SOCIALE PRAKTIJK Je kunt beter meten wat mensen samen kunnen dan wat iemand zelf kan

Wijkteamleden in Flevoland vinden de Zelfredzaamheids-Matrix een lastig instrument om mee te werken. Inzicht in zelfredzaamheid biedt volgens hen te weinig houvast. Samen met de regionale Wmo-werkplaats gaan zij daarom bekijken of het meten van samenredzaamheid bruikbaarder inzichten verschaft.

Bij ons lectoraat Klantenperspectief in Ondersteuning en Zorg (KIOZ) van Windesheim Flevoland in Almere is sinds 1 januari 2014 een Wmo-werkplaats ingericht. De opdracht is om via kennisdeling en deskundigheidsbevordering een bijdrage te leveren aan de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dit betekent onder meer dat het lectoraat wijkteams of sociale wijkteams van gemeenten helpt met het ontwikkelen en toepassen van werkwijzen en hulpmiddelen om de Wmo-opdracht te realiseren. In dit artikel gaan we wat dieper in op het waarom van één van de hulpmiddelen die we aan het ontwikkelen zijn, namelijk de Samenredzaamheidmeter.

Het Wmo-doel dat alle burgers meedoen en meedenken of maatschappelijk participeren, vereist een fundamentele verandering in het denken over hulpverlening. De overheid acht zich niet langer primair verantwoordelijk voor de hulp die haar burgers nodig hebben en heeft bepaald dat als zelfstandig leven zonder hulp niet meer lukt, burgers eerst hun eigen netwerk moeten inschakelen. Pas als dit eigen netwerk de benodigde hulp niet kan bieden, komt professionele hulp in beeld. Met andere woorden, voor het oplossen van een hulpvraag geldt: eerst de burger zelf, dan het eigen netwerk, dan de vrijwilliger en als laatste de professional. De wijkteams, waarvan de leden veelal professional zijn, moeten de burgers helpen om zich als zodanig te gedragen. Dit is de Wmo-opdracht waarvoor de wijkteams zich geplaatst weten.

Praktijk geeft schizofreen gevoel bij professional en hulpvrager

De opdracht is duidelijk: een terugtrekkende professional. Maar hoe doe je dat? Veel wijkteamleden voelen hier een duidelijke zogeheten handelingsverlegenheid. Wat moeten ze doen of juist laten? In hun eigen folders zijn teksten te vinden als:

‘Kom naar het Sociaal Wijkteam!
Heeft u een (hulp)vraag of kent u iemand met een vraag of probleem? Het Sociaal Wijkteam helpt u verder op het gebied van welzijn, zorg, werk & inkomen en wonen. Het team ondersteunt u en helpt u om samen te komen tot een oplossing van het probleem. Het liefst samen met de mensen om u heen. Heeft u toch professionele hulp nodig? Ook dan biedt het sociaal wijkteam hulp bij het zoeken naar een oplossing.’

Natuurlijk, impliciet wordt wel aangegeven dat de burger de hulpvraag mogelijk zelf moet oplossen, maar de hele toonsetting is die van ‘heeft u hulp nodig, dan helpen wij u’. De werkelijkheid leidt dan ook vaak tot een enigszins schizofreen gevoel bij zowel de wijkteamleden als bij de betreffende hulpvragers. Immers, er kan pas professionele hulp geboden worden als zeker is dat de persoon in kwestie en/of het eigen netwerk, al dan niet aangevuld met een vrijwilliger, het niet zelf kan oplossen. Om hier zeker van te zijn, moet de professional dus eerst tijd en aandacht besteden aan wie het probleem moet oplossen voordat aan de oplossing van het probleem als zodanig gewerkt kan worden. De hulpvrager in kwestie krijgt al snel het gevoel dat hij het probleem eigenlijk zelf moet oplossen terwijl hij juist het idee heeft dat hij dat niet kan. De professional aan de andere kant komt niet toe aan datgene waarvoor hij is opgeleid, namelijk hulp verlenen. Beiden hebben het gevoel in de verkeerde rol te zitten.

Zelfredzaamheid-Matrix levert onbruikbare input

Om dit nare gevoel kwijt te raken grijpen professionals terug op hen bekende werkwijzen. Een hulpverleningstraject start doorgaans met een diagnose of de precieze vaststelling van het probleem. Om grip te krijgen op de Wmo-opdracht is daarom grote behoefte aan een soort diagnose van de oplossingspotentie van de burger en/of het netwerk op basis van vragen als: kan iemand het probleem wel/niet zelf oplossen of kan het netwerk, eventueel aangevuld met een vrijwilliger, het probleem wel/niet oplossen. Bij veel wijkteams is de zogeheten Zelfredzaamheid-Matrix in gebruik genomen om de gewenste ‘diagnose’ te kunnen stellen. In onze Wmo-werkplaats liepen wij er tegenaan dat wijkteamleden niet goed uit de voeten konden met dit instrument. Wat is er aan de hand?

Met de Zelfredzaamheid-Matrix wordt het functioneren van een persoon uitgedrukt in de mate van zelfredzaamheid van diegene op dat moment. Er wordt uitgegaan van vijf niveaus van zelfredzaamheid binnen elf domeinen. De niveaus lopen van acute problematiek tot volledig zelfredzaam. Simpel gezegd gaat het bij zelfredzaamheid over de mate waarin iemand zichzelf kan redden oftewel het individuele vermogen om dagelijkse algemene levensverrichtingen zelfstandig te kunnen doen. De dagelijkse algemene levensverrichtingen worden onderverdeeld in de domeinen financiën, dagbesteding, huisvesting, huiselijke relaties, geestelijke gezondheid, lichamelijke gezondheid, verslaving, activiteiten dagelijks leven, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie, justitie.

Casus: Verzoek om huishoudelijke hulp

Stel een 74-jarige vrouw komt met de vraag om huishoudelijke hulp. Op de Zelfredzaamheid-Matrix scoort ze ‘niet zelfredzaam’ op de onderdelen:

1. dagbesteding = geen dagbesteding, maar geen overlast
2. maatschappelijke participatie = gebrek aan motivatie om deel te nemen
3. lichamelijke gezondheid = beperking van (lichamelijke) activiteiten ten gevolge van een fysiek gezondheidsprobleem

Op alle andere punten scoort ze voldoende of volledig zelfredzaam. Wat betekent dit nu? Moet het wijkteam nu zorgen dat deze vrouw ergens aan gaat deelnemen? Waar blijft de terugtrekkende professional in dat geval? En wat betekent dit voor haar vraag om huishoudelijke hulp? De conclusie is dat de Zelfredzaamheid-Matrix wel helpt een soort diagnose te stellen, maar dat het in het kader van de Wmo-opdracht niet altijd tot een bruikbare diagnose leidt.

Beter? Meet hoe iemand zich samen met anderen weet te redden

Binnen onze Wmo-werkplaats zijn we vervolgens op zoek gegaan naar een alternatief. Op dit moment hebben we een conceptversie klaar van een zogeheten samenredzaamheidmeter. Samenredzaamheid is het collectieve vermogen om dagelijkse algemene levensverrichtingen zonder professionele inmenging te kunnen doen. Als een burger met een hulpvraag komt gaat het bij samenredzaamheid dus simpel gezegd over of en hoe iemand zich samen met anderen kan redden. De mate waarin men zich zelf kan redden staat bij samenredzaamheid dus niet centraal. Tevens is de aandacht in de samenredzaamheidmeter ten opzichte van de Zelfredzaamheid-Matrix verschoven van de mate waarin men zich zelf redt naar hoe men zich met hulp van anderen al dan niet redt.

De samenredzaamheidmeter geeft inzicht in de opbouw van de samenredzaamheid en in wat eraan ontbreekt. Dus om welke zorg, steun en hulp het gaat of welke gewenst is, wie deze op dat moment geeft en waar de ‘gaten’ en (on)mogelijkheden in het netwerk zitten. Dit alles vanuit het perspectief van de betreffende hulpvrager. In de komende periode gaan we deze samenredzaamheidmeter in de praktijk toepassen en verder optimaliseren. Het is onze bedoeling hierover in de eerste helft van 2015 verslag te doen.

Lineke Verkooijen is lector Klantenperspectief in Ondersteuning en Zorg bij Windesheim Flevoland in Almere. De Wmo-werkplaats Flevoland is onderdeel van dit lectoraat. Kijk op: http://www.windesheimflevoland.nl/onderzoek/