De jeugdhulpplicht houdt in dat elke gemeente voorzieningen moet treffen die jeugdigen of hun ouders nodig kunnen hebben bij een behoefte aan hulp. De Jeugdwet geeft echter niet concreet aan wanneer gemeenten geen hulp hoeven te geven. Oftewel, hoe ver de verantwoordelijkheid van gemeenten bij hulpvragen reikt, is niet eenduidig in de wet vastgelegd. Volgens diverse commissies, zoals bijvoorbeeld de commissie Sint, zou de jeugdhulpplicht beter afgebakend moeten worden in de Jeugdwet.
Kinderen met ‘ander’ gedrag worden te snel gezien als kinderen met een ‘probleem’
De vorige staatssecretaris van VWS, Maarten van Ooijen, vond die afbakening ook nodig. Hij schreef in een brief aan de Tweede Kamer dat kinderen met ‘ander’ gedrag te snel gezien worden als kinderen met een ‘probleem’ waarvoor professionele hulp moet worden ingeschakeld (2022). Hij beloofde in die brief een aanpassing van de Jeugdwet.
Onderscheid algemene en maatwerkvoorzieningen
Bijna tweeënhalf jaar nadien kwamen de huidige verantwoordelijke bewindslieden, de staatssecretarissen Vincent Karremans (VWS) en Teun Struycken (JenV), met een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer. Zij willen een onderscheid maken ‘tussen een algemene voorziening en een maatwerkvoorziening, waarbij het de bedoeling is dat meer hulpvragen worden beantwoord met een algemene voorziening’. Het idee is dat algemene voorzieningen vrij toegankelijk, laagdrempelig en ook goedkoop zijn.
De brief laat onbeantwoord hoe een gemeente kan bepalen of iemand recht heeft op een maatwerkvoorziening
De brief laat echter de vraag onbeantwoord hoe een gemeente kan bepalen of iemand recht heeft op een maatwerkvoorziening, of niet. Wel meldt de brief dat er ‘een verkenning is uitgevoerd naar juridische mogelijkheden binnen de huidige Jeugdwet voor afbakening van deze jeugdhulpplicht door gemeenten’. Het advocatenkantoor Victor Advocaten & Adviseurs heeft die verkenning uitgevoerd en daarover gerapporteerd in een publiek document (vanaf nu: VAA). VAA begint met een opmerkelijke binnenkomer.
Gemeenten kunnen zelf meer doen aan het beperken van de reikwijdte van de jeugdhulpplicht
In de inleiding schrijven de opstellers namelijk dat de gemeenten zelf meer kunnen doen aan het beperken van de reikwijdte van de jeugdhulpplicht. Dat zouden ze dan kunnen doen in hun Verordening Jeugdhulp die iedere gemeente verplicht is op te stellen.
De VAA schrijft hierover: ‘Ouders zijn verplicht om voor hun minderjarige kinderen te zorgen, ze op te voeden en toezicht op hen te houden. (…) Als ouders deze jeugdhulp kunnen bieden door een gezonde draagkracht, hoeft het college geen voorziening in te zetten. Als de jeugdhulp echter verder gaat dan normaal is gezien de leeftijd van het kind, moet het college de balans tussen draagkracht en draaglast verder onderzoeken’ (p. 21). Dit geeft echter geen soelaas, want wanneer gaat de gevraagde jeugdhulp ‘verder dan normaal’?
Wat is normaal?
Er is zoveel variatie in gedrag dat we niet kunnen weten wat ‘niet-normaal’ gedrag is. Ieder kind moet door de ouders geholpen worden om zich normaal te kunnen gedragen. Dat moet, onder meer, met eten, met huiswerk, met fietsen, met zich teweerstellen tegen pesten. De wet heeft hier een term voor bedacht, namelijk ‘gebruikelijke hulp’. De overheid heeft zelfs een lijstje gemaakt van wat ‘gebruikelijk’ is bij verschillende leeftijden.
De overheid geeft niet aan wat de gebruikelijke hoeveelheid uren hulp bij huiswerk is
Deze lijst zegt bijvoorbeeld dat ouders hun kinderen van twaalf tot achttien jaar begeleiding en stimulans bij ontplooiing en ontwikkeling moeten bieden. Dan kan het gaan om huiswerk. Het is dus gebruikelijk om je kind met huiswerk te helpen, maar de overheid geeft niet aan wat de gebruikelijke hoeveelheid uren is. Is dat één uur per week, twee uur, acht uur? En, wanneer is het dan ‘bovengebruikelijke’ hulp? Is dat tien uur per week, twintig uur, veertig uur?
Niet objectief vast te stellen
Het lijkt dus (vrijwel zeker) dat het niet objectief vast te stellen is wanneer de gemeente jeugdhulp moet leveren en wanneer het gezin zelf verantwoordelijk is voor de hulp aan het kind. Hoe moet een gemeente dan de beslissing nemen of zij wel of niet jeugdhulp moet leveren? Omdat iedere beslissing juridisch kan worden aangevochten, ligt het voor de hand dat de gemeentelijke instantie die beslist over doorverwijzing (de zogenaamde toegang) hulpvragers vaak het voordeel van de twijfel gunnen.
Volgens een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep moet de gemeente in haar Verordening Jeugdhulp opnemen hoe ze denkt te kunnen bepalen of de eigen kracht van een gezin voldoende is om zelf problemen met hun kind of kinderen op te lossen. Welke formulering dan de toets der rechterlijke kritiek kan weerstaan, is echter verre van duidelijk.
Misschien dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten daar behulpzaam bij is
Misschien dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) daar behulpzaam bij is. De VNG heeft namelijk een modelverordening jeugdhulp uitgebracht. In artikel 10 lezen we dat het college van een gemeente niet een individuele maatwerkvoorziening hoeft te verstrekken als ze vindt dat de eigen mogelijkheden van de jeugdige of zijn ouders toereikend zijn om zelf hulp te bieden. Helaas ontbreken ook hier de criteria om te bepalen wanneer de draaglast van de hulp voor de kinderen de (mentale) draagkracht van het gezin te boven gaat.
Ontzeggen van jeugdhulp kan dan met veel kans van slagen bij een rechterlijke instantie worden aangevochten
De Jeugdwet, de VAA en de VNG geven geen criteria om te bepalen of de eigen draagkracht van een gezin voldoende is om zelf problemen met hun kind op te lossen. Zonder duidelijk gedefinieerde criteria kan een gemeente het echter onvoldoende motiveren als zij een gezin weigert een maatwerkvoorziening aan te bieden. Het ontzeggen van jeugdhulp door de gemeente kan dan met veel kans van slagen bij een rechterlijke instantie worden aangevochten.
Uit Jeugdwet verwijderen
Ook het recent uitgekomen rapport van de Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd besteedt ruimschoots aandacht aan de afbakening van de Jeugdwet. Het rapport beschrijft de verschillende belangen die er bestaan bij die afbakening. Cliënten, professionals, gemeenten en zorgaanbieders denken daar allemaal anders over. De commissie concludeert dat een breed gedragen afbakening van de jeugdhulpplicht sterk gebaseerd is op wensdenken. Verder beschouwt de commissie het voorziene tijdpad van invoering van de aangescherpte jeugdhulpplicht per begin 2026 weinig realistisch.
Als het dan kennelijk niet mogelijk is om een inhoudelijke afbakening voor de Jeugdwet te vinden, is er altijd nog de mogelijkheid om de jeugdhulpplicht uit de Jeugdwet te verwijderen. Dit was ook een aanbeveling van de commissie Sint. Gemeenten mogen dan helemaal zelf bepalen welke vormen van jeugdhulp zij wel en niet willen ondersteunen.
Daarmee is direct het vraagstuk opgelost van de rol van de medische verwijzers
Logischerwijs zouden gemeenten dan ook niet langer de kosten dragen die volgen uit de medische verwijsroute. Daarmee is direct het vraagstuk opgelost van de rol van de medische verwijzers, waaronder vooral de huisartsen. De huidige bewindslieden weten daar ook geen raad mee.
Harrie Verbon is oud-hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg en lid van een lokale rekenkamer in Midden-Brabant. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel.
Foto: Helena Lopes via Pexels.com