Straffen en reclasseren: let op de context!

Reclasseringswerkers moeten, net als anderen in de justitieketen, de omslag maken naar werken vanuit de context. Samen met justitiële partners actie ondernemen en ook daarbuiten - bijvoorbeeld door scholen, slachtoffers, imams, jongeren en hun ouders erbij te betrekken.

Het Openbaar Ministerie (OM) is, naast het opsporen en vervolgen van strafbare feiten, ook belast met het toezicht op de uitvoering van straffen en maatregelen. In de loop van de vele jaren dat ik als officier van justitie werkte, is bij mij de overtuiging gegroeid dat het OM alleen maar echt effectief en betekenisvol kan zijn als we samenwerken met partners in de justitieketen, uiteraard ook met de reclassering. Voor mij betekent reclassering de uitdaging om niet sec vanuit een productencatalogus te werken. Er is niets tegen goede producten, maar een eenzijdige gerichtheid die het product centraal stelt en niet het probleem dat we moeten oplossen, dat werkt niet.

Belangrijk is kijken vanuit een gezamenlijk verantwoordelijkheidsperspectief: welke problemen moet je met elkaar als partners oplossen? Essentieel hierin is een nauwkeurige diagnostiek die in verbinding staat met informatie uit de wijk en de buurt en met degenen die daar werken (jongerenwerkers, maatschappelijke organisaties) en die weten wat er speelt. Goede informatie heb je met elkaar nodig om de juiste keuzes te maken. Het vergroot het handelingsperspectief en daarmee de kans dat ons op betekenisvol werk. Voor dader, slachtoffer en de samenleving namens wie we rechtvaardigheid moeten creëren. Belangrijk daarbij is netwerken, dat wil zeggen met visie contacten leggen, onderhouden en benutten. Respectvol, prettig en productief contact maken en houden, met daarin wederkerigheid.

Samen bekijken wat werkt bij radicalisering

Om radicalisering als voorbeeld uit de actualiteit erbij te halen: daar speelt een kwestie van vraag en aanbod. De vraag komt van de jongeren die radicaliseren of daartoe neigen. Zij zijn, zoals alle jongeren, op zoek naar hun identiteit, zij hebben binding nodig, collectiviteit. Het aanbod is mondiaal en kan bestaan in het jihadisme, waarbij het risico schuilt in de radicalisering. Dat is de context waarmee we rekening moeten houden en van waaruit we moeten kijken welk handelingsperspectief dan werkt. Preventie? Repressie? Dat moeten we met elkaar bespreken en ontwikkelen, en daarbij niet alleen maar vanuit ons eigen perspectief kijken. Het gaat om weer insluiten in plaats van uitsluiten, en daarvoor is het nodig dat we buiten onze keten kijken, en dus ook jongeren, ouders, imams, scholen betrekken bij het handelingsperspectief.

Ken de juridische, persoonlijke en maatschappelijke context

Een ander voorbeeld waaruit het belang van context blijkt, is een verkeerszaak die eind vorig jaar speelde, waarbij drie dodelijke slachtoffers te betreuren waren, en de bestuurder een taakstraf kreeg. Een krantenartikel dat ik daarover las ging over de juridische context van deze zaak, met uitleg over het feit dat een dodelijke aanrijding soms een ongeluk is en soms iemands schuld.1 Er worden miljoenen verkeersovertredingen per jaar gemaakt, en die worden meestal bestraft met bestuurlijke boetes - waarover overigens iedereen klaagt. Maar als er slachtoffers vallen, is de verontwaardiging over te lage straffen hoog. Maar die ‘lage’ straffen zijn het gevolg van ons strafsysteem, waarin de straf wordt afgestemd op de mate van schuld, niet zozeer op de ernst van het gevolg. Het is goed om die juridische context te snappen, maar er is meer. Wanneer is een sanctie zinvol, en voor wie? Dat hangt af van de context van de zaak, van het slachtoffer, van de dader. Daar moeten we de focus op leggen om werkelijk verschil te kunnen maken. Misschien moet de bestuurder die een aanrijding met blijvend letsel veroorzaakt een taakstraf in een revalidatiekliniek doen.

Hoe dan ook is het aansluiten voor de justitieketen op signalen uit de maatschappij ongelooflijk belangrijk. Een collega uit Amsterdam kreeg een brief van een veertienjarig meisje dat vond dat we in Nederland te laag straffen, dat gevangenissen hotels zijn et cetera. Je kunt ervoor kiezen zo’n brief naast je neer te leggen, maar je kunt ook dat meisje uitnodigen en kijken wat haar context is, waarom schrijft ze dat? Wat ziet ze dan om zich heen, en wat denkt ze dat wel effect heeft?

Delictpleger eerder bijzondere voorwaarden opleggen

De professionals in de justitieketen moeten de omslag maken naar contextgericht werken en zo betekenisvol afdoen, vereffenen. De dagelijkse praktijk vraagt om aanpakken die voorbij de grenzen van het institutionele gaan. Probleemgericht opereren gaat niet van de ene op de andere dag. Het vereist dat we ernaar streven de delictpleger in een veel vroeger stadium op passende wijze te bejegenen. Bijvoorbeeld niet met een bijzondere voorwaarde die pas opgelegd wordt als een zaak na maanden op zitting komt, maar direct als de delictpleger het politiebureau verlaat. Dat vergt een andere aanpak die past in de eisen van proportionaliteit van het strafrecht. Tevens vergt het creativiteit en een verhoogd omgevingsbewustzijn waardoor relevante informatie uit de context actief wordt betrokken. Waar woont de verdachte, wat speelt in zijn informele netwerk , hoe kunnen we zijn oorspronkelijke systeem betrekken bij de wijze van afdoening? Welke rol kan of wil het slachtoffer hierin vervullen? Dit zijn vragen die de reclassering ook moet meenemen in de zoektocht en ontwikkeling naar een nieuwe aanpak. Passend binnen de oorspronkelijke maatschappelijke opdracht waarin terugdringen van recidive en ondersteunen bij optimale re-integratie centraal aan.

Maar dat geldt voor alle professionals in de justitieketen, zij moeten meedenken in de innovatie, al in een vroeg stadium kijken naar de partners in het netwerk. Signaleren en signalen doorgeven, ook al in de fase wanneer de reclassering een verdachte op het politiebureau bezoekt, vanuit een actieve rol in de aanpak aan de voorkant.

Heleen Rutgers is plaatsvervangend. hoofdofficier van justitie bij het regioparket Midden-Nederland.

 

Noot
1. Jorritsma, E., ‘Een boete voor hardrijden - tot er doden vallen’, nrc.next, 25 november 2014

Dit artikel is 1998 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Goed artikel.

    De strekking van context lijkt me belangrijk, maar in het geval van de radicalisering van jongeren slecht uitgewerkt. Het wereldwijde aanbod van jihadisme is voor hen namelijk nauwelijks context te noemen. Hun context is hun gezinsleven, buurtleven en de structuur van de maatschappij waar ze zich in bevinden. Zij ondervinden dagelijks onderdrukking die veel buren met Nederlandse roots veel minder ondervinden.

    Daarom zou ik willen stellen dat hun zoektocht niet een zoektocht is naar identiteit, maar een zoektocht naar rechtvaardigheid. Dat een klein percentage hierbij in geweld verzeild raakt, is dan te begrijpen.

    Zou dit moeten leiden tot verminderde straffen?

  2. Een zoektocht naar rechtvaardigheid? Well, good luck with that.
    Ik denk dat het een stuk effectiever is om jongelui -sociaal weerbaar- te maken, hen een schild mee te geven waardoor zij zich emotioneel kunnen weren tegen benadeling, onrechtvaardigheid, ongelijke behandeling, religie-spot etc. Leren relativeren, leren incasseren.

    In een vrije samenleving kun je niet leven zonder schild. Iedereen wordt wekelijks wel eens beledigd, benadeeld en onrechtvaardig behandeld. Inderdaad, sommigen meer dan anderen. Het is naïef om te denken dat het leven rechtvaardig is, je kunt beter leren omgaan met tegenslag en discriminatie, of dat nou is vanwege het feit dat je vrouw, lelijk, arm of dom bent, of omdat je een bepaalde culturele/religieuze achtergrond hebt of toevallig de verkeerde truien draagt; je moet er hoe dan ook vanuit gaan dat het leven oneerlijk en onrechtvaardig is en ook altijd zal blijven.

    Dat daar ook wat aan gedaan moet worden prima (succes met deze utopie) maar het kan in ieder geval geen kwaad van jongs af aan te investeren in sociale weerbaarheid en relativeringsvermogen.

  3. Hoi Iris,

    Het standpunt dat je aanhoudt is begrijpelijk. Mag ik het Hansteeuwesk noemen? We kunnen lang praten over de schaal waarin mensen wel of niet onderdrukt worden, en de rol die ze daar zelf in spelen. Naar mijn idee is de culturele kloof wel dieper dan de kloof van voorbeelden die je noemt. Er bestaat echt zoiets als Ethnic Profiling.

    Wat ik wel even duidelijk wil maken hier, is dat die zoektocht naar rechtvaardigheid niet noodzakelijkerwijs mijn zoektocht is. Ik zit namelijk hoog en droog in mijn elitaire klasse. En naar ik vermoed, jij ook.

    Nee, die zoektocht zie ik meer als een maatschappelijk symptoom van onderdrukking, en in dat opzicht zeker niet onterecht. Dat mensen daar in door kunnen slaan keur ik niet goed, maar het is makkelijk om mensen te veroordelen, minder makkelijk om ze te begrijpen.

    En ik denk dat maatschappelijk begrip voor ongelijkheid toch wel echt de eerste stap is. Het is niet naïef om te denken dat dat mogelijk is. Kijk bijvoorbeeld maar naar de Zwarte-Pieten-beweging.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.