Geluksstofje maakt mensen onvriendelijker

Het ‘geluksstofje’ serotonine verbetert weliswaar de stemming, maar sommige mensen worden er ook onvriendelijker van. Wat betekent dit geheel onverwachte gedrag van sarcasme en gevit voor de serotinegebruiker en z’n huisgenoten?

We praten graag met mensen die ons energie geven, die ons een goed gevoel geven. Maar hoe zit dat met die collega die altijd negatief is en kritiek heeft op anderen? Je kunt je voorstellen dat terugkerende negatieve sociale contacten na verloop van tijd je humeur, en dat van anderen, kunnen verslechteren. Het kan leiden tot stress in relaties met anderen, minder steun van anderen, eenzaamheid en uiteindelijk zelfs bijdragen aan het ontstaan of in stand houden van een depressie.

Ze praten langzaam en met veel negatieve woorden

Mensen met een depressie hebben vaak problemen in het aangaan en onderhouden van sociale relaties. Ze ervaren weinig controle over hun sociale leven. Zij tonen vaak minder empathie (Schreiter et al., 2013), waardoor ze in gesprekken mogelijk minder begrip hebben voor de gevoelens van anderen. Bovendien hebben depressieve mensen de neiging om weinig positief sociaal gedrag te vertonen. Ze praten bijvoorbeeld langzaam en met veel negatieve woorden. Dergelijk gedrag kan ervoor zorgen dat depressieve mensen minder positieve reacties uit hun sociale omgeving krijgen (Segrin, 2000). Daarnaast laten studies zien dat ze in gesprekken andermans houdingen en bewegingen minder nabootsen dan niet-depressieve personen, terwijl dat een pro-sociale functie heeft.

Tijdelijk wat minder heeft weinig effect

Alle soorten van gedrag, inclusief sociaal gedrag, worden gereguleerd door stofjes en processen in de hersenen. Tijdens mijn promotieonderzoek bestudeerde ik hoe een van deze stoffen, serotonine, sociaal gedrag en stemming reguleert bij mensen met een verhoogd risico op depressie. Depressie wordt vaak geassocieerd met een verlaagde beschikbaarheid van serotonine. De stof maakt de verwerking van sociale en emotionele informatie mogelijk (Albert et al., 2012). Vermindering ervan kan een negatief effect hebben op hoe we ons gedragen en voelen in contacten met anderen. Omgekeerd zou een toename van serotonine een positieve uitwerking op sociale interacties moeten hebben.

Uit mijn promotieonderzoek kwam echter naar voren dat een tijdelijke daling van serotonine in de hersenen, van vijf à zeven uur, weinig invloed heeft op empathie, mimiek en spraak (Hogenelst et al., 2015b; Hogenelst et al, 2016). Deelnemers aan het onderzoek met en zonder verhoogd risico op depressie lieten vergelijkbare resultaten zien. Daarmee leek het erop dat sociaal gedrag niet gemakkelijk verandert als gevolg van afnemende serotonine en dat dit niet afhangt van een risico op depressie.

Onvriendelijker met serotonine

Daarentegen bleek een meerdaagse verhoging van serotonine wel effect te hebben op sociaal gedrag (Hogenelst et al., 2015a). In eerder onderzoek met zeer prikkelbare personen met een verhoogd risico op depressie, leidde de toename van serotonine tot verminderde onvriendelijkheid, meer vriendelijkheid en een verbeterde stemming (aan het Rot et al., 2006). Ik verwachtte soortgelijke resultaten in mijn onderzoek. En inderdaad, de stemming van de deelnemers verbeterde. Onverwachts echter, werden ze ook minder vriendelijk en meer onvriendelijk. Deelnemers hadden bijvoorbeeld meer kritiek op anderen, zeiden eerder dat ze het niet met de ander eens waren, negeerden vaker andermans opmerkingen, en waren meer sarcastisch. Deze effecten op het gedrag werden alleen waargenomen tijdens interacties thuis, waarvan de meeste interacties met partners zijn.

Meer stress en ruzie in huis

Een mogelijke verklaring voor een toename van onvriendelijk gedrag kan zijn dat sommige mensen, wanneer hun serotonine wordt verhoogd, beter voor zichzelf kunnen opkomen, iets wat voor depressieve mensen moeilijk is. Wanneer men meer voor zichzelf opkomt kan dit de stemming positief beïnvloeden. Maar, een toename van onvriendelijk gedrag kan ook meer onvriendelijk gedrag bij anderen uitlokken en dat kan weer zorgen voor meer stress en ruzie. Wat de resultaten van dit onderzoek betekenen voor depressieve mensen die serotonine gebruiken is dus nog onduidelijk. De onverwachte resultaten vragen in ieder geval om nader onderzoek bij mensen met (risico op) depressie en hun partners: hoe wordt sociaal gedrag van depressieve mensen en daarmee hun omgeving beïnvloed door deze medicijnen?

Koen Hogenelst werkt als onderzoeker bij TNO, waar hij onderzoek doet naar stress op het werk en de relatie tussen voeding en (geestelijke) gezondheid. Dit artikel is gebaseerd op zijn proefschrift ‘Serotonin manipulations and social behavior: Studies in individuals at familial risk for depression’, RUG, 2016. 

Referenties:

Aan het Rot, M., Moskowitz, D. S., Pinard, G., & Young, S. N. (2006). Social behaviour and mood in everyday life: The effects of tryptophan in quarrelsome individuals. Journal of Psychiatry & Neuroscience, 31(4), 253-262.

Albert, P. R., Benkelfat, C., & Descarries, L. (2012). The neurobiology of depression–revisiting the serotonin hypothesis. I. cellular and molecular mechanisms. Philosophical Transactions of the Royal Society of London. Series B, Biological Sciences, 367(1601), 2378-2381.

Hogenelst, K., Schoevers, R. A., & aan het Rot, M. (2015a). The effects of tryptophan on everyday interpersonal encounters and social cognitions in individuals with a family history of depression. International Journal of Neuropsychopharmacology 18(8), pyv012.

Hogenelst, K., Schoevers, R.A., Kema, I.P., Sweep, F.C., aan het Rot, M. (2015b). Empathic accuracy and oxytocin after tryptophan depletion in adults at risk for depression. Psychopharmacology, in press.

Hogenelst, K., Sarampalis, A., Leander, N.P., Müller, B.C.N., Schoevers, R.A., aan het Rot, M. (2016). The effects of acute tryptophan depletion on speech and behavioural mimicry in individuals at familial risk for depression. Journal of Psychopharmacology, in press.

Schreiter, S., Pijnenborg, G. H., & aan het Rot, M. (2013). Empathy in adults with clinical or sub-clinical depressive symptoms. Journal of Affective Disorders, 150(1), 1-16.

Segrin, C. (2000). Social skills deficits associated with depression. Clinical Psychology Review, 20(3), 379-403.

 

Foto: Dave Fayram (Flickr Creative Commons)