RECENSIE De vergeten component van ongelijkheid: hoe het voelt

Ongelijkheid gaat vaak over inkomens en vermogens. Vergeten wordt de ingrijpende beleving van hoe ongelijkheid voelt. Keith Payne, hoogleraar psychologie en neurowetenschappen aan de Universiteit van North Carolina, schreef er een boek over. 

Als er over 'ongelijkheid' wordt gesproken, dan gaat het vaak over inkomens- en vermogenverschillen. Ook in het vrij egalitaire Nederland zijn de verschillen in de afgelopen decennia toegenomen. Ongelijkheid  is evenwel niet alleen een kwestie van verschillen in inkomen en vermogen, maar ook van verschillen tussen lager en hoger opgeleiden en verschillen in gezondheid. Maar er is meer: niet meetbare en objectieve verschillen zoals de manier waarop we over ongelijkheid denken. Mensen die zich arm voelen kunnen zich ook arm gedragen, zelfs als ze niet eens arm zijn.

Dat is een van de opmerkelijkste resultaten van een groot aantal onderzoeken die de basis vormde van een onlangs vertaald boek van de Amerikaanse hoogleraar Keith Payne. In 'De gebroken ladder,  de invloed van ongelijkheid op ons denken en leven' onderzoekt Payne, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Noord-Carolina, hoe de subjectieve beleving  van ongelijkheid binnen onze sociale omgeving ons niet alleen financieel verdeelt, maar ook welke ingrijpende gevolgen ongelijkheid heeft op de manier waarop we denken. Hoe we reageren op stress. En hoe onze immuunsysteem reageert op ongelijkheid. Ja, het heeft ook invloed op de manier hoe we denken over morele kwesties als rechtvaardigheid en eerlijkheid.

Armen in de VS werden niet armer, maar stonden wel stil

Ongelijkheid, zo stelt Payne in zijn soepel geschreven boek, zorgt er voor dat we vreemde dingen gaan geloven en ons vastklampen aan een wereld zoals we die graag zien. Al meteen in de inleiding geeft Payne een voorbeeld dat ook voor Nederland geldt. Namelijk het beeld dat lage inkomens steeds minder zijn gaan verdienen en armer zijn geworden. Ongelijkheid is evenwel niet hetzelfde als armoede. Op basis van onderzoek naar het gemiddelde inkomen per huishouden in de periode 1967 tot 2012 toont Payne overtuigend aan dat de armste 20 procent van de Amerikanen helemaal niet in inkomen achteruit is gegaan. De groep is min of meer stabiel op zijn plaats gebleven. Rekening houdend met inflatie zijn de armste 20 procent nog waar ze waren in 1967.

Wat wel veranderd is, is de stijging van de inkomens van de bovenste twintig procent. En de bovenste 5 procent waarvan de inkomens en vermogens nog extremer zijn toegenomen. Met name de inkomens en vermogens van de hogere inkomens zijn in de afgelopen vijftig jaar sterk gestegen. Dat de armen armer zijn geworden gaat dus niet op.

Maar ook al worden armen niet armer, een kenmerkend aspect van ongelijkheid is volgens Payne dat zelfs als je blijft waar je bent, je toch het gevoel krijgt dat je achteruit gaat als anderen vooruit gaan. Het is net als een stilstaande trein, terwijl de trein naast je vertrekt, zo zegt hij. Het voelt dan alsof je in tegenovergestelde richting vertrekt. Naarmate de hoogste inkomensklassen steeds rijker worden, voelen zowel de middenklasse als mensen die in armoede leven zich in vergelijking steeds armer.

Plek op de statusladder wordt bepaald door subjectieve opvattingen

Wordt mensen gevraagd op welke trede ze op de sociale ladder staan, dan wordt dit maar voor 20 procent gebaseerd op inkomen, onderwijs en de status van de eigen baan, zo zegt Payne. De plek wordt met name bepaald door de subjectieve opvattingen die mensen hebben over hun plaats op de ladder. Die plaats wordt vooral bepaald door de manier waarop mensen naar zichzelf en naar anderen in hun sociale omgeving kijken. Vergelijken wij ons met anderen, dan kunnen we vaak moeiteloos vaststellen waar we op de statusladder staan.

Alleen al op basis daarvan ontstaat een fysiek verlangen naar een hogere positie op de ladder. Daarmee is de basis van het denken over ongelijkheid gelegd. We moeten de subjectieve kijk op status daarom veel serieuzer nemen dan nu gebeurt, aldus Payne. Want de plaats die mensen voor zichzelf aanwijzen op de statusladder, zo laat hij op basis van verschillende onderzoeken zien, doet veel betere voorspellingen over de gezondheid dan het feitelijk inkomens- of onderwijsniveau.

Als je jezelf op de laagste trede plaatst, loop je een verhoogde kans op depressie, angsten en chronische pijnklachten. Hoe lager de trede van je keuze, hoe waarschijnlijker het is dat je slechte beslissingen zult nemen en op het werk beneden je niveau presteert. Hoe lager de trede, hoe groter ook de kans dat je van maand tot maand leeft en gelooft in samenzweringstheorieën. Hoe lager de trede, hoe meer kans je loopt op overgewicht, diabetes en hartproblemen.

Ongelijkheid niet moraliseren, maar zien als gezondheidsprobleem

Payne laat zien dat een hele waslijst aan sociale en maatschappelijke problemen vaker voorkomen in landen met een grotere inkomensongelijkheid. Andersom komen deze maatschappelijke problemen veel minder voor in landen die een grotere gelijkheid kennen. Niet alleen landen met een grotere gelijkheid scoren beter dan landen met een grotere ongelijkheid. Het geldt ook voor de verschillen tussen steden en de vijftig Amerikaanse staten.

Hebben we in Europa over het algemeen het beeld dat de ongelijkheid in de VS enorm is, dat is niet het geval als we naar de afzonderlijke staten kijken. De door Payne opgenomen grafieken suggereren eerder dat als je de inkomensongelijkheid van Kentucky of Louisiana terugbrengt tot het niveau van Iowa of Utah, je de levens van miljoenen mensen kan beïnvloeden. Iowa is dan wel geen arbeidersparadijs, aldus Payne, maar de levens en levensverwachting van burgers in Iowa zijn meetbaar beter dan in staten met een groter ongelijkheidsniveau.

Daarom heeft het terugbrengen van de ongelijkheid het potentieel om een heel aantal problemen tegelijk aan te pakken. Maar daarvoor moeten we wel ophouden met het kijken naar ongelijkheid door een moraliserende bril. In plaats daarvan moeten we ongelijkheid gaan beschouwen als een volksgezondheidsprobleem. In praktische zin betekent het terugbrengen van de ongelijkheid zowel dat de onderste treden van de maatschappelijke ladder moeten worden verhoogd, als dat de hoogste naar beneden moeten worden gebracht.

Ongelijkheidsniveau terug tot een menselijker schaal

Nu worden er in allerlei boeken de voors en tegens besproken van verschillende soorten beleid. Sommige maatregelen zijn volgens Payne geliefd bij links, zoals het verhogen van het minimumloon, het uitbreiden van het onderwijs aan peuters en kleuters, een maximum aan het inkomen van topbestuurders, het verstreken van vakbonden en uitgebreid betaald ouderschapverlof.

Maatregelen die vooral aan de rechterkant geliefd zijn, gaan er vanuit dat marktwerking de ongelijkheid kan terugbrengen. Net als Macron gelooft Payne niet in beide opties. Voor Payne ligt het antwoord in het terugbrengen van het ongelijkheidsniveau tot een menselijker schaal én het aanpassen van hoe we naar de statusladder kijken. Een schaal waarbinnen mensen genoeg ruimte hebben om met elkaar te concurreren én vooruit te komen in het leven. En wel op een zodanige manier dat de economische concurrentie niet een strijd wordt waarin de winnaar er met de complete buit vandoor gaat.

Dat betekent dat CEO's niet 200 tot 300 keer zoveel moeten verdienen als de gemiddelde werknemer van hun bedrijf. Deze ongelijkheid voedt namelijk het gevoel over wat eerlijk en rechtvaardig is. Het is een ongelijkheid die mensen onverschillig maakt en hen voortdurend een opgejaagd en onrustig gevoel geeft.

Met 'De gebroken ladder' heeft Payne overtuigend laten zien dat ongelijkheid niet alleen gaat over meetbare verschillen in inkomen, vermogen en opleiding. Willen we de groeiende ongelijkheid terugdringen, dan zal ook ons beeld over het belang en de invloed van het verschijnsel 'status' moeten worden aangepakt. En zal ook de 'statusladder' opnieuw vorm gegeven moeten worden. 'De gebroken ladder' is een zeer inspirerend boek. Het zet u aan anders na te denken over de aanpak van ongelijkheid. Een verademing tussen al die analytische en 'koude' boeken die u op basis van 'feiten' vertellen wat de beste aanpak is.

Dave van Ooijen studeerde sociologie en politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn blogs en artikelen verschijnen onder meer op zijn website: www.davevanooijen.nl.

Keith Payne,'De gebroken ladder. De invloed van ongelijkheid op ons denken en leven', Spectrum, 272 pagina's, 2017, € 22,50