Sociale reproductie en sociale mobiliteit – de mate waarin de sociaaleconomische positie van ouders samenhangt met die van hun volwassen kinderen – worden van oudsher onderzocht door sociologen, politicologen en economen (Pareto, 1909; Sorokin, 1959). Pas sinds enkele decennia worden ook cognitieve en psychosociale vaardigheden gemeten om de overdracht van sociaaleconomische status (SES) tussen generaties te duiden (Becker & Tomes, 1979; Sewell et al., 1970).
Jongeren uit lagere sociaaleconomische milieus krijgen in onze meritocratie ‘te weinig liefde van de wereld’
Meer dan ooit zijn we dankzij langlopend kwantitatief onderzoek in de gelegenheid om een ‘meritocratische beoordeling’ te geven van de prestaties van jongeren. Met alle stigmatiserende risico’s van dien: meer dan ooit geven jongeren aan last te hebben van prestatiedruk (zie bijvoorbeeld wat Maarten Wolbers hier eerder schreef). Vooral jongeren uit lagere sociaaleconomische milieus krijgen in onze meritocratie ‘te weinig liefde van de wereld’ en lopen het meeste risico op ‘erosie van zelfrespect’ (De Botton, 2004; Elshout et al., 2016).
Is het mogelijk om individuele vaardigheden te onderzoeken zonder stigma’s te versterken?
Deze ervaringen zijn niet eens zozeer het gevolg van objectieve vaardigheden, maar veelal het gevolg van onnodige vergelijkingen en negatieve sociale stempels van anderen. Oftewel, stigma’s. Dit roept de belangrijke vraag op: is het mogelijk om individuele vaardigheden te onderzoeken in de context van sociale reproductie en sociale mobiliteit – en sociale ongelijkheid in het algemeen – zonder stigma’s te versterken?
Vaardigheden en verschillen
Met name cognitieve vaardigheden verklaren een deel van de samenhang tussen de sociaaleconomische status (SES) van ouders en hun volwassen kinderen. Ook niet-cognitieve, psychosociale vaardigheden verklaren een bescheiden deel van deze samenhang, met name (vaardigheden gerelateerd aan) zelfregulatie, maar bijvoorbeeld ook nauwkeurigheid, gevoelens van controle, en veerkracht (Mangiavacchi & Piccoli, 2024).
Jongeren uit families met een lagere SES kunnen dankzij psychosociale vaardigheden eveneens opwaartse sociale mobiliteit ervaren
Jongeren uit families met een hogere SES vertonen meer van dit soort vaardigheden dan jongeren uit families met een lagere SES, waardoor ze uiteindelijk langer op school blijven en daar meer specialistische vaardigheden leren (tot voor kort ook wel ‘hoger opgeleid’ genoemd). Maar er is eveneens bewijs dat jongeren uit families met een lagere SES (mede) dankzij psychosociale vaardigheden opwaartse sociale mobiliteit kunnen ervaren. Door hard en zorgvuldig te werken is een aanzienlijk aantal jongeren dat opgroeide onder lastige omstandigheden in staat gebleken een universitair diploma te behalen (zie ook elders op deze site).
Deze processen verlopen niet ‘puur’ meritocratisch of aristocratisch
Toch lijken deze vaardigheden onvoldoende om sociaaleconomische ongelijkheden volledig te compenseren. Dat wil zeggen, jongeren met een hoge SES profiteren evenveel van goed ontwikkelde psychosociale vaardigheden bij het behalen van hun opleidingsniveau als jongeren met een lage SES, is een conclusie van mijn promotieonderzoek.
Eenvoudig gezegd zijn verschillende cognitieve en niet-cognitieve vaardigheden, maar ook de sociaaleconomische achtergrond van ouders belangrijk bij het verklaren van sociale reproductie en sociale mobiliteit van jongeren. Deze processen verlopen dus niet ‘puur’ meritocratisch (op basis van vaardigheden) of aristocratisch (op basis van achtergrond), en verschillen daarnaast nog op basis van andere kenmerken (zoals gender) als ook tussen regio’s (stad of platteland).
Zoeken naar bevestiging
Hoewel dit soort nuance onderzoekers niet onbekend is, zullen veel mensen onder andere op basis van hun eigen sociaaleconomische ervaringen gemakkelijk stigmatiserende conclusies kunnen trekken. Zie bijvoorbeeld deze boekrecensie van Dave van Ooijen over het werk van Keith Payne.
Anderen denken: jongeren die het moeilijk hebben zouden wat meer hun best moeten doen
Enerzijds zal een groep mensen denken: zie je wel, talent en hard werken worden beloond; jongeren die het moeilijk hebben in het schoolsysteem of op de arbeidsmarkt zouden wat meer hun best moeten doen om alle kansen te benutten. Anderen denken: zie je wel, de achtergrondkenmerken van jongeren blijven bepalend voor (de interpretatie van) hun prestaties, ongeacht hoeveel ze kunnen of doen voor onze samenleving.
In beide gevallen zoeken mensen naar een bevestiging van hun maatschappelijke overtuigingen (confirmation bias) middels het selectief kiezen of wegen van empirische bevindingen (cherry picking).
Stigmatiserende karikaturen voorkomen
Onderzoekers die zich bezighouden met (aspecten van) sociale ongelijkheid hebben een bepaalde verantwoordelijkheid om deze onvolledige, ideologische interpretaties te voorkomen. Wat kunnen zij concreet doen om stigmatiserende karikaturen van hun empirische bevindingen te voorkomen?
Ten eerste is het belangrijk om empirische bevindingen simpel, maar niet te simpel te communiceren. Onderzoekers geven liever simpele dan complexe verklaringen voor een fenomeen, vooral als beide verklaringen evengoed het empirische bewijs ondersteunen.
Complexe bevindingen ‘oversimplificeren’, kan een onvolledig beeld geven van de werkelijkheid
Deze strategie staat ook bekend als Ockham’s scheermes. Maar als het scheermes ‘te diep snijdt’, en we complexe bevindingen ‘oversimplificeren’, kan dit een onvolledig beeld geven van de werkelijkheid – met mogelijk stigmatiserende gevolgen. Of zoals Albert Einstein ooit zei: ‘Alles moet zo simpel mogelijk gemaakt worden, maar niet simpeler.’ De kunst is om minimale complexiteit van empirische bevindingen te behouden.
Onderzoekers trachten neutraal te zijn, maar onderschrijven daardoor soms onbewust de status quo
Ten tweede kunnen bevindingen verder worden geduid door uit te leggen wat ze niet betekenen. Hoewel dit een vooringenomen indruk kan wekken, is het vooral bedoeld om potentieel stigmatiserende interpretaties proactief te duiden, strak in te kaderen, en te nuanceren – een doelstelling die op zichzelf óók best expliciet gecommuniceerd mag worden. Onderzoekers trachten (politiek) neutraal te zijn, maar onderschrijven daardoor soms onbewust de status quo (dat wil zeggen het huidige beleid).
Ten derde zouden onderzoekers de focus mogen verschuiven van onderzochte individuen naar de onderzochte maatschappelijke structuren en systemen, en die onderwerpen aan een toetsing van hun eigen doelstellingen. Bijvoorbeeld: lukt het onderwijsinstellingen voldoende om volgens hun eigen maatstaven jongeren succesvol klaar te stomen voor de arbeidsmarkt? Zouden bepaalde structurele aanpassingen ervoor kunnen zorgen dat minder jongeren tussen wal en schip vallen?
Deze reflectie op het functioneren van maatschappelijke structuren en systemen haalt de druk weg bij jongeren
Deze reflectie op het functioneren van maatschappelijke structuren en systemen haalt de druk weg bij jongeren en helpt stigmatiserende conclusies voorkomen. Professor Elffers deed recent in haar oratie eenzelfde oproep. Kwantitatieve data suggereren soms dat jongeren gemakzuchtig zijn, maar zij leggen zelf vaak uit (zoals tijdens brainstormsessies van YoungXperts) dat het vooral aan duidelijke mogelijkheden ontbreekt (om bijvoorbeeld door te groeien naar een volgend onderwijsniveau of om duurzame, betaalbare producten te kopen).
De manier waarop onderzoekers schrijven over sociale ongelijkheid kan dus (onbedoeld) invloed hebben op de mate waarin kwetsbare jongeren worden gestigmatiseerd. Al met al kunnen onderzoekers niet verantwoordelijk worden gehouden voor de interpretaties van anderen, maar bovenstaande drie strategieën zouden stigma kunnen helpen verminderen. We zullen versteld staan van de veerkracht van jongeren zodra ze niet meer door labels beperkt worden.
Ties Fakkel is postdoctoraal onderzoeker bij het SYNC Lab aan de Erasmus Universiteit. Samen met collega’s onderzoekt hij sociale ongelijkheid onder jongeren, zoals wat jongeren denken dat de oorzaken zijn van armoede. Lees hier zijn proefschrift.
Foto: J. Diaz (Flickr Creative Commons)