Bewoners wantrouwen overheid die ze de regie wil geven

Het kost veel tijd en energie om wijkbewoners zover te krijgen dat ze zelf de regie nemen. Eerst moet er veel wantrouwen worden weggenomen (vooral van bewoners jegens de overheid) en moeten conflicten tussen overheid, welzijnsorganisaties en burgers worden opgelost.

In het Amsterdamse pilot-project Bewonersgestuurde Wijkontwikkeling (BGW) was het vanaf het prille begin duidelijk dat het een ingewikkeld proces is om op collectief niveau de wijk te ontwikkelen. BGW beoogde om in drie kwetsbare wijken - Bos en Lommer, Osdorp-midden en Plan van Gool - het ondernemend gedrag en zelforganiserend vermogen van bewoners duurzaam te vergroten en enkele wijkondernemingen realiseren. Tot op de dag van vandaag geldt dat een groot deel van de betrokkenen een (semi-)professionele relatie heeft met BWG. Doordat al deze actoren een eigen geschiedenis, werkwijze en belangen hebben, vaak ook onderworpen zijn aan aparte wet- en regelgeving, kost het veel tijd en energie om dit allemaal op elkaar af te stemmen en de neuzen dezelfde kant op te krijgen.

Worstelen met het dilemma van bewonersregie en overheidsaansturing

Eén van de terugkerende dilemma's betreft het doel van het project. Gaat het nu om het vergroten van organisatiebewustzijn of om het creëren van wijkondernemingen? Voor de ‘founders' van het eerste uur en de betrokken professionals bij BGW is het duidelijk: doel is het vergroten van het zelforganiserend (en zelfzorgend) vermogen in de wijk, door de bewoners bij de projecten te betrekken en een leeromgeving te creëren. Leren door te doen, ondersteund met trainingen en coaching. De buurtbedrijven en wijkondernemingen die daarbij ontstaan zijn een middel om dit doel te bereiken. Voor de politieke bestuurders en hun uitvoerende ambtenaren ligt dit meestal net even anders. Voor hen telt ook en vooral een meetbaar resultaat in de vorm van rendabele buurtbedrijven en wijkondernemingen of op z'n minst een telbaar aantal bewoners dat bij de initiatieven betrokken is.

Dit verschil in visie is inherent aan BGW omdat het doel (regie bij bewoners) en de weg ernaartoe (aangestuurd door overheidsbeleid) strijdig zijn. Recent onderzoek bevestigt dit dilemma tussen zelforganisatie en participatie. Zo wijst Justus Uitermark (2013) er op dat de huidige belangstelling voor zelforganisatie het risico van toenemende ongelijkheid in zich draagt. Zelforganisatie vereist immers nogal wat aan competenties, waardoor de toch al best bedeelden het meest zullen profiteren. Daarbij is het idee van zelforganisatie per definitie strijdig met overheidsbeleid dat zelforganisatie van bovenaf probeert te stimuleren. ‘Als de overheid zich verbindt aan zelforganisatie ontstaat het feit dat speciaal daarvoor aangestelde consultants, ambtenaren en professionals een als burgerkracht verkleed overheidsbeleid uitdragen', aldus Uitermark. Als mogelijke ‘oplossing' voor dit dilemma suggereert hij dat ‘de overheid moet erkennen dat zelforganisatie grillig en ongelijk is, maar er toch op inzetten door zelforganisatie juist daar te bevorderen waar het moeilijk van de grond komt.' En hij voegt daaraan toe: ‘Deze laatste mogelijkheid perverteert de essentie van zelforganisatie, maar het alternatief is het opgeven van sociale gelijkheid.' Precies om deze reden is er bij BGW gekozen voor gebieden waar zelforganisatie niet vanzelf van de grond komt.

In alle pilotgebieden zien we professionals worstelen met dit dilemma. Iedereen is er inmiddels van overtuigd dat bewoners zelf de regie moeten nemen en ‘op eigen kracht' aan de slag moet gaan. Maar in de praktijk zijn het vaak de professionele projectleiders die in opdracht van het stadsdeel proberen initiatieven te stimuleren. ‘Actieve burgers' bekijken deze acties met enige argwaan en proberen er achter te komen wat nu toch de bedoeling is van de lokale overheid en de professionele organisaties met al dit geduw en getrek.

We zijn getuige van een zoektocht naar nieuwe omgangsvormen

Ondanks deze belemmerende factoren komen er uiteindelijk ook initiatieven van de bewoners zelf tot stand. Ook wordt er door de diverse spelers veel geleerd. Trainingen, intervisie, samenwerking en conflict hebben ervoor gezorgd dat er kleine stapjes vooruit zijn gezet. In Plan van Gool heeft dit zelfs geresulteerd in negen bewonersinitiatieven - onder andere de buurtkrant Breednieuws - en zijn er acht buurtbedrijven - zoals het Sociaal Restaurant en de tweedehandswinkel Samen Kringloop - ontstaan.

Je zou ook kunnen zeggen dat de pilot BGW een experiment was waarin nieuwe omgangsvormen tussen overheid, burgers en professionele organisaties konden worden uitgeprobeerd . We zijn waarschijnlijk getuige van wat Evelien Tonkens en Imrat Verhoeven in een eerdere studie naar bewonersinitiatieven benoemen als een zoektocht naar een nieuwe verhouding tussen overheid en burgers, die gekenmerkt wordt door partnerschap. In deze zoektocht spelen professionals van welzijn, zorg, corporaties, gemeentelijke diensten en stadsdeel een cruciale, verbindende rol. Zij laveren tussen wet- en regelgeving vanuit de overheid, gekregen ruimte vanuit de eigen organisatie om te experimenteren en de wensen en behoeften van burgers.

Bewoners zien snel een gedeeld belang, maar terugval ligt altijd op de loer

Uit BGW blijkt dat de weg naar informele bewonersorganisaties niet gemakkelijk is. Het is een ingewikkeld proces van groepsvorming waarin bewoners met elkaar op zoek zijn naar verwantschap, maar waarbij tegelijkertijd terugval op de loer ligt. Dit is te verklaren doordat bewoners vaak al wel snel een gedeeld belang zien, maar dat de uitwerking niet altijd strookt met hun individuele belang. Wie neemt de leiding in de groep? Spreken bewoners elkaars taal, letterlijk en figuurlijk? Hoe wordt omgegaan met kwetsbaarheden? Met vallen en opstaan, afhakers en weer nieuwe bewoners en veel begeleiding van professionals is zelforganisatie in de wijk mogelijk. Hoewel de factor duurzaamheid onzeker blijft als de overheid en ondersteunende professionals zich langzaam terugtrekken.

Er bestaat niet één beste methode om te zorgen dat bewoners zelf het initiatief nemen tot het ontwikkelen van buurt-verbeter-projecten of wijkondernemingen. Wel zijn lessen te trekken uit de ervaringen met BGW tot nu toe. Het belangrijkste is dat er op buurtniveau letterlijk en figuurlijk ruimte wordt gemaakt waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en samenwerken, waar fouten gemaakt mogen worden, waar conflicten kunnen worden uitgevochten, waar leiders kunnen opstaan, waar vertrouwen kan ontstaan en waar in een veilige omgeving geleerd en ontwikkeld kan worden.

Stephanie Verdoolaege en Pieter van Vliet zijn onderzoeker en docent aan de Hogeschool van Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op ‘Onderzoek pilot Bewonersgestuurde wijkontwikkeling’, eindrapportage, 2014.