Teevens aandacht voor slachtoffers kan nog beter

Slachtoffers van misdaad krijgen terecht meer aandacht van staatssecretaris van Justitie Fred Teeven. Toch schiet zijn aanpak nog schromelijk tekort. Spreekrecht wordt nu een gunst van de rechter. Dat is onhoudbaar.  

Staatssecretaris Teeven  profileert zich als de voortrekker van meer rechten voor slachtoffers van misdrijven. Het blijft niet bij mooie woorden alleen maar hij toont ook daadkracht. Hij staat open voor verzoeken van individuele gedupeerden en probeert daaraan zoveel mogelijk tegemoet te komen.

Dit alles is een goede zaak. Het werd hoog tijd dat er in Den Haag nu eens echt voorrang wordt gegeven aan het versterken van de rechtspositie van de gedupeerden. Zo is het goed dat er een voorschotregeling is gekomen voor de betaling van schadevergoedingen en dat die vervolgens zoveel mogelijk op de dader worden verhaald. Ook valt het toe te juichen dat het spreekrecht voor nabestaanden en ouders van minderjarige kinderen wettelijk zal worden gewaarborgd en dat bij voorwaardelijke invrijheidsstelling voortaan meer rekening zal worden gehouden met de belangen en gevoelens van de gedupeerden.

Indien sommige van deze verbeteringen misschien enigszins ten koste gaan van de rechten van de daders, is dat op zichzelf geen reden er vanaf te zien. Als concrete belangen van de gedupeerden in het spel zijn, moeten de belangen van de daders daarvoor soms wijken. Er moet een nieuwe balans worden gevonden tussen de legitieme belangen van de twee bij een strafproces betrokken partijen.  Dit vereist fundamentele afwegingen en een herbezinning op de doelstellingen van het strafproces.

Teeven voert een reactief beleid
Van de regering mag worden verwacht dat zij dit debat structureert. En dit is nu precies waarin het beleid van staatssecretaris Teeven schromelijk tekortschiet. Zijn beleidsdaden en wetsvoorstellen zijn steeds reacties op incidenten. De bal wordt hard weggeschopt. Dit biedt de staatssecretaris dan weer even politieke lucht, maar zo kan geen wedstrijd worden gewonnen. Dit reactieve beleid leidt  slechts tot marginale verbeteringen voor de gedupeerden. Er zullen zich bovendien voordurend nieuwe problemen aandienen waarop dan weer op een geïmproviseerde wijze moet worden gereageerd. Het ontbreekt tot nu toe aan een omvattende beleidsvisie. Wat zijn de belangrijkste noden en wensen van de gedupeerden van misdrijven en in hoeverre en tot welke prijs en volgens welk tijdspad is de regering bereid daaraan tegemoet te komen?

Dat een strategische beleidsvisie node wordt gemist, kan worden geïllustreerd met twee actuele voorbeelden. De eerste betreft de zojuist genoemde voorschotregeling. Hoe is nu eigenlijk de verhouding tot de uitkeringen van het reeds langer bestaande Schadefonds Geweldmisdrijven? Naar mijn mening zijn gedupeerden beter af bij het Schadefonds want dat keert veel sneller uit. Nadeel is dat er niet wordt verhaald op de dader. Waarom eigenlijk niet? Er fungeren in Nederland nu twee voorschotregelingen naast elkaar zonder dat goed is doordacht hoe ze zich tot elkaar verhouden. Wat vindt de staatssecretaris hiervan? Die heeft zich hierover nog nooit uitgesproken.

Spreekrecht bij Benno L.
Het tweede voorbeeld betreft het spreekrecht. De wettelijke regeling wordt keer op keer gerepareerd zonder dat er overeenstemming is over wat de regeling nu eigenlijk beoogt. De toezegging van de staatssecretaris dat de betrokken ouders of hun raadslieden in het proces tegen zwemschoolhouder Benno L. spreekrecht zullen mogen uitoefenen, zal daarom vrijwel zeker uitlopen op een teleurstelling. De ouders hebben laten weten dat zij met hun spreekrecht willen bereiken dat Benno L. TBS krijgt opgelegd en dus waarschijnlijk nooit meer vrijkomt.

Zich uitspreken over de straf is echter, anders dan in veel andere landen, binnen het Nederlandse spreekrecht nu juist uitdrukkelijk verboden. De gedupeerden mogen zich uitsluitend uitspreken over de gevolgen die het delict voor hen heeft gehad. De gedupeerden worden dus door de wet in de slachtofferrol gedrukt.

Voordat er nog meer marginale reparaties in de huidige regeling worden aangebracht, zou eerst eens overeenstemming moeten worden bereikt over de doelstellingen en grenzen van deze rechtsfiguur. In de rechtspraktijk blijken de meeste rechters de gedupeerden in strijd met de wet vrijuit te laten spreken over dader en straf. Volgens sommigen zou de wettelijke muilkorving van de gedupeerden in de praktijk dus geen probleem vormen.

Mij lijkt dit een onhoudbare opvatting. De huidige regeling maakt van het volledige spreekrecht een door de rechter te verlenen gunst. Men stelle zich voor dat de rechten van de verdachten op zo’n manier zouden zijn geregeld. Het spreekrecht dient bij de wet op een nieuwe, ruimere leest te worden geschoeid.  Dat vereist een grondige maatschappelijke en academische discussie.

Het wachten is op een brede beleidsnota over de rechtspositie van gedupeerden van misdrijven. De aanbieding en verdediging van zo’n nota is de echte vuurproef voor praktijkman Teeven in zijn Haagse functie. De afloop van het debat daarover zal bepalen of hij inderdaad de eretitel van Slachtoffer Staats verdient.

Jan van Dijk is als hoogleraar slachtofferkunde verbonden aan de Universiteit Tilburg.

Dit stuk verscheen ook op 29 februari in het Brabants Dagblad.