Syrië-strijders: liever families ondersteunen dan paspoort afnemen

Op moslimjongeren die naar Syrië trekken om te strijden, hebben beleidsmakers vaak maar één antwoord: vervolgen en paspoort afnemen. Dat is niet genoeg, stelt onderzoeker Amy-Jane Gielen. Van het ondersteunen van families zoals dat in België en Denemarken gebeurt, kunnen wij nog veel leren.

Nederland wordt net als andere Europese landen al ruim een jaar geconfronteerd met jihadistische strijders die vrijwillig naar Syrië vertrekken, zogenoemde foreign fighters. Voor veel mensen is dit fenomeen wellicht een ver-van-m’n-bed-show, ze vechten immers dáár en niet hier. Maar ‘terugkeerders’ nemen wel problemen mee naar huis, zoals een psychologisch trauma, vergelijkbaar met het post-traumatische stress-syndroom van oorlogsveteranen, die psychologische begeleiding en resocialisatie behoeven. De grootste zorg is evenwel dat terugkeerders hun ervaring met gewapende strijd binnen aan Al Qaida gelieerde groepen in hun Europese thuisland zullen inzetten. Veel Europese landen kiezen daarom voor repressieve maatregelen, zoals vervolging en het vooraf afnemen van het paspoort. Ook klinken er voorstellen om jongens én meisjes bij terugkomst het staatsburgerschap te ontnemen.

Maar aantonen dat mensen hebben deelgenomen aan de gewapende strijd bij Al Qaida-achtige groepen blijkt bijzonder lastig. Dat is alvast één reden om niet alle kaarten op repressie te zetten. Een meer preventieve benadering waarin een belangrijke rol is weggelegd voor eerstelijnswerkers blijkt cruciaal. Dit is precies waar het Radicalisation Awareness Network (RAN) zich op richt. Hierin wisselen eerstelijnswerkers uit heel Europa in opdracht van de Europese Commissie interventies en ervaringen uit om radicalisering te voorkomen en tegen te gaan.

Wie trekken er ten strijde?

In totaal vechten er nu zo’n 1500 tot 2000 Europese burgers in Syrië, en wekelijks sluiten zich daar mensen bij aan. Verhoudingsgewijs zijn België (226), Denemarken (90), Duitsland (270) en Nederland (100) de grootste leveranciers.

Een standaardprofiel van de Europese foreign fighter is er niet. Strijders zijn meestal mannen van midden twintig, maar soms ook jonger en vrouw. Gevallen van bekeerlingen en soms complete gezinnen die afreizen, zijn ook bekend. In sommige landen gaat het vooral om al dan niet werkloze mensen uit lagere sociaal-economische klassen of om jongeren die zich begeven in het criminele circuit (bendes, kleine criminaliteit), maar ook veel scholieren, studenten en mensen uit de middenklassen trekken ten strijde. Een verklaring voor de aanzienlijke aantallen is dat Syrië vanuit Europa heel toegankelijk is. Een vliegticket naar Istanbul is gauw gekocht, waarna de grensoversteek volgt, gedreven door humanitaire of ideologische (jihad) motieven, of op zoek naar spanning en sensatie. Opvallend is dat 80 procent van de Europese strijders zich heeft aangesloten bij aan Al Qaida verbonden groepen als Staat in Syrië en de Levant (ISIS) en Jabhat al Nusra

Ervaringen uit het buitenland

Hoe is te voorkomen dat mensen naar Syrië gaan, en welke interventies zijn er beschikbaar voor de terugkeerders? De benadering die in verschillende Europese lidstaten het minst wordt toegepast, is het ondersteunen van families. Het is een relatief nieuwe aanpak en voor professionals moeilijk uitvoerbaar. Doordat repressieve maatregelen de boventoon voeren, zijn families argwanend tegenover autoriteiten. Het risico bestaat immers dat hun kind of geliefde bij terugkomst wordt opgepakt en vervolgd. Toch geven de ervaringen met familieondersteuning in België (Antwerpen) en Denemarken (Aarhus) belangrijke lessen.

België – Antwerpen: huisbezoeken

Het geval van de Antwerpse Jejoen Bontinck die als 18-jarige naar Syrië vertrok, genereerde veel media-aandacht. Niet in de laatste plaats omdat zijn vader in de zoektocht naar zijn zoon de media in België en in Nederland actief opzocht. Volgens hem was Jejoen gerekruteerd door Sharia4Belgium.* Ook de familie van de 19-jarige Brian de Mulder zocht contact met de media.

Zou de behoefte om erover te praten niet gelden voor meer – vaak Marokkaanse – familieleden van afgereisde jongeren? Vanuit die gedachte zocht de gemeente Antwerpen actief contact met familieleden van vertrokken en teruggekeerde jongeren. De gemeente had dat eerder ook al gedaan, nadat Sharia4Belgium een demonstratie organiseerde tegen de anti-islamitische film Innocence of Muslims. Het protest eindigde in rellen, waarbij de politie ruim 230 amokmakers had aangehouden. Veel van de opgepakte jongeren hadden de keuze een boete te betalen of een gesprek te voeren met iemand van de gemeente. Indien ze minderjarig waren, moesten ze hun ouders meenemen.

Deze gesprekken boden de gemeente inzicht in de familierelaties, onder andere in de mate waarin ouders betrokken waren bij hun kinderen. Wie kwamen er mee naar het gesprek? De huisbezoeken bleken een gouden zet. In totaal zijn er nu twintig families bezocht van mensen die zich thans in Syrië bevinden of daar zijn gestorven. Veel ouders bleken een grote behoefte te hebben om te praten en zaten met veel vragen. Veel kinderen blijken vanuit Syrië contact te zoeken en veel ouders worstelden met de vraag wat ze moeten doen en zeggen. Ouders  hebben ook veel zorgen en verdriet om hun kind, waarvoor soms ook psychologische bijstand nodig is.

Het blijkt dat in Antwerpen veel van de vertrokken jongeren uit eenoudergezinnen komen waarin de moeder een sterke afhankelijkheidsrelatie heeft met de zoon. In gezinnen waarin de vader wel aanwezig is, blijkt deze veelal een marginale rol
te hebben.

Denemarken – Aarhus: groepsbijeenkomsten

Uit Aarhus, de tweede stad van Denemarken, zijn 27 jongemannen en twee vrouwen van tussen de 16 en 25 jaar naar Syrië afgereisd. Ook hier is gekozen voor een familiegerichte aanpak, in dit geval niet individueel maar groepsgewijs. Sinds april 2013 zijn er maandelijkse netwerkbijeenkomsten voor familieleden; vooral voor ouders van wie kinderen naar Syrië zijn vertrokken. Hoewel eerst wantrouwend (‘Zijn er geen journalisten?’ ‘Zit de politie er ook bij?’) blijkt dat ook deze ouders – Turken, Somaliërs, Libanezen en Palestijnen, maar ook Deense ouders van bekeerlingen – heel erg blij zijn met deze vorm van familieondersteuning. Deskundige begeleiders werken met de zelfhulpmethode, zoals die ook voor mensen met alcoholproblematiek wordt gebruikt. Deze ouders kampen evenals de Belgische met veel vragen (‘Wat moet ik doen als mijn kind contact opneemt?’), angsten, onbegrip (‘Wat hebben we verkeerd gedaan?’) en grote bezorgdheid en slapeloosheid.

De verhalen van de ouders blijken sterke gelijkenis te vertonen: hun kinderen – die het vaak prima deden op school of in hun loopbaan – hebben een kort en intensief radicaliseringsproces doorlopen. Velen kwamen van dezelfde moskee en school en zijn plotseling naar Syrië vertrokken. Een psycholoog reikt de ouders technieken aan om het contact met hun kind in Syrië te herstellen en de communicatielijnen open te houden.

Wat kunnen we hier in Nederland van leren?

Wat kunnen wij in Nederland hier nu van leren? Familieondersteuning staat weliswaar nog in de kinderschoenen, maar blijkt bijzonder waardevol:

  • Families zijn cruciaal in een deradicaliseringsproces.

 

  • Een naar Syrië vertrokken familielid brengt veel zorg en verdriet met zich mee. Veel families zijn gebaat bij psychologische hulpverlening. Vaak is er ook nog contact.

 

  • Als professionals in staat zijn de band met de familie aan te houden, zal het na terugkomst makkelijker zijn contact te leggen met de betrokkene.

 

  • Broertjes, zusjes, neefjes en nichtjes van degenen die naar Syrië zijn afgereisd, vormen een risicogroep. Ondersteuning kan eventuele radicalisering van hen vroegtijdig tegengaan.

 

Kortom: Vanuit het oogpunt van preventie en tegengaan van radicalisering is het zaak dat families ondersteuning wordt geboden vóórdat gezinsleden afreizen naar Syrië, tijdens hun verblijf daar én na hun terugkeer van elders. De lessen uit het buitenland zijn hierin erg waardevol.

Amy-Jane Gielen is senior onderzoeker en adviseur bij A.G. Advies (www.agadvies.com). Zij is tevens (via Radar Advies) werkzaam voor het Radicalisation Awareness Network van de Europese Commissie.

 

Dit is een ingekorte versie van het artikel dat eerder verscheen in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

 

Noot

*    Zie bijvoorbeeld de uitzending van Pauw en Witteman http://pauwenwitteman.vara.nl/Artikel.4215.0.html?tx_ttnews[tt_news]=30680&cHash=f04d5ae282640feb56f2f2cb0ebe325c/

 

Bron