Wanneer er aandacht is voor precair werk, gaat het meestal over objectieve zaken als bestaansonzekerheid, minder beslissingsbevoegdheid of de minder gunstige werktijden van werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt. Minder aandacht is er voor de gedeelde ervaringen en emoties die mensen op de arbeidsmarkt hebben.
Tegenwoordig is nog slechts 3,5 procent van alle bedrijven in Nederland actief in de industrie
In de afgelopen jaren heb ik verschillende boeken geschreven over de situatie van precair werkenden in Nederland die hier zelf eigen betekenissen aan toekennen, zoals de nachtwerker. Het is jammer dat er in arbeidsmarktonderzoek zo weinig interesse is voor de verklarende kracht van emoties en betekenisverlening op het werk. Want dat is in mijn beleving nu juist zo van belang om actuele zaken als weerstand tegen technologische verandering, goedbedoelde scholingsprogramma’s en de opkomst van het populisme te begrijpen.
Beroepstrots
Tegenwoordig is nog slechts 3,5 procent van alle bedrijven in Nederland actief in de industrie. Hoewel het salaris van de (overgebleven) fabriekswerker gemiddeld genomen toeneemt, is het werk in de fabriek nog altijd fysiek zwaar. Er wordt gewerkt op onregelmatige tijden en autonomie en medezeggenschap laten vaak te wensen over.
Dit beeld staat haaks op dat van fabrieksarbeiders als kwetsbare groep
Precair werk dus, maar dat neemt niet weg dat fabrieksarbeiders een hoge mate van beroepstrots hebben en onderlinge verbondenheid voelen. Gevoelens die worden toegeschreven aan de producten die zij maken, hun meestal lange en gezamenlijke arbeidsverleden, maar ook aan hun uniforme bedrijfskleding en gedeelde gebruiken.
De door mij geïnterviewde fabriekswerkers wezen bijvoorbeeld trots naar de namen en logo’s op hun bedrijfskleding. Soms zijn er tastbare rituelen zichtbaar, zoals de luide toeters in hallen die aangeven wanneer het tijd is om te schaften.
Tijdens het veldwerk voor mijn boek vertelden respondenten mij dat zij spullen verzamelen van de werkvloer, die zij vervolgens thuis als ware trofeeën uitstallen. Woorden als trots en het deel uitmaken van een groep gelijkgestemden zijn de woorden die na de gesprekken met fabriekswerkers blijven hangen. Dit beeld staat haaks op dat van fabrieksarbeiders als kwetsbare groep.
Ook bij de landelijke politiek vindt de fabrieksarbeider nauwelijks gehoor
Sommige lezers van deze site zullen dit misschien afdoen met de opmerking dat hier sprake is van een arbeidssatisfactieparadox. Daarmee wordt bedoeld het verschijnsel dat werknemers hun verwachtingen en behoeften simpelweg naar beneden bijstellen, wanneer de situatie ernaar is (De Sitter, 1981). Als je het mij vraagt, gaat die verklaring volkomen voorbij aan de emoties en gevoelens van de fabrieksarbeider. Ze doet hem geen recht.
Onbehagen
Ondanks alle trots en vakmanschap op de fabrieksvloer is er naast de voortdurende onzekerheid over de toekomst van hun werk, nog iets anders wat de fabrieksarbeider bij uitstek bezighoudt: zijn gevoel onvoldoende gehoord en gezien te worden door anderen.
Uit meerdere onderzoeken waarin beroepen op hun maatschappelijke status worden gerangschikt, komt naar voren dat fabriekswerk over het algemeen niet het hoogste wordt gewaardeerd door de samenleving. Hetzelfde geldt volgens mijn respondenten ook voor de verhoudingen binnen bedrijven. Het werk van de fabrieksarbeider wordt in zijn eigen beleving te weinig gewaardeerd en gezien.
Ook bij de landelijke politiek vindt de fabrieksarbeider nauwelijks gehoor. Nota bene Frans Timmermans deed de fabrieksarbeider in een landelijk dagblad af als archaïsch. De opmerking van de Groen Links/PvdA-voorman past in een trend waarin politici steeds meer lijken op te komen voor de theoretisch geschoolde stedelijke elite, voor de middenklassers óf voor platformbezorgers en subgroepen van kleine zelfstandigen.
Breed cultureel onbehagen uit zich in soms felle weerstand tegen technologische verandering en goedbedoelde scholingstrajecten
Dat de fabrieksarbeider uit het politieke en maatschappelijke zicht is verdwenen, dat zijn beroepstrots wordt genegeerd, leidt tot breed cultureel onbehagen. Een die zich uit in soms felle weerstand tegen zaken als technologische verandering, goedbedoelde scholingstrajecten. Maar ook gestalte krijgend in een toenemende voorkeur voor populistische politiek. Een ontwikkeling die de economische vooruitgang schaadt en tot maatschappelijke onrust leidt. Het aantal stakingen en demonstraties in ons land is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen.
Niks precair
Kan het anders? Jazeker. Enerzijds door, en niet alleen in arbeidsmarktonderzoek, emoties en gevoelens óók te beschouwen als serieuze feiten en anderzijds door de werkvloer te democratiseren.
Wil je fabrieksarbeiders mobiliseren en enthousiast maken, doe dan een appel op hun beroepstrots
Wil je fabrieksarbeiders mobiliseren en enthousiast maken, doe dan een appel op hun beroepstrots. Stop ermee om mensen te wijzen op hun positie op de arbeidsmarkt. Maak liever gezamenlijk afspraken over hoe nieuwe technologie in het arbeidsproces kan worden ingezet, bijvoorbeeld via de inzet van brede medezeggenschapsteams. Ook valt er iets te zeggen voor een verdere verhoging van het minimumloon, of om fabrieksarbeiders deeleigenaar te maken van een onderneming - met inbegrip van de bijbehorende zeggenschapsrechten.
Tot slot zouden we meer gebruik kunnen maken van de aanwezige ervaringskennis van werknemers bij de opzet en uitwerking van nieuwe vormen van scholingsbeleid.
Hoe het ook zij, het lijkt me meer dan ooit op zijn plaats om niet langer onze neus op te halen voor de dagelijkse leefwereld en de gevoelens van precair werkenden en ze een serieuze stem te geven op de werkvloer en in beleids- en besluitvorming die ze bij uitstek aangaan. En dan niet op basis van precariteit, maar door nadruk te leggen op hun vakmanschap en trots.
Fabian Dekker is arbeidssocioloog en auteur van het boek ‘Fabriekswerk. Over de vergeten arbeidersklasse.’ Hij is ook projectleider en senior onderzoeker SEOR, Kroonlid Sociaal-Economische Raad. Dekker was een van de sprekers tijdens de Nacht van de Sociologie op 8 november 2024.
Foto: Nestlé (Flickr Creative Commons)