Het Openbaar Ministerie (OM) is, naast het opsporen en vervolgen van strafbare feiten, ook belast met het toezicht op de uitvoering van straffen en maatregelen. In de loop van de vele jaren dat ik als officier van justitie werkte, is bij mij de overtuiging gegroeid dat het OM alleen maar echt effectief en betekenisvol kan zijn als we samenwerken met partners in de justitieketen, uiteraard ook met de reclassering. Voor mij betekent reclassering de uitdaging om niet sec vanuit een productencatalogus te werken. Er is niets tegen goede producten, maar een eenzijdige gerichtheid die het product centraal stelt en niet het probleem dat we moeten oplossen, dat werkt niet.
Belangrijk is kijken vanuit een gezamenlijk verantwoordelijkheidsperspectief: welke problemen moet je met elkaar als partners oplossen? Essentieel hierin is een nauwkeurige diagnostiek die in verbinding staat met informatie uit de wijk en de buurt en met degenen die daar werken (jongerenwerkers, maatschappelijke organisaties) en die weten wat er speelt. Goede informatie heb je met elkaar nodig om de juiste keuzes te maken. Het vergroot het handelingsperspectief en daarmee de kans dat ons op betekenisvol werk. Voor dader, slachtoffer en de samenleving namens wie we rechtvaardigheid moeten creëren. Belangrijk daarbij is netwerken, dat wil zeggen met visie contacten leggen, onderhouden en benutten. Respectvol, prettig en productief contact maken en houden, met daarin wederkerigheid.
Samen bekijken wat werkt bij radicalisering
Om radicalisering als voorbeeld uit de actualiteit erbij te halen: daar speelt een kwestie van vraag en aanbod. De vraag komt van de jongeren die radicaliseren of daartoe neigen. Zij zijn, zoals alle jongeren, op zoek naar hun identiteit, zij hebben binding nodig, collectiviteit. Het aanbod is mondiaal en kan bestaan in het jihadisme, waarbij het risico schuilt in de radicalisering. Dat is de context waarmee we rekening moeten houden en van waaruit we moeten kijken welk handelingsperspectief dan werkt. Preventie? Repressie? Dat moeten we met elkaar bespreken en ontwikkelen, en daarbij niet alleen maar vanuit ons eigen perspectief kijken. Het gaat om weer insluiten in plaats van uitsluiten, en daarvoor is het nodig dat we buiten onze keten kijken, en dus ook jongeren, ouders, imams, scholen betrekken bij het handelingsperspectief.
Ken de juridische, persoonlijke en maatschappelijke context
Een ander voorbeeld waaruit het belang van context blijkt, is een verkeerszaak die eind vorig jaar speelde, waarbij drie dodelijke slachtoffers te betreuren waren, en de bestuurder een taakstraf kreeg. Een krantenartikel dat ik daarover las ging over de juridische context van deze zaak, met uitleg over het feit dat een dodelijke aanrijding soms een ongeluk is en soms iemands schuld.1 Er worden miljoenen verkeersovertredingen per jaar gemaakt, en die worden meestal bestraft met bestuurlijke boetes - waarover overigens iedereen klaagt. Maar als er slachtoffers vallen, is de verontwaardiging over te lage straffen hoog. Maar die ‘lage’ straffen zijn het gevolg van ons strafsysteem, waarin de straf wordt afgestemd op de mate van schuld, niet zozeer op de ernst van het gevolg. Het is goed om die juridische context te snappen, maar er is meer. Wanneer is een sanctie zinvol, en voor wie? Dat hangt af van de context van de zaak, van het slachtoffer, van de dader. Daar moeten we de focus op leggen om werkelijk verschil te kunnen maken. Misschien moet de bestuurder die een aanrijding met blijvend letsel veroorzaakt een taakstraf in een revalidatiekliniek doen.
Hoe dan ook is het aansluiten voor de justitieketen op signalen uit de maatschappij ongelooflijk belangrijk. Een collega uit Amsterdam kreeg een brief van een veertienjarig meisje dat vond dat we in Nederland te laag straffen, dat gevangenissen hotels zijn et cetera. Je kunt ervoor kiezen zo’n brief naast je neer te leggen, maar je kunt ook dat meisje uitnodigen en kijken wat haar context is, waarom schrijft ze dat? Wat ziet ze dan om zich heen, en wat denkt ze dat wel effect heeft?
Delictpleger eerder bijzondere voorwaarden opleggen
De professionals in de justitieketen moeten de omslag maken naar contextgericht werken en zo betekenisvol afdoen, vereffenen. De dagelijkse praktijk vraagt om aanpakken die voorbij de grenzen van het institutionele gaan. Probleemgericht opereren gaat niet van de ene op de andere dag. Het vereist dat we ernaar streven de delictpleger in een veel vroeger stadium op passende wijze te bejegenen. Bijvoorbeeld niet met een bijzondere voorwaarde die pas opgelegd wordt als een zaak na maanden op zitting komt, maar direct als de delictpleger het politiebureau verlaat. Dat vergt een andere aanpak die past in de eisen van proportionaliteit van het strafrecht. Tevens vergt het creativiteit en een verhoogd omgevingsbewustzijn waardoor relevante informatie uit de context actief wordt betrokken. Waar woont de verdachte, wat speelt in zijn informele netwerk , hoe kunnen we zijn oorspronkelijke systeem betrekken bij de wijze van afdoening? Welke rol kan of wil het slachtoffer hierin vervullen? Dit zijn vragen die de reclassering ook moet meenemen in de zoektocht en ontwikkeling naar een nieuwe aanpak. Passend binnen de oorspronkelijke maatschappelijke opdracht waarin terugdringen van recidive en ondersteunen bij optimale re-integratie centraal aan.
Maar dat geldt voor alle professionals in de justitieketen, zij moeten meedenken in de innovatie, al in een vroeg stadium kijken naar de partners in het netwerk. Signaleren en signalen doorgeven, ook al in de fase wanneer de reclassering een verdachte op het politiebureau bezoekt, vanuit een actieve rol in de aanpak aan de voorkant.
Heleen Rutgers is plaatsvervangend. hoofdofficier van justitie bij het regioparket Midden-Nederland.
Noot
1. Jorritsma, E., ‘Een boete voor hardrijden - tot er doden vallen’, nrc.next, 25 november 2014