Nationalisme is al lang weer doodgewoon

Er was de afgelopen jaren meer nationalisme in Nederland dan Wouter Beekers doet voorkomen in zijn essay, vindt Menno Hurenkamp. Zowel in het streven naar ‘nationaal gevoel’ als in wetgeving is nationalisme al lang weer doodgewoon.

Beekers gaat in een wonderlijke hinkstapsprong door de recente geschiedenis van Nederland, om via 19e-eeuwse volksvertegenwoordigers als Domela Nieuwenhuis en Nicolas Pierson te verklaren waarom Nederland geen revolutie kende. Hij komt daarmee als vanzelf op het ‘aanbevelenswaardige’ programma van de Centrumpartij uit de jaren ’80 terecht.

Beekers stelt vervolgens: ‘Het nationalisme is een beweging geworden om rekening mee te houden.’ Allicht, maar hoe komt dat? Door Beekers’ analyse dat ‘de elite in ons land al veertig jaar lang geen antwoord [weet] te formuleren’? Of wellicht doordat iedereen elkaar al enige decennia napraat dat het tijd is voor meer nationalisme en Beekers in de rij aansluit, zonder dat op scherp staat wat we wel en niet bedoelen?

Asielquota worden al jaren besproken

Waar Beekers op kapitaliseert is het idee dat nationalisme bijzonder is en met handschoenen moet worden aangepakt, omdat er veel narigheid aan kleeft. En juist omdat er veel narigheid aan kleeft, blijft het een effectief middel om aandacht mee te genereren. Daarvoor hoef je je er niet echt in te verdiepen.

Neem het debat over een quotum voor asielzoekers. Daarover stellen dat dit ‘bespreekbaar’ moet zijn, zoals Beekers doet, lijkt een indicatie dat hij minder geïnteresseerd is in feiten dan in de aandacht die je krijgt wanneer je een ‘stevig’ standpunt neerzet. ‘Asielquota’ worden al jaren besproken. Het idee komt alleen niet zo goed uit de verf omdat er verdragen en Hongaren in de weg staan.

Twee beelden van nationalisme

Misschien is het goed twee beelden van nationalisme op te roepen - een simplificatie, maar hier hopelijk functioneel. Het streven naar emancipatie van ‘naties’ uit grotere rijken (bijvoorbeeld Oostenrijk-Hongarije of het Ottomaanse rijk) kan eventueel welwillend begrepen worden, als een poging tot emancipatie. Misschien vergelijkbaar met het soort nationalisme dat ook als antwoord op het kolonialisme klonk: de ‘verbeelde gemeenschap’ van Benedict Anderson die zich roert tegen onderdrukkers. Gewone mensen die door de moderniteit (denk aan het lezen van kranten en boeken) ontdekken dat ze een geschiedenis delen met mensen van honderd kilometer verderop. ‘Wij lijden onder dezelfde baas, laten we hem de kop afhakken.’ Er gloorde iets van hoop in door.

Maar het nationalisme dat de nadruk op contrast legde was nooit ver weg. Daarbij ging het niet om bevrijding, maar om geboortegrond en bloed en de exclusieve rechten die daarbij zouden horen. ‘Wij lijden onder vreemdelingen, laten we ze wegjagen.’ Dat is het nationalisme dat de Tweede Wereldoorlog inluidde, waar de moderniteit etnische selectie en volkerenmoord op ondenkbaar grote schaal mogelijk maakte. Die variant maakte dat we lang huiverden bij de term nationalisme: de gewone mensen moesten het maar even met andere oplossingen doen.

Die huiver is inmiddels verleden tijd, want wie twee keer kijkt naar de discussies van de afgelopen twintig jaar ziet dat we weer gewend zijn aan nationalisme, los van de precieze vorm. Er is, afgemeten aan de keren dat je de uitspraak in de krant of in de Tweede Kamer treft, niks bijzonders meer aan de claim dat ‘de natie bestaansrecht heeft’, dat de inwoners van een land ‘meer delen dan een belastingstelsel’ of dat een ‘eigen taal en cultuur iets is om trots op te zijn’.

Sinds 2002 zijn verkiezingen meebepaald door nationalisme

Sinds in 2002 het tweede kabinet-Kok viel over Srebrenica zijn de verkiezingen meebepaald door de toon en inzet waarop het nationalisme verdedigd is. Het is een onderwerp dat niet genoeg recht gedaan kan worden in een paar zinnen, maar Srebrenica is een betekenisvol keerpunt: Joegoslavië viel uiteen, de internationale gemeenschap wist niet goed wat te doen, Nederlandse soldaten gaven zich over en duizenden moslims kwamen om in de ergste genocide sinds de tweede wereldoorlog.

Min of meer sinds die tijd dacht Nederland: ‘laten we niet een gidsland maar een gewoon land zijn’. De redenering loopt ongeveer zo: we ontdoen ons van het zelfbeeld van ‘koopman en dominee’, het is genoeg geweest met de pogingen de wereld te verbeteren, we moeten aan onszelf denken, niet aan ‘Europa’ en niet aan ‘de arme landen’, maar aan de gewone man. Fortuyn gaf daar ook stem aan, maar het zou een misverstand zijn te denken dat dit keerpunt zijn verdienste was.

Ook in wetgeving kwam meer nationalisme

Het nationalisme kwam sindsdien tot uitdrukking in het streven naar ‘nationaal gevoel’, via de canon die vastgesteld werd en inmiddels al aan revisie toe is; via het nationaal museum dat sneuvelde maar weer terug van weggeweest is; via duizenden debatten in zalen en op opiniepagina’s over wat de natie is of zou moeten zijn; via zichtbaar steeds uitzinniger oranje uitdossingen bij steeds massaler bekeken amusement zoals sport en feestdagen; via terugkerende discussies over zwarte Piet, met een aanhoudende groep mensen die zich niet voor kan stellen dat ook Nederland racistische trekjes heeft.

En er kwam dus ook meer nationalisme in wetgeving tot uitdrukking, via verscherpte inburgeringseisen aan nieuwkomers, via vertraagde toegang voor nieuwkomers tot de stembus, via aangescherpte voorwaarden voor huwelijksmigratie, via toegenomen eisen aan burgerschap in het onderwijs, via verscherpte eisen voor toekenning van bijstand, via kledingvoorschriften, via verscherpte eisen voor bijdragen aan de Europese Unie, via een referendum in 2005 dat de ‘Europese grondwet’ afwees, via een referendum tien jaar later in dat de handelsassociatie met Oekraïne afwees, via een hervorming van de ambassades die kleiner en meer op het zakelijk belang gericht werden.

Het Nederlandse discours en de Nederlandse wetgeving staan zeker niet op zich. In België liep de spanning tussen Vlaanderen en Wallonië de laatste jaren op tot het punt dat het land in principe géén nationale regering heeft; Groot-Brittannië stapte uit de Europese Unie met als risico dat nu Schotland uit Groot-Brittannië stapt; Catalonië dreigt zich al jaren af te scheiden van Spanje. Er staat in al die gevallen nog lang niet vast wie profiteert en hoe. Het kan zijn dat Beekers aan het nieuwe Deense welzijnsnationalisme dacht, al ligt dat voor een ChristeUunie-denker niet voor de hand.

Milde variant van nationalisme

Allicht zijn er ook bewijzen van het tegendeel van nationalisme, maar het zijn thema’s die amper punten opleveren: de verengelsing van de universiteiten, de alsmaar toenemende reislust van steeds meer (gewone) Nederlanders, de deelname aan internationale missies in Irak en Afghanistan, het vaak onbenoemde succes van veel kinderen van immigranten.

En er is inderdaad ook nog altijd een milde interpretatie van nationalisme. Voor degenen met een sociale oriëntatie kan die eruit bestaan dat we hier een werkende verzorgingsstaat gewoon vinden. Voor degenen met een liberale oriëntatie kan die zijn dat wij vooroplopen in wetgeving die individuele vrijheid gewoon maakt, al vond de VVD het homohuwelijk lang niks om trots op te zijn en is dit nog altijd een splijtzwam in Beekers’ ChristenUnie.

Maar deze variant bestaat vooral op papier, als gematigde denkers of leiders een poging wagen ook wat over het onderwerp te zeggen. En ze volgt steevast als poging om giftig nationalisme wat te matigen, minder om hoop te bieden aan mensen die in de penarie zitten.

Wie gaat luisteren naar Beekers?

Beekers zegt zich druk te maken om polarisatie, en daarom de dialoog te zoeken. Met wie precies? In de vertogen van Baudet of Wilders draait het zelden om belangstelling. Meestal moet er afgerekend worden met anderen. De afgelopen decennia hebben we veel vormen van geweld gezien in Europa. Extremisme van moslims krijgt het kaartje dat het verdient: extremisme. Maar de handenwringende manier waarmee met geweld wordt omgesprongen door extreemrechts is ambigue.

In het afgelopen jaar sneuvelden in Duitsland negen immigranten, twee joden en een ‘multiculti’-politicus door extreemrechts. In Engeland sneuvelde Brexit-critica Jo Cox in 2016 onder het mes van een extremist. Anders Breivik citeerde Wilders en schoot in 2011 77 mensen (vooral kinderen) dood, de meesten waren lid van een sociaaldemocratische partij. Het is lastig om deze gebeurtenissen anders te zien dan als politieke moorden, ingebed in nationalistisch discours. Aan de oppervlakte is het gymnasiale gebabbel over de ‘boreale wereld’ en ‘de ontvolking’ iets om over giechelen, daaronder gist het.

Cultureel biedt nationalisme vooral agressie

Beleidsmatig is er vanuit Nederlands perspectief al flink wat meer nationalisme dan er, zeg, twintig jaar geleden was. Cultureel gezien biedt het weinig weerstand tegen agressie, tot het punt dat er slachtoffers vallen. In dat opzicht kunnen we rustig stellen dat nationalisme weer doodgewoon is. En wat er uit onze buurlanden aan inspiratie te putten valt, is op zijn best beperkt. Wie iets nieuws over nationalisme wil zeggen zou zich tot dat soort feiten moeten verhouden, en een beetje systematisch vertellen welke kwestie hoe moet worden aangepakt.

Wat te doen met het Nederlands-Europese asielbeleid, het Europese vluchtelingenbeleid of het internationale handelsbeleid? Het zou zomaar kunnen dat zowel de gewone mensen in ons land als de gewone mensen elders meer gebaat zijn bij het gestage, moeizame zoeken naar tijdelijke evenwichten tussen grote en kleine landen en mono- en multiculturele meerderheden, dat nooit zonder een beetje nationalisme kon, maar dat toch vooral de ambitie nodig heeft het om het internationaal met elkaar uit te houden.

Menno Hurenkamp is publicist en als politicoloog verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam. Later dit jaar verschijnt van hem bij Amsterdam University Press het boek ‘Gewoon. En waarom dat niet genoeg is’, geschreven met Jan Willem Duyvendak.

 

Foto: Bas Bogers (Straatfotografie.com)

Dit artikel is 4106 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Natie is modern, democratie haar stijl. Zij is naar Renan (Leiden 1886) ‘Un plébiscite de tous les jours’. Hitler heeft haar verdacht gemaakt, maar onmiddellijk na WO II gingen propter/post hele Continenten van Imperia over op Naties. (R. Emerson, From Empire to Nation, 1960).
    Het begrip Natie is een plurale tantum; er niet één Natie, maar een stelsel van Naties. Nationalisme = internationalisme (Gandhi).

    De Natie kan van haar burgers inzet van hun leven vorderen, en is de legitimiteit van deze eis een conditie van haar bestaan’. Dit vergt van haar burgers een nationale loyaliteit waarvan niet-nakoming landverraad heet.
    Deze buitengewone aanhankelijkheid na verloop van soms eeuwen met schade en schande gekweekt, wordt nu door Massa-Immigratie (MI) uitgedaagd. Van de meeste Immigranten – eufemistisch: ‘vluchtelingen’ – kan cultureel gemiddeld het opbrengen van die definiërende loyaliteit niet worden verwacht: nu niet, voorlopig niet, nooit. En we zien dat des te sneller in beseffend dat wat ‘massa-immigratie’ wordt genoemd een eufemisme van de waarheid is: Volksverhuizingen. En dan te bedenken dat die nog in hun kinderschoenen staan.

    Naties komen en gaan. Ze worden meestal door (‘Blut und Eisen’; Bismarck) gevormd, en vergaan ongeveer op dezelfde wijzen. Misschien zijn wij nu aan de beurt. Globalisten & Kosmopolieten verheugen zich, en veel reden tot klagen heeft niemand. Ze kwamen zonder kloppen binnen (Lakeman) en wij lieten dat maar zo. Ongeneerd. De plicht van ‘eigen Volk eerst’ tot een aanfluiting makend.

    Er is nog tijd, en reden intern het gesprek over de Natie te heropenen. Renan zei…

  2. Maar de praktijk is toch ‘internationalisme’. En dan hebben we het toch over hoe de internationale economie de wereld beheerst. In Nederland zijn de meeste grote multinationals in handen van buitenlandse bedrijven. Zo zijn alle Nederlandse energiebedrijven buitenlands. De Eneco is onlangs verkocht aan Mitsubishi en niemand schijnt zich er druk over te maken.
    ‘Nationalisme’ bestaat blijkbaar vooral in een tijd dat staten steeds minder macht hebben en krijgen over de eigen economische en sociale processen en in feite multinationals de dienst uit maken.
    Ook de EU gemeenschap zal dat niet veranderen. Integendeel zij versterkt juist deze ontwikkeling door multinationals te faciliteren middels regel-en wetgeving.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *