Aanpak criminaliteit in Nederland is na bezoek aan New York eenzijdig geworden

Bijna negen jaar geleden krijgt New York hoog bezoek uit Nederland. Hoe flikt de stad het om de criminaliteit en overlast zo ver terug te dringen? Nederland leert ervan, en Rotterdam boekt op korte termijn succes dankzij 'New York'. Maar fixatie op 'de korte klap' leidt daarna tot een blinde vlek.

In februari 2005 brengen de Nederlandse ministers van Binnenlandse Zaken en Bestuurlijke Vernieuwing een werkbezoek aan de Verenigde Staten. Ze doen dat in het gezelschap van vijf burgemeesters, waaronder Job Cohen van Amsterdam en Gerd Leers van Maastricht. Het doel is te leren van de ervaringen van hun collega’s over grootstedelijke problematiek en de aanpak van criminaliteit.

Hard New Yorkse beleid leidt tot ongekende daling van criminaliteit

De focus van het bezoek is New York. Onder leiding van Rudy Giuliani, burgemeester van 1994 tot 2001, en politiecommissaris William Bratton boekt de stad grote successen in het terugdringen van overlast en criminaliteit. Daarbij wordt gebruik gemaakt van instrumenten met klinkende namen als zero tolerance, fixing broken windows en intelligence-led policing. Deze aanpak leidt tot een ongekende daling van criminaliteit. Om een paar cijfers te noemen: voor moord, overval en inbraak bedraagt de daling 80 procent en voor diefstal van auto’s zelfs 94 procent.

Volgens de Amerikaanse hoogleraar Franklin Zimring zijn twee strategieën succesvol: hot spot policing en de ontmanteling van public drugs markets. ‘Hot spot policing’ is het langdurig aanpakken van plekken als een huizenblok waar criminaliteit een terugkerend verschijnsel is. Deze aanpak gaat gepaard met een strenge handhaving en agressieve surveillancetechnieken, bijvoorbeeld stop & frisk (tegenhouden & fouilleren) waarbij de politie mensen willekeurig mag aanhouden en fouilleren op verdenking van criminele activiteiten. Dit alles heeft veel overlap met de hardere aanpak van de politie tegen het op straat kopen en verkopen van drugs. Ook deze activiteiten zijn in de regel geconcentreerd op bepaalde plekken.

Naast deze twee strategieën hebben ook de implementering van een beter en sneller informatiesysteem, een strengere wetgeving- en handhaving daarvan - voor vuurwapenbezit en toegenomen mankracht van de politie aan het welslagen van het ingezette beleid bijgedragen.

Rotterdam heeft de meest Amerikaanse aanpak

De vraag is in hoeverre het werkbezoek in 2005 Nederlandse politici en bestuurders heeft geïnspireerd. Is er een grote stad in Nederland die de aanpak van New York heeft overgenomen? Nu blijft elke vergelijking moeilijk, maar toch zou je kunnen zeggen dat Rotterdam een beleid voert dat het meest een Amerikaanse invloed doet vermoeden.

Na de overwinning van Leefbaar Rotterdam tijdens de verkiezingen van 2002 is veiligheid in de havenstad onder de mantra ‘schoon, heel en veilig’ prioriteit nummer één. Rotterdam introduceert nieuwe beroepsgroepen zoals stadsmariniers en een ruimer arsenaal aan instrumenten om de onveiligheid in de wijken te bestrijden. Om de gelijkenis met New York nog groter te maken, heeft de havenstad in de persoon van Ivo Opstelten, burgemeester van 1999 tot 2009, ook zijn eigen ‘sheriff’.

Nederlandse beleidsmakers hebben een blinde vlek

Hoewel Amerika als het grote voorbeeld wordt gezien, zijn hierbij belangrijke kanttekeningen te maken. Typisch Amerikaanse maatregelen als straatcoaches, burgerwachten en ‘boot camps’ hebben weinig tot geen aantoonbaar effect op het terugdringen van criminaliteit. De geringe effectiviteit heeft veel te maken met de aard van de maatregelen, maar ook met het feit dat Amerika niet Nederland is.

Mede door hun fixatie op de VS hebben Nederlandse beleidsmakers een blinde vlek voor wat onze buurlanden doen om de criminaliteit terug te dringen. Zo bewijzen Scandinavische landen dat een humane behandeling van gevangenen leidt tot een lagere recidive. Een fraai voorbeeld is de open gevangenis Bastoy, een eiland waar gevangenen wonen en werken zonder dat hierbij tralies, omheiningen en veel bewakers aan te pas komen.

Ook blijft preventie een ondergeschoven kindje in de overwegend repressieve aanpak van criminaliteit in Nederland. Preventie gaat over het treffen van goedkope maatregelen als twee sloten op de deur of het plaatsen van bewakingscamera’s én over het creëren van sociaal weefsel in wijken, bijvoorbeeld door bewoners inspraak te geven in de aanpak van criminaliteit door de politie. Het maken en steunen van ‘positieve hotspots’ blijft in de praktijk onderbelicht; initiatieven daartoe worden weinig toegepast.

Korte klap uitdelen leidt niet tot bestendig resultaat

Met het Rotterdamse beleid wordt op de korte termijn redelijk succes geboekt. Maar voor een bestendig resultaat zou de focus van aanpak meer gericht moeten zijn op de problemen in specifieke gebieden (‘hot spot’) en het langdurig volgen van specifieke dadergroepen (‘hot groups’). Tegelijkertijd dient meer te worden geïnvesteerd in het actief betrekken van ‘positieve hotspots’ om op die manier bewoners een gevoel van vertrouwen te geven en de band met de wijk te versterken. Dat alles is echter ondenkbaar zonder de aandacht voor de algemene sociale toestand van wijken.

In het huidige veiligheidsklimaat is dat laatste moeilijk te verkopen, zeker als daarvoor flinke financiële investeringen nodig zijn voor onder anderen het op orde brengen van de fysieke staat van woningen en het verminderen van de verloedering van de woonomgeving. Gebeurt dat niet, dan blijft het beleid steken in het uitdelen van de ‘korte klap’. De lessen uit andere landen dan de VS bewijzen dat een mix van preventie en strenge handhaving meer en langer effect heeft.

Marc Schuilenburg doceert aan de afdeling Strafrecht en Criminologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Zijn nieuwste boek heet ‘Orde in veiligheid’. Een langer stuk van dit artikel staat in het nieuwe nummer van Justitiële verkenningen, getiteld: ‘Kijken naar Amerika’.

 

Foto: Bas Bogers