Ontmoetingen in de kopieerwinkel

In de stad zijn plekken nodig waar mensen elkaar vanzelfsprekend tegenkomen, waardoor ze vertrouwd en benaderbaar voor elkaar worden. De Copy Corner in Rotterdam is zo’n plek. Menig sociale professional zouden nog wat kunnen leren van het ouderwetse en tegelijkertijd up-to-date vakmanschap van bepaalde winkeliers.

 ‘Vanzelfsprekende ontmoetingsplekken’ in een wijk zouden een remedie kunnen zijn voor de verwijdering, de angsten en het onbehagen, schreef de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) in de adviesnota Niet langer met de ruggen naar elkaar (2005). Plekken die door het praktische gebruik van diverse groepen mensen functioneren als ‘publiek domein’. De Copy Corner, een kopieerwinkel aan de Nieuwe Binnenweg, een winkelstraat in het Oude Westen in Rotterdam, is zo’n plek. Studenten, veelal opgegroeid in het sociaal gemixte Rotterdam-West, komen hier dikke handboeken en readers kopiëren en bespreken intussen met elkaar het leven. Er komen gespannen mensen die ergens de bewijzen van hun bestaan of kwaliteiten moeten laten zien, vrolijke mensen met uitnodigingen en verdrietige mensen met overlijdensberichten. Wat gebeurt er tussen die verschillende mensen, wat is de sociale betekenis daarvan, en is dit kopieerbaar naar andere publieke ruimtes?

Gegrap
Twee Turkse jonge vrouwen zijn aan het kopiëren en aan het praten. Er komen kort na elkaar twee mannen binnen. Een jongeman met een Aziatisch uiterlijk en een oudere autochtone meneer. De laatste maakt een (van een afstand onverstaanbaar) grapje, de jongeman schiet in de lach. ‘Heb je wel parkeergeld betaald voor die limousine van je?’ gaat de meneer verder. ‘Ja, het is makkelijk geld verdienen met al dat bonnen uitschrijven.’ ‘Vroeger was het hier heel anders.’ Ze gaan allebei aan het werk. Als de oude meneer klaar is, maakt hij nog een opmerking over het tienvingerig typen van de onderzoekster. ‘Ongelooflijk, en ik maar tobben met twee vingers!’ Hij vertrekt: ‘Dag mevrouw,’ tegen de onderzoekster. En tegen de jongen: ‘Doe je voorzichtig met die limousine van je?’ ‘Ja meneer.’

De twee mannen vormen met hun gegrap, geklaag en geplaag even een tijdelijk ‘wij autorijders onder elkaar’. Een kort moment van luchtige uitwisseling die door de andere aanwezigen kan worden gevolgd en soms weer andere opmerkingen uitlokt. Dat zie je ook gebeuren als de trein vertraging heeft en mensen elkaar gaan vertellen wat er daardoor mis dreigt te gaan. De oude meneer heeft geen vertraging nodig om dit soort praatjes aan te gaan met iemand die hij toevallig en voor de eerste keer tegenkomt. Hij toont zich daarin een echt stadsmens. ‘De stedeling verloor niet zijn vermogen tot diepe, langdurige en meerzijdige verwantschap. Hij verwierf het vermogen tot oppervlakkige, vluchtige en beperkte verwantschap’, schreef Lofland (1973) in reactie op de standaardkritiek op de ‘onpersoonlijke’ omgangsvormen in de stad.

Stedelingen hebben een grotere vriendenkring dan dorpsbewoners omdat ze meer keus hebben binnen hun eigen soort, maar de echte kunst van het stedelijk samenleven is het met gepaste afstand prettig samenleven met vreemden en vreemdelingen, mensen die je nauwelijks kent en niet onmiddellijk tot je eigen soort rekent. Om dat te leren, zijn veilige oefenplekken nodig. Plekken waar diverse mensen iets te zoeken hebben én waar iets te zien en te horen is.

Bekende gezichten
Twee mannen en een vrouw vertellen bij het afrekenen dat de ingebonden kopieën een subsidieaanvraag zijn voor een film over de invloed van Rusland op Mali. In het verleden studeerden veel Malinese jongemannen aan Russische universiteiten. De meesten zijn naar hun land teruggekeerd. De film moet gaan over hun idealen en dromen en wat ervan is terechtgekomen.

In de Copy Corner, en de andere winkels en het bibliotheekfiliaal die in het boek over ons onderzoek worden geportrettteerd, zorgen de winkeliers en medewerkers door korte praatjes en af en toe een grapje voor luchtigheid en levendigheid. De losse sfeer zet de tongen en de lichamen in beweging. Mensen geven spontaan toelichting op hun vraag, ze kijken meer om zich heen, maken oogcontact of luisteren alleen mee. De volgende keer dat ze elkaar tegenkomen, zijn ze ‘bekende gezichten’ voor elkaar.

Geen vrijpostigheid
Dit type contact, het ‘oppervlakkig’ kennen en gekend worden, zit tussen intimiteit en anonimiteit in. Fischer (1982) noemde het ‘public familiarity’, Blokland-Potters (2006) vertaalde dat als ‘publieke familiariteit’, wat volgens van Dale synoniem is voor vertrouwelijkheid, intimiteit en vrijpostigheid, maar dat is het juist niet. De tweede betekenis van ‘familiarity’ is ‘vertrouwdheid’, dat klopt veel beter. Het gaat erom elkaar enigszins te kunnen plaatsen en daardoor het gevoel te hebben te weten wat je aan elkaar hebt, een zekere voorspelbaarheid van het gedrag, in ieder geval op die plek. Daarom vertaal ik het als ‘publieke vertrouwdheid’.

Een kopieerwinkel is geen dagelijkse boodschappenwinkel en de Copy Corner trekt klanten uit een groter gebied dan de wijk. De vertrouwdheid die in deze winkel kan ontstaan, heeft meer betrekking op groepen dan op individuele mensen. Mensen doen er minder lokale maar wel sociale kennis op. Er ontstaat niet meer sociale cohesie – wat vaak weer tot andere scheidingen leidt – maar cognitieve cohesie en dat is voor het sociale klimaat van wijk, stad en land misschien wel belangrijker.

In de Copy Corner kan het beeld veranderen dat iemand heeft van vrouwen met een hoofddoek, omdat er zo veel meer te zien is. De jongedame heeft nader beschouwd koolzwarte ogen en donkerrood gelakte nagels. Ze is in de weer met dikke studieboeken over bedrijfsrecht, ze praat met haar vriendinnen over haar professionele toekomstplannen of over vriendjes, tentamens, vakantie of de prijs van parfums. Ze werpt af en toe een steelse blik op de jongeman bij apparaat 6. Ze gaat al dan niet in op de kwinkslagen van de winkelier en vertrekt met een korte zakelijke groet of een joviaal gebaar naar de hele zaak.

Hardcore
Ontmoeten, in de zin van elkaar in levenden lijve zien en horen, is geen garantie voor het ontstaan van een makkelijkere omgang en een betere verstandhouding tussen mensen uit verschillende sociale lagen en groepen. Het kan ook een vooroordelen bevestigende confrontatie zijn of juist vooroordelen onderuithalen.

Twee jongemannen staan al een tijdje rustig te wachten en praten zachtjes samen. Als ze aan de beurt zijn, geeft een van hen een uitgeknipt stukje krant aan de winkelier. Een ovaal motief met de tekst ‘hardcore’. Hij wil er een vergroting van. De winkelier vraagt wat hij precies wil, doet zijn werk, overhandigt origineel en kopie en zegt dan: ‘En waar ga je die tattoo zetten?’ Pas dan valt het me op dat er een getatoeëerd vrouwenhoofd uit de kraag van zijn trui komt. De jongen glimlacht verlegen, hij kijkt zijn metgezel aan en zegt dan dat deze op zijn bovenbeen komt. De winkelier kijkt keurend naar zijn (stevige) bovenbeen en concludeert dat dat wel moet kunnen.

Ik vond de combinatie van tatoeage en de tekst ‘hardcore’ met zo’n rustige, bijna verlegen jongen nogal verwarrend en ben eerst geneigd om te denken dat hij probeert om zich met de tatoeages een stoerder imago aan te meten. Door de praktische context van de Copy Corner en de nuchtere reactie van de winkelier verschuiven mijn ideeën over mensen met dit soort lichaamsversieringen echter. Misschien zijn het niet allemaal stoere ‘zeebonken’ of mannen (en vrouwen) die zich zo willen voordoen. En kan ‘hardcore’ niet op van alles slaan?
Een essentieel kenmerk van publieke ruimtes is ‘uitwisseling’, schrijven Hajer en Reijndorp (2001). Zij vinden dat een betere term dan ‘ontmoeting’, omdat uitwisseling duidelijker verbonden is met oordeelsvorming. Door de concrete fysieke ervaring van de aanwezigheid van anderen, de confrontatie met andere culturele uitingen vergaren mensen maatschappelijke kennis en vormen zij (nieuwe) oordelen.

Gedeeld normbesef
Wat het effect van een confrontatie zal zijn, hangt behalve van wat er precies gebeurt ook af van de fysieke en sociale entourage. In de Copy Corner hangen geen bordjes met geboden en verboden. De klanten lijken vanzelf te weten hoe het hoort in deze zaak. Bijna iedereen groet bij het komen en gaan, niemand komt met een sigaret binnen of steekt er een op. Als de winkeliers bezig zijn, wachten mensen rustig op hun beurt. Vertrouwde klanten pakken intussen hun tas uit en gebruiken de tafel om hun papieren te sorteren of ze gaan op een krukje zitten. De volumeknop van het muziek-oortje staat op laag. Ook in topdruktetijden, als de Copy Corner op een jeugdhonk begint te lijken, wordt voor vertrek elk nietje opgeraapt. Er is blijkbaar meer gedeeld normbesef dan vaak wordt verondersteld.

Wat helpt, is de drempel. Afbakeningen maken duidelijk dat mensen een ruimte betreden waar ze te gast zijn en zich dus aan bepaalde regels dienen te houden. Dat biedt zekerheid en rust, wat de afstand tussen onbekenden verkleint en het makkelijker maakt om iets uit te wisselen. Zo kunnen de hekken rond een stadspark werken, ook als ze niet dicht zijn. Wat eveneens helpt, is het vakmanschap van de winkeliers, zowel in technische als in communicatieve zin. Ze verwelkomen hun klanten en proberen er door vragen achter te komen wat ze precies willen en hoe zelfredzaam ze zijn. Door de manier waarop zij zelf aan het werk zijn, met de spullen omgaan en de mensen aanspreken, zetten zij de toon. Ook tegen lastige, ongeduldige en onredelijke klanten blijven ze rustig praten, al moeten ze daarvoor wel eens tot tien tellen. De regels worden hier meer voorgeleefd dan gehandhaafd. Vanuit dit perspectief van klantvriendelijkheid zou ook eens naar het probleem van agressie tegenover de hulpverlener en ambtenaar in functie kunnen worden gekeken.

Niet de ‘clashes’ maar de ‘crashes’ typeren het treffen in de publieke ruimte in de moderne multiculturele stad (Jans 2008). De clash is het terrein van de grote tegenstellingen, de onverzoenlijkheden en de polarisatie van de officiële politiek. De crash is de schok van de ontmoeting met de ander en leidt in een veilige context tot zelfbevraging en dialoog. Daarom is in Nederland de dagelijkse praktijk van de multiculturele samenleving verder dan blijkt uit de discussie daarover in de Tweede Kamer.

Maar niet overal – veel zogenoemde frontliniewerkers (de naamgeving is al fout) in de sociale sector kunnen bijvoorbeeld nog wel wat leren van het ouderwetse en tegelijkertijd up-to-date vakmanschap van bepaalde winkeliers. Om te beginnen zouden ze de lamellen van hun wijkgebouwen kunnen weghalen, want mensen willen graag weten wat er te doen is en wie er zijn voordat ze naar binnenstappen.

Dit is een iets verkorte versie van een artikel dat eerder verscheen in TSS 5, 2010, zie voor de volledige versie: /www.socialevraagstukken.nl/eCache/DEF/1/31/489.html.

Verder lezen: Zwaard, Joke van der, Scènes in de Copy Corner. Van vluchtige ontmoetingen naar publieke vertrouwdheid. Amsterdam: SUN Trancity, 2010.

Literatuur

  • Blokland-Potters, T.V., Het sociale weefsel van de stad. Cohesie, netwerken en korte contacten. Oratie Erasmus Universiteit Rotterdam, 2006
  • Fischer, C.S., To dwell among friends. Personal networks in town and city. Chicago: The University of Chicago Press, 1982
  • Hajer, M. & A. Reijndorp, Op zoek naar nieuw publiek domein. Rotterdam: NAi Uitgevers, 2001
  • Jans, E., Babel unltd. ‘Moving at the speed of life, we are bound to collide with each other.’ (Crash 2004). Eutopia 20, p. 7-17, dec. 2008
  • Lofland, L.H., A world of strangers. Order and action in urban public space. New York: Basic Books, 1973
  • RMO, Niet langer met de ruggen naar elkaar. Een advies over verbinden. Den Haag, 2005