Innovatie vergt meer durf dan nu

Nederland is op het gebied van innovatie een achterblijver geworden. Dat wringt met de politieke ambitie om bij de top-5 van de mondiale kenniseconomieën te horen. Voor een beter resultaat moeten wetenschap en bedrijfsleven meer initiatief nemen en durf tonen en niet meteen naar de overheid kijken.

Een complex systeem laat zich niet goed sturen. Vaak staan de uitkomsten haaks op de verwachtingen. Meer geld voor wetenschappelijk onderzoek leidt niet automatisch tot meer en beter resultaat. In de chemie en food & flowers, kerngebieden van het huidige innovatiebeleid, is de wetenschappelijke output de laatste jaren ondanks de  investeringen amper toegenomen. Precies het omgekeerde geldt voor de klinisch-medische wetenschappen: ze gelden niet als beleidsprioriteit maar zijn desondanks sterk gegroeid. Dit roept de vraag op of effectief onderzoeksbeleid wel mogelijk is in een complex (wetenschaps-)systeem?

Samenwerking is niet altijd nuttig
Wat er uit een complex systeem komt, hangt af van de interacties tussen de actoren, in dit geval onderzoekers, onderzoeksgroepen, instellingen en overheden. Wetenschappers weten zich over het algemeen goed aan te passen aan een veranderende omgeving. Als bij verdeling van nieuw geld, samenwerking van groot belang wordt gevonden, dan tillen zij die samenwerking ook van de grond. Zij vormen consortia en instituten, meestal met een groot aantal deelnemers. In nieuwe onderzoeksgebieden, zoals nanotechnologie en genomics, ligt het voor de hand dat naar samenwerking wordt gezocht. Meestal komt de verenigde inspanning het resultaat ten goede.

Maar er worden ook consortia gevormd waarvan het gewicht groter is dan de meerwaarde. In die gevallen is de coöperatie vooral een papieren werkelijkheid en beperkt tot de opsomming van deelnemers en projecten. Een voorbeeld hiervan is Transumo waarbinnen meer dan driehonderd organisaties met een budget van €5 miljoen per jaar in een groot aantal afzonderlijke projecten hebben samengewerkt aan onderzoek, kennisontwikkeling en inrichting van de mobiliteit in ruimtelijke, financiële, organisatorische en procedurele zin. Sturing op structuur kan kortom ook leiden tot kunstmatige structuren.

Meer initiatief van universiteiten  vereist
In de jaren negentig is de autonomie van universiteiten en publieke onderzoeksinstituten enorm vergroot. Dit is toe te juichen, want autonomie bevordert de kwaliteit van onderzoek. Het betekent ook dat de verantwoordelijkheid voor de wetenschap bij onderzoekers en onderzoeksinstellingen is komen te liggen, weg van de overheid. Niettemin kijken onderzoekers en instellingen voor vernieuwing in wetenschap en technologie nog steeds naar de overheid voor maatregelen en extra geld. Vernieuwing van loopbaanbeleid bijvoorbeeld was pas mogelijk nadat er landelijk bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een Vernieuwingsimpuls was gecreëerd, terwijl personeelsbeleid in feite een taak is van de universiteiten en kennisinstellingen zelf.

Valorisatiebeleid werd pas serieus genomen door universiteitsbesturen nadat het Innovatieplatform er druk achter zette en de overheid subsidies ging geven. Ook dit zou zonder tussenkomst van de overheid door de instellingen georganiseerd kunnen worden. Er zijn genoeg wetenschappers die uit eigen beweging naar economische en
maatschappelijke toepassingen en naar samenwerking met bedrijven zoeken. Universiteiten en kennisinstellingen moeten dat meer dan nu het geval is stimuleren. Dat vergt meer eigen initiatief, en niet alleen van de universiteiten. Ook het bedrijfsleven, dat in Nederland relatief weinig aan Research & Development besteedt, moet zelf meer verantwoordelijkheid nemen voor innovatie.

Hoe de overheid het eigen initiatief kan bevorderen
De kunst van beleid in een complexe omgeving is om de juiste prikkels te geven. De overheid stimuleert innovatie meer als ze zelf ook innovatief aanbesteedt. De Global  Competitiveness Index 2010 - 2011 – de leidraad voor de top-5 ambitie – laat zien dat Nederlandse ondernemers vinden dat de overheid onvoldoende innovatief aanbesteedt. Aanbesteding is in Nederland decentraal georganiseerd en de diverse overheden laten zich vooral door de prijs beïnvloeden. Dat vermindert de ruimte voor innovatieve investeringen in bijvoorbeeld duurzaamheid, dienstverlening en onderwijs.

Nederland kan zijn ambities om tot de top 5 van de mondiale kenniseconomieën door te dringen, alleen waarmaken door systematisch antwoord te geven op de uitdagingen van een duurzame en competitieve machtsstrijd, en dit ondanks gevolgen van de economische crisis en de bezuinigingen. Nu is het moment bij uitstek om na te denken over de fundamenten van een wetenschaps- en innovatiesysteem. En hoe onderwijs, wetenschap en innovatie daarin onlosmakelijk kunnen worden verbonden. Hiervoor is een brede discussie nodig, die over de grenzen van eigen belangen en ingenomen posities heengaat.

Edwin Horlings en Barend van der Meulen zijn als onderzoekers verbonden aan het Rathenau-instituut. Het rapport ‘Focus en Massa in het wetenschappelijk onderzoek‘ is hier te downloaden.