het Monster van Brussel’, een Europese superstaat, zal worden weggenomen, omdat de afzonderlijke natiestaten de garantie vormen dat de nationale verworvenheden op het gebied van vrijheid en rechtvaardigheid voor Europa behouden zullen blijven. Tegelijkertijd zou de transformatie van de EU in een transnationale democratie het huidige democratische deficit in de Unie opheffen, en het evenwicht tussen de uitvoerende en controlerende macht herstellen.

Ik vraag mij af of Habermas' oplossing realistisch en wenselijk is. Laat ik mijn twijfel toelichten door er enkele kritische kanttekeningen bij te plaatsen vanuit het perspectief van respectievelijk de Europese natiestaten, de Europese bevolkingen, en de Europese Unie.

De hardnekkigheid van de natiestaat

In het algemeen kun je je afvragen hoe realistisch het is om te verwachten dat de lidstaten zullen instemmen met de overdracht van een substantieel deel van hun macht en bevoegdheden naar een supranationale polis. Vooral nu een aantal lidstaten, met name Engeland en Nederland, juist de omgekeerde richting is ingeslagen en naar Europa gedelegeerde verantwoordelijkheden terug wil halen. In ‘Een pact vóór of tegen Europa’ (2011) stelt Habermas dat deze politiek wordt gemotiveerd door ‘een op opinieonderzoek gebaseerd machtspragmatisme dat alle normatieve bindingen heeft afgeworpen’. Habermas roept politieke partijen op meer moeite te doen om ‘het eerlijke verhaal te vertellen’ en de kiezers uit te leggen wat er in afgelegen oorden als Brussel en Straatsburg gebeurt.

Gebrek aan enthousiasme voor Europa komt niet voort uit onwetendheid

Als we echter goed kijken naar het massieve verzet tegen Europa, onder meer tot uiting komend in het groeiende populisme en het electorale succes van de euro-sceptische partijen, dan is het duidelijk dat het gebrek aan enthousiasme voor Europa niet te wijten is aan onwetendheid. Integendeel, de burgers weten donders goed wat er in die verafgelegen oorden gebeurt. Europeanisering houdt namelijk eenwording in, via een autoritaire effectuering van een kapitalistische monocultuur.

Zoals Wolfgang Streeck heeft beargumenteerd in zijn boek Gekaufte Zeit: die vertagte Krise des demokratischen Kapitalismus (2013) is de munteenheid alles behalve een vehikel gebleken voor een grotere eenwording van Europese volkeren. Integendeel, Europa is in de laatste 50 jaar nog nooit zo verdeeld geweest.

Gelet op die verdeeldheid is het weinig realistisch om ethische verplichtingen en burgerlijke solidariteit op Europees niveau te verwachten. De door Habermas voorgestelde Ik-splitsing van het politieke subject zal veeleer leiden tot een tragische spanning tussen nationale en Europese solidariteit. Politieke neurosen zijn dan nooit ver weg. Bovendien worden neoliberale samenlevingen door nog een andere, de solidariteit ondermijnende Ik-splitsing gekenmerkt: die tussen de burger en de consument.

De keerzijden van een confederaal Europa

Daarmee komen we terug op het argument van Habermas dat een dubbele soevereiniteit kan voorkomen dat de EU een federalistische natiestaat wordt. In ‘Why Europe needs a constitution’ (2001) spreekt Habermas van het ontstaan van een nieuwe politieke vorm, tussen een confederatie en federatie in. Ofwel, ‘een associatie van soevereine staten die hun soevereiniteit slechts op een beperkt aantal gebieden en slechts in beperkte mate afstaan en die er niet naar streeft haar macht op dezelfde directe wijze als nationale staten over de individuen uit te oefenen’. En in zijn essay Zur Verfassung Europas (2011) noemt Habermas deze nieuwe politieke vorm ‘een federatie zonder staat’. Met het oog op het scheppen van een balans tussen de nationale en supranationale soevereiniteit lijkt het evenwel onvermijdelijk dat de EU die Habermas voor ogen heeft het karakter aanneemt van een confederatie. Er is immers in zijn voorstel sprake van een (beperkte) overdracht van bevoegdheden, maar anders dan in een federatie hebben de lidstaten te allen tijde het recht om de EU te verlaten.

Vanuit een historisch perspectief bekeken, zijn confederaties altijd een overgangsstadium gebleken, hetzij naar unificatie of federalisering (voorbeelden zijn de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden, Duitsland en de VS), dan wel naar desintegratie (de confederatie van Servië en Montenegro tussen 2003 en 2006). Dat roept de vraag op of een confederatie volgens Habermasiaans recept werkelijk een duurzame constellatie zou opleveren, of net als haar voorgangers een overgangsstadium zal blijken te zijn op weg naar totale unificatie of desintegratie.

Maar zelfs wanneer er op magische wijze een duurzame supranationale Europese democratie zou ontstaan, blijft de vraag of dit tot een herstel van de uitvoerende en controlerende macht zou leiden of de onevenwichtigheid die mede is veroorzaakt door de monetaire eenwording zal consolideren. Kan een supranationale Europese democratie de politieke cultuur in de Europese lidstaten werkelijk uit het slop halen en de verworvenheden van de welvaartsstaat redden?

De eerder geciteerde Wolfgang Streeck zei onlangs in het tijdschrift Constellations dat we niet kunnen spreken over de toekomst van democratie in Europa of elders zonder te spreken over het kapitalisme. Volgens Streeck kunnen neoliberaal kapitalisme en electoraal liberalisme alleen vreedzaam samen gaan als de democratie wordt ontdaan van haar vermogen politiek te interveniëren in het vrije spel van marktkrachten. Dit leidt ergo tot het tragische vermoeden dat de oplossing die Habermas voorstelt het democratisch tekort eerder zal vergroten dan verkleinen. Er is evenwel een troost: we kunnen nog terug met het politieke project Europa. En dat zouden we zeker moeten overwegen, indachtig het spreekwoord: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Niemand heeft dat beter begrepen dan de zestiende-eeuwse humanist Michel de Montaigne, toen hij schreef dat hij voor zijn overtuigingen bereid was tot aan de brandstapel te gaan, maar beslist geen stap verder.

Jos de Mul is hoogleraar filosofie van Mens en Cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Over het idee van Europa schreef hij onder meer in de boeken Paniek in de Polder. Polytiek en populisme in Nederland (2011) en De domesticatie van het noodlot. De wedergeboorte van de tragedie uit de geest van de technologie (4de druk 2014). De volledige Engelse versie  van dit artikel is te lezen op: http://www.demul.nl/en/publications/select-publication-catagory/online-publications/item/1818-2014-10-10-rotterdam-transnationalizing-tragedy.

 

Dit artikel is 2199 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Jos de Mul geeft een goede analyse van het probleem: het democratisch tekort in Europa. Ik ben het voor een groot deel eens met wat hij ziet als de oorzaak van de achteruitgang van de Europese democratie én de verworvenheden van de welvaartsstaat. Behalve de neoliberale markteconomie zijn er meer oorzaken aan te wijzen, maar misschien zijn die alle wel inherent aan de toenemende macht van de zogenaamde neoliberalen. Lees: de oligarchen en dan met name de Amerikaanse oligarchen. Deze macht uit zich naar mijn idee in de toename van de controle van de media en toename van de Amerikaanse hegemonie in het algemeen.

    Ik ben van dezelfde generatie als Jos de Mul. Ik heb altijd veel geloof gehad in de waarden zoals die in Europa tot uiting kwamen. Het opkomen voor de zwakke medemens. Het opkomen voor de waarheid. Het aan de kaak stellen van onrecht. Dat zijn de waarden die ertoe doen. Twintig jaar geleden zou ik nooit hebben verwacht dat ik ooit een cynische houding zou aannemen tegenover Europa die zich nu zelfs vertaald in het niet meer naar de stembus gaan. Ik denk dat ik daarin niet de enige ben. Ik heb mijn geloof in Europa verloren. Ik geloof de gevestigde media niet meer.

    In de tijd van de Vietnamoorlog werd nog geprotesteerd. Waar is het engagement gebleven? Waar zijn de critici die destijds kritiek uitten op acties van de V.S.?

    Ten slotte ben ik het met de auteur eens dat Habermas ‘idee op zich interessant is, maar niet zal werken. Europa is te divers. Taal creëert identiteit en alhoewel de grenzen al meer dan tien jaar geleden zijn afgeschaft, merk ik onmiddellijk dat ik in Duitsland ben zodra ik de grens nog maar een meter ben gepasseerd. Politici willen de grenzen afschaffen – overigens niet uit liefde voor de Europese burger, maar als dienstbetoon aan diezelfde liberale markteconomie – grenzen zullen echter altijd bestaan. Het opheffen van een grens is een illusie.

    Ik denk dat Europa en vooral Amerika ‘orwellieert, ontdemocratiseert en eurocratiseert’. Dat betreur ik in hoge mate.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.