Nederland maakt een bijzondere tijd door. Grote bedrijven als ING, Schiphol en de Gasunie smeken het komende kabinet, van welke signatuur dan ook, bijna om een krachtig klimaatbeleid. En de voorzitter van werkgeversorganisatie VNO/NCW - jarenlang een geharnast tegenstander van vrijwel elk voornemen tot vergroening – vraagt de overheid expliciet stelling te nemen over zoiets als de verdere ontwikkeling van windenergie.
Patroon doorbroken
Hoe moeten we deze ontwikkelingen duiden? Vormen zij signalen dat het Nederlandse bedrijfsleven eindelijk kiest voor een maatschappelijk verantwoord kapitalisme? En betekent dit dat het nog te vormen kabinet, met de steun van bedrijven, straks de ene na de andere groene wet door het parlement gaat loodsen?
Een ding staat vast, met hun oproep tot een krachtig klimaatbeleid doorbreken de bedrijven een patroon van de laatste decennia, waarbij het reguleren van klimaat-, milieu- en andere maatschappelijke problemen zo veel mogelijk aan de markt werd overgelaten. In het maatschappelijke en sociaalwetenschappelijke debat wordt voor dit patroon in bredere zin het containerbegrip ‘neoliberalisme’ gebruikt. Het begrip staat voor een economisch, politiek en ideologisch discours dat zich nadrukkelijk niet presenteert als een ideologie, maar als de enig mogelijke, enig zinvolle en zelfs als de enige objectieve definitie van de sociale werkelijkheid.
Oude antwoorden voldoen niet meer
Binnen de neoliberale werkelijkheid is het geen usance om het antwoord op problematische klimaatveranderingen te zoeken in fundamentele maatschappelijke hervormingen. Wel in het ontwikkelen en inzetten van steeds geavanceerdere technieken en technologieën. Denk hierbij aan elektrische auto’s, ondergrondse opslag van CO2 en energie uit zon en wind. Daarnaast is op de grote klimaatconferentie in 2015 in Parijs afgesproken dat alle 195 deelnemende landen hun uitstoot van broeikasgassen proberen terug te dringen. Die afspraken zijn juridisch niet bindend, maar het morele appèl ervan is groot.
De grote vraag is of nieuwe technieken en technologieën, en de afspraken van Parijs voldoende zijn om de uitstoot van broeikasgassen voldoende te verminderen. Een doorrekening van de gemaakte afspraken laat zien dat, zelfs als alle landen hun beloftes nakomen, de gemiddelde mondiale temperatuur de komende jaren stijgt met 3 graden Celsius, twee keer zoveel als het ‘veilige’ streefcijfer van 1,5 graad.
Het economische systeem wordt ongemoeid gelaten
In economische zin kun je het neoliberalisme opvatten als een fase in het kapitalisme waarin onbeperkte economische groei vooropstaat en waarin het bedrijfsleven zo weinig mogelijk in de weg wordt gelegd. Vrijhandel, economische globalisering, en het terugdringen van allerlei beperkende wet- en regelgeving moeten ertoe leiden dat er zo goedkoop mogelijk wordt geproduceerd. Het idee is dat iedereen profijt heeft van een dergelijk beleid.
Maar, de gevolgen voor het klimaat zijn enorm. Denk aan de eindeloze transportstromen van producten die in China en andere lagelonenlanden worden gemaakt, en aan de uitstoot van broeikasgassen die daarmee gepaard gaat. Denk ook aan de productie van palmolie, soja en maïs waarvoor honderdduizenden hectares tropisch regenwoud tegen de vlakte zijn gegaan. In Parijs zijn géén afspraken gemaakt om de structurele oorzaken van klimaatverandering aan te pakken. Te vrezen daarom dat de mondiale temperatuur nog wel even door zal stijgen.
Wat ook niet helpt, is dat de neoliberale economie een door en door fossiele economie is, waarin de grootste oliebedrijven meer macht hebben dan veel nationale staten. Van de tien grootste ondernemingen ter wereld zijn er vijf actief op het terrein van olie en olieproductie, denk aan Shell, BP en de China National Petroleum Company. Die vijf alleen al hebben een gezamenlijke omzet die twee keer zo groot is als het hele Bruto Nationaal Product van Nederland. De macht van deze bedrijven heeft ertoe geleid dat de ‘fossiele economie’ op allerlei manieren, als ‘vanzelfsprekend’, door nationale staten wordt gesteund. Door geen belasting te heffen op kerosine voor vliegtuigen; door subsidies voor (onderzoek naar) de ondergrondse opslag van CO2; en door vrijstelling van energiebelasting voor grote energieverbruikers als Tata Steel, Akzo en DSM. En dan hebben we het nog niet over de reusachtige indirecte subsidies, zoals het niet doorberekenen van de kosten van milieu- en gezondheidseffecten die het gebruik van fossiele brandstoffen met zich meebrengt.
Verzet tegen ‘fossiele economie’ groeit
De gevolgen van klimaatverandering, en het maatschappelijk verzet daartegen, worden steeds groter. Op 29 april jongstleden demonstreerden wereldwijd honderdduizenden mannen en vrouwen tegen het voorgenomen klimaatbeleid van de Amerikaanse president Donald Trump. Ook in Nederland wordt bijvoorbeeld het openhouden van de vijf nog functionerende kolencentrales steeds minder als legitiem ervaren.
Tegen deze achtergrond moet de oproep van de ondernemers worden begrepen. Zij voelen haarfijn aan dat het maatschappelijk verzet tegen klimaatverandering de komende jaren alleen maar groter wordt, en dat vooral fossiele bedrijven als eerste zullen worden aangewezen als zondebok.
Om aantasting van hun legitimiteit tegen te gaan, vragen de bedrijven nu van de overheid duidelijke kaders en richtlijnen waarbinnen zij kunnen ondernemen, en waarmee zij hun ondernemingsstrategie tijdig kunnen aanpassen. Het is echter zeer de vraag of die kaders en richtlijnen voldoende zullen zijn om klimaatverandering een halt toe te roepen. Zolang het neoliberalisme de dominante manier van denken en doen is - economisch, politiek en ideologisch – ervaren bedrijven de strijd tegen klimaatverandering toch vooral als een ‘business opportunity’, en niet als een maatschappelijke uitdaging waarvoor hun enge bedrijfsbelangen soms moeten wijken.
Hein-Anton van der Heijden is als politicoloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op zijn recent verschenen boek ‘Na het neoliberalisme. Klimaatverandering, sociale bewegingen en politiek’, uitgegeven door academische uitgeverij Eburon.
Foto: Friends of the Earth International (Flickr Creative Commons)