Hoe tevreden zijn ‘gedwongen’ zzp’ers?

Er wordt veel gesproken over mensen die door hun baas of hun slechte positie op de arbeidsmarkt ‘gedwongen’ als zelfstandige aan de slag gaan. Deze groep – bijna één op de tien zzp’ers – ervaart een mindere kwaliteit van arbeid dan zelfstandigen die startten vanuit positieve motieven, blijkt uit nieuw onderzoek van TNO en het CBS. Maar al met al zijn ze niet ontevreden.

De startmotieven van mensen die als zelfstandig ondernemer gaan werken, lopen uiteen (Van der Torre & Janssen, 2015). Eén groep krijgt in de media en politiek veel aandacht: de zogenoemde ‘gedwongen’ zelfstandigen. Enerzijds wordt er wel gesproken van ‘dwang’ als een werkgever overgaat tot gedwongen ontslag van een werknemer om die persoon vervolgens als zelfstandige opnieuw in te zetten. Anderzijds kan ook de arbeidsmarktsituatie iemand als het ware ‘dwingen’ om zelfstandige te worden, bijvoorbeeld omdat het niet lukt om een geschikte baan als werknemer te vinden.

Het is te verwachten dat ‘gedwongen’ zelfstandigen minder tevreden zijn met hun werksituatie dan personen die vanuit positieve overwegingen hebben gekozen voor het zelfstandig ondernemerschap. Tot nu toe is er echter weinig onderzoek gedaan naar de mate waarin ‘gedwongen’ zelfstandigen ontevreden zijn met hun werksituatie en slechte kwaliteit van arbeid ervaren.

Vergelijkend onderzoek

Voor ons vergelijkende onderzoek gebruikten we gegevens uit de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) van TNO en CBS. De ZEA is een representatief onderzoek waaraan in 2015 bijna 4.000 zelfstandig ondernemers zonder personeel deelnamen. In de enquête is onder andere gevraagd naar startmotieven, tevredenheid en de kwaliteit van arbeid.

Van alle zelfstandig ondernemers zonder personeel blijkt 9 procent vanwege voornamelijk negatieve redenen gestart. Deze ondernemers geven aan dat ze geen geschikte baan konden vinden als werknemer, dat ze ontslag of geen verlenging van hun contract hadden gekregen, of dat hun voormalige werkgever wilde dat ze als zelfstandige gingen werken. Het valt op dat zelfstandig ondernemers zonder personeel met overwegend negatieve motieven vaker dan ondernemers met positieve motieven ouder zijn dan 55 jaar. Ze hebben relatief vaak een pedagogisch, creatief of taalkundig beroep, bijvoorbeeld als muziekleraar, auteur of taalkundige.

Ongeveer twee derde van alle zelfstandig ondernemers zonder personeel is vanuit overwegend positieve redenen gestart. Deze mensen geven bijvoorbeeld aan dat ze op zoek waren naar een nieuwe uitdaging, altijd al zelfstandige wilden worden of zelf hun werktijden wilden bepalen. Een kwart van de zelfstandig ondernemers zonder personeel begon vanuit neutrale redenen (bijvoorbeeld omdat men is ingestapt in een familiebedrijf of omdat het beroep meestal als zelfstandige wordt uitgeoefend) of had net zoveel positieve als negatieve redenen.

De startmotieven zijn overigens retrospectief vastgesteld, waarbij wordt teruggekeken op de omstandigheden die maakten dat men als zelfstandige aan de slag is gegaan. Het is niet uitgesloten dat de rapportage over die omstandigheden is beïnvloed door de huidige werksituatie en de beleving daarvan.

Tien procent minder inkomen

Zelfstandig ondernemers met negatieve startmotieven hebben ongeveer tien procent minder inkomen dan zelfstandig ondernemers met positieve startmotieven. Ook beoordeelt een groter deel van deze groep (37 procent)hun financiële situatie als matig tot slecht (ten opzichte van 23 procent van ondernemers met positieve startmotieven).

Bij de kwaliteit van de werksituatie zijn beide groepen vergeleken op werkdruk, autonomie en burn-outklachten (werkgerelateerde psychische vermoeidheid). De verschillen in werkdruk en autonomie blijken gering, maar de zelfstandig ondernemers met negatieve startmotieven hebben wel vaker burn-outklachten: 9 procent versus 7 procent. Dat percentage is overigens wel minder dan bij werknemers, waarvan 14 procent (in 2014) burn-outklachten ervaart. De verschillen in burn-outklachten tussen ondernemers met overwegend positieve en ondernemers met negatieve motieven kunnen niet worden teruggevoerd op verschillen in werkdruk of autonomie.

De geringere werkzekerheid van ondernemers met negatieve startmotieven speelt wel een rol. Ze maken zich vaker zorgen over de toekomst van hun onderneming, achten de kans op een faillissement groter en zijn vaker ontevreden over hun mogelijkheden om voldoende opdrachten te kunnen behouden. Burn-outklachten komen vaker voor bij ondernemers die pessimistisch zijn over hun toekomst.

Tabel 1  Burn-outklachten en  zorgen over de toekomst van zelfstandig ondernemers zonder personeel, 2015

Negatieve startmotieven Positieve startmotieven
% met burn-outklachten 9 7
% dat zich zorgen maakt over de toekomst van bedrijf of onderneming 63 49
% dat aangeeft risico te lopen dat bedrijf of onderneming failliet gaat 32 26
% ontevreden met werkzekerheid (i.c. het behoud van opdrachten) 38 22

Voor alle percentages in de tabel geldt dat ze statistisch significant van elkaar verschillen (met p < ,05). Bron: CBS, TNO

Minder gezond, wel bevlogen

Een ander opvallend verschil is de ervaren gezondheid. Van de ondernemers met negatieve startmotieven geeft 22 procent aan dat de gezondheid minder dan goed is in vergelijking met 14 procent van de ondernemers met overwegend positieve startmotieven. Deels komt dit doordat ondernemers met negatieve startmotieven relatief oud zijn en ouderen zich minder gezond voelen. Maar ook als hiermee wordt rekening gehouden, blijft het verschil statistisch significant. Het aandeel is ook groter dan bij werknemers, waarvan 18 procent aangeeft dat de gezondheid minder dan goed is.

Daarnaast zijn zelfstandig ondernemers met negatieve startmotieven iets minder bevlogen in hun werk dan zelfstandig ondernemers met positieve startmotieven. Opvallend is dat ondernemers met negatieve startmotieven gemiddeld genomen toch vaak enthousiast zijn over hun werk. Ze blijken meer bevlogen dan werknemers.

Al met al niet ontevreden

Ten slotte is de tevredenheid met het werk en met de arbeidsomstandigheden vergeleken. De ondernemers met negatieve startmotieven blijken vaker ontevreden dan de ondernemers met positieve startmotieven. Ze zijn vaker ontevreden met hun werksituatie als geheel en met hun arbeidsomstandigheden. Maar al met al zijn de meeste zelfstandig ondernemers met negatieve startmotieven niet ontevreden.

Wel zijn ze vaker ontevreden met hun werk als geheel dan werknemers. Van de werknemers geeft 9 procent namelijk aan ontevreden te zijn met hun werksituatie als geheel ten opzichte van 13 procent  van de zelfstandig ondernemers met negatieve startmotieven. Verder willen ondernemers met negatieve startmotieven minder vaak dan zelfstandig ondernemers met positieve startmotieven hun carrière als zelfstandige voortzetten en ze denken er ook vaker over na om een baan als werknemer te zoeken.

Tabel 2.  Oordeel over werksituatie van zelfstandig ondernemers zonder personeel, 2015

Tevredenheid Negatieve startmotieven Positieve startmotieven
% dat (zeer) ontevreden is met werksituatie als geheel 13 5
% dat (zeer) ontevreden is met arbeidsomstandigheden 10 7
% dat, als het aan henzelf lag, over 5 jaar hun huidige werk als zelfstandige nog zou doen 75 87
% dat er in het afgelopen jaar over heeft gedacht om een (nieuwe) baan als werknemer te zoeken 43 23

Voor alle percentages in de tabel geldt dat ze statistisch significant van elkaar verschillen (met p < ,05). Bron: CBS, TNO

Geen probleemgroep

Al met al ervaren zelfstandig ondernemers zonder personeel met overwegend negatieve startmotieven op veel aspecten een slechtere kwaliteit van arbeid dan ondernemers met overwegend positieve startmotieven. Toch is het merendeel van de zelfstandigen met negatieve startmotieven niet ontevreden over hun situatie en ook niet voornemens te stoppen als zelfstandige. Ook tonen ze zich bevlogen in hun werk.

Het blijkt dus dat mensen die vanuit overwegend negatieve redenen beginnen, niet ontevreden hoeven te zijn over hun werk als zelfstandig ondernemer. En we kunnen dus ook niet concluderen dat de 9 procent van de zelfstandig ondernemers zonder personeel die vanuit negatieve overwegingen is begonnen op alle fronten een probleemgroep is als we kijken naar de kwaliteit van arbeid.

Wouter van der Torre werkt als onderzoeker bij TNO.

Henk-Jan Dirven werkt als senior statistisch onderzoeker bij het CBS.

Seth van den Bossche werkt als programmamanager bij TNO.

Dit artikel is een bewerking van: Een slechte start en dan? De werksituatie van zelfstandig ondernemers met negatieve en positieve startmotieven in het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 

 

Literatuur

Van der Torre, W., & Janssen, B.J.M. (2015). ESB Statistiek: Kiezen voor zelfstandig ondernemerschap. Economisch Statistische Berichten, 100 (4717), 525.

 

Foto: Ib Aarmo (Flickr Creative Commons)