Praktijkonderwijs HBO ontwikkelt student niet

In het duale HBO-onderwijs is de inhoudelijke ontwikkeling van de student ondergeschikt gemaakt aan het bedrijfsbelang. Een herziening van het systeem is daarom nodig. De opleiding zou leidend moeten worden in plaats van de praktijk.

In de jaren negentig van de vorige eeuw zijn er in het Hoger Beroepsonderwijs (HBO) verschillende initiatieven gestart om de student beter op de toekomst voor te bereiden. Via een combinatie van werken en leren, ofwel dualisering van het onderwijs, is geprobeerd theorie en praktijk dichter bij elkaar te brengen. Mijn onderzoek laat zien dat deze dualisering in het hoger beroepsonderwijs in de praktijk niet optimaal werkt.

Weinig aandacht voor inhoudelijke ontwikkeling
Voor het duaal hoger onderwijs zijn leervormen ontwikkeld waarin de reële werkelijkheid centraal staat. Oftewel, de praktijk maakt een belangrijk deel uit van de opleiding. En ogenschijnlijk met succes; het duaal onderwijs slaagt erin om studenten op korte termijn voor de arbeidsmarkt klaar te stomen. Duaal opgeleide studenten vinden sneller een betaalde baan met een naar verhouding hoger aanvangssalaris dan niet-duaal opgeleide studenten.

Maar bij nader inzien blijkt die observatie voor nuancering in aanmerking te komen. Het positieve effect voor de carrièremogelijkheden lijkt namelijk vooral voor de korte termijn te gelden. Ook de vormgeving van duale opleidingen met onderliggende leerprocessen laat een minder rooskleurig beeld zien.

Zo staat tijdens een leer-werkperiode de uitvoering van werkzaamheden vaak voorop en niet de inhoudelijke ontwikkeling van de student. Natuurlijk, een duale opleiding is bedoeld om te leren werken in een arbeidsorganisatie en dus moet de student werkzaamheden verrichten. Maar het vele werken in de praktijk gaat ten koste van de ontwikkeling van de student in brede zin, zoals die door de opleiding juist wordt beoogd. Voor zover er sprake is van ontwikkeling is die beperkt tot bijvoorbeeld communicatieve vaardigheden. Bovendien is de inhoudelijke kennis die de student opdoet sterk afhankelijk van de werkplek en bijna exclusief gericht op de bedrijfsspecifieke werkprocessen.

Door de vaak eenzijdige ontwikkeling die het duale leren de HBO-student bijbrengt lijkt de carrière van een duale student op de langere termijn in de verdrukking te komen.

Pleidooi voor andere invulling praktijkcomponent
Uit mijn onderzoek blijkt ook dat het leren en werken op school en in de praktijk gescheiden trajecten zijn. De interactie tussen beide leeromgevingen is ineffectief en de samenwerking niet intensief. Studenten worden (te) snel in het werkproces ingezet. De dominantie van de werkplek blijkt bepalend voor hun ontwikkeling; de school blijft aan de zijlijn staan. Daardoor neemt de kans om te leren af en krijgen studenten te weinig mogelijkheden geboden om theoretische kennis in de praktijk toe te passen.

Het kan ook anders. Voor het welslagen van de duale opleiding moet de opleiding leidend zijn bij de afstemming tussen school en praktijk, in samenspraak met praktijk- en schoolbegeleiders, en uiteraard ook met de student. Daarbij gaat het om de wijze van begeleiding, de beoordeling en de overdracht van theoretische kennis en vakinhoud. Voor de ontwikkeling van de student is dit cruciaal.

Dat betekent een herziening van het duale onderwijs, met vooral een andere invulling van de praktijkcomponent. Het is echter de vraag of de praktijk wel zit te wachten op meer inmenging van de school en of docenten op school het wel zien zitten om meer tijd te besteden aan de afstemming met de praktijk.

Daarom lijkt - gezien de onderzoeksresultaten - een onderwijsmodel waarin de praktijk is ‘losgekoppeld’ van het leerproces op school de meest haalbare vorm. Hierbij kan gedacht worden aan een praktijkcomponent in de vorm van een simulatie of een (korte) praktijkperiode waarin de student door de opleiding wordt ‘vrijgelaten’.

Marloes Reenalda promoveerde op woensdag 13 juli aan de faculteit Gedragswetenschappen van de Universiteit Twente op haar onderzoek naar de dualisering in het Hoger Beroepsonderwijs.