Sociaal werkers moeten niet therapeutiseren

De moderne samenleving stelt andere eisen aan burgers én dus ook aan de rol van sociaal werk. Sociaal werkers moeten niet therapeutiseren, medicaliseren of onderwijzen, maar socialiseren. Een pleidooi van Hans van Ewijk voor een pragmatische aanpak van sociaal werk, met een sense of coherence.

Afkomst en persoonlijke kenmerken bepaalden lang onze maatschappelijke rol en positie. Wij leven echter niet meer in een plaatsgevende, maar in een plaatszoekende samenleving. We krijgen geen plaats toebedeeld, maar moeten onszelf positioneren. We moeten onszelf kunnen verkopen. Niet alleen op de arbeidsmarkt, zoals Marx betoogde, maar ook in het sociale domein moeten we vechten voor een eigen plek, onze eigen weg kiezen en ons leven zin geven. Dat zet het leven onder druk.

Met deze verschuiving is ook de focus en het terrein van het sociaal werk en onderzoek gewijzigd. We denken niet langer in termen van achterstanden en stoornissen, van ‘toestanden’, maar in termen van sociaal gedrag en sociale verhoudingen (van Ewijk, 2010).

Sociaal werk gaat over socialiseren

‘Sociaal werk’ wordt meestal gebruikt om het geheel van verschillende sociale beroepen en functies aan te duiden. Wat al die specialisaties gemeen hebben, blijft echter vaag. In definities en omschrijvingen wordt de kracht van het vak in waarden (zoals bevrijding) uitgedrukt en is sociaal werk vooral dienstverlenend van aard. Het wordt tijd dat we sociaal werk van een stevige wetenschappelijk basis voorzien en duidelijk positioneren en profileren.

Mijn voorstel luidt om‘het bevorderen van sociaal functioneren’ te benoemen als de kern van het sociaal werk. Want sociaal werkers therapeutiseren niet, medicaliseren niet, onderwijzen niet, maar socialiseren. We willen vermijden om mensen naar hun toestand – achterstand, beperking of stoornis – in te delen en zo het menselijk geheel uiteen te rafelen in specialismes, methodieken en eenzijdige diagnoses. De kern van het werk ligt juist in de complexiteit van de samenleving, het probleem van deze tijd. Het gaat erom mensen, met onze kennis en persoonlijkheid, te helpen om met die dagelijkse complexiteit om te gaan, om hun leven leefbaar en dragelijk te maken. Wij kijken haast van dag tot dag naar wat nú de urgentie is, wat nu de mogelijkheden zijn en wie nu degenen zijn die iets kunnen doen.

Daarmee staat het perspectief van sociaal werk haaks op dat van behandelaars, die zoeken naar eenduidige diagnoses om van daaruit tot effectieve oplossingen te komen en bewezen methodieken.

Het gevoel van samenhang

Bij sociaal werk gaat het niet om behandelen, maar om begeleiden. Het draait om de kwaliteit van leven. Die heeft te maken met, in termen van Antonovsky, een Sense of Coherence. Dit gevoel van een samenhang in jezelf en in de wereld om je heen, heeft te maken met het begrijpen van – en het grip hebben op - de eigen situatie. Het gaat dus ook om zelfwerkzaamheid, het vermogen om constructief aan je wereld en jezelf te werken, om een plek en drive te vinden. Ook heeft de Sense of Coherence te maken met zingeving. Mét een geloofssysteem is het makkelijker functioneren: geloof geeft houvast en verbindt mensen.

Sociaal werk ontkomt niet aan de vraag hoe we bij kunnen dragen aan dat gevoel van samenhang, die zelfwerkzaamheid en zingeving. Daar, en in de interactie met de directe omgeving, ligt het aangrijpingspunt van ons werk. Daar ligt ook het actuele probleem van de welvaartssamenleving.

Ons werk was van huis uit heel pragmatisch en dichtbij de mensen. We hielpen met materiële en immateriële problemen, met opvoedings- en levensproblemen. Later raakten we in de ban van de politiek, van emancipatie en bevrijding. Ook hebben we de oren laten hangen naar specialisering en therapeutisering. Ik denk en hoop dat we weer naar de oorsprong teruggaan, naar pragmatische hulp maar geworteld in een Sense of Coherence. Een beetje filosofie en aardse theologie terug in ons werk.

Goed sociaal werk

Onderzoek ten behoeve van sociaal werk zou moeten bijdragen aan goed sociaal werk: technisch goed, moreel goed en esthetisch goed. Deze drie zijn nooit helemaal te scheiden. Instrumenteel technisch handelen betreft altijd het verdelen van schaarse tijd over meerdere gevallen: hoe je die tijd verdeelt, is een morele afweging. Als je moet besluiten over het wel of niet opnemen van iemand, is dat niet alleen een lastig moreel besluit maar ook een kwestie van risico-inschatting. En de vraag naar goede smaak, de juiste omgangsvormen, een fijnzinnig invoelen en aanvoelen is voor een deel vakmanschap, maar heeft ook te maken met gevoel voor het schone, het mooie.

 Open gericht op de ander

De basishouding van de sociaal werker is het - zo intens en open mogelijk - gericht zijn op de ander. We vinden de meeste expliciete en impliciete kennis bij de burger zelf. Dat uitgangspunt moet ook de richting van sociaal onderzoek bepalen. Hoe kunnen sociaal werkers mensen steunen om zinvol en zelfwerkzaam om te gaan met complexiteit, zonder dat professionals als passanten ervaren worden?

Burgers hebben vaak het gevoel dat hun problemen bepaald en besproken worden in de burelen van de overheid en instituties. Ze worden overladen met goedbedoelde projecten en intenties, met steeds weer die boodschap dat zij, de burgers, niet deugen, te dik zijn, te weinig doen om werk te vinden, geen onderlinge zorg leveren, geen aandacht hebben voor de omgeving, discrimineren, te hard rijden, geen tijd voor hun kinderen nemen, te depressief zijn of te autistisch en bijna als gotspe dat ze te afhankelijk zijn. Een mooie uitspraak van een Marokkaanse jongen: ‘Iedereen kijkt naar ons, maar niemand kijkt ons aan’. In één zin het samenlevingsprobleem in essentie gepakt.

Toekomst van het sociaal werk

Het wordt tijd dat sociaal werk zich zelfstandig positioneert en profileert en zich op gelijkwaardig niveau verbindt met andere professionals. Dit vraagt zowel om een wetenschappelijke verankering van het vak. En als in de strijd op het nieuwe speelveld op lokaal niveau waar nieuwe wetgeving in de jeugdzorg, awbz, werk en inkomen en onderwijs vragen om integrale werkwijzen en brede basisprofessionals.

In het nieuwe lokale speelveld komt het er op aan hoe het sociaal werk zich positioneert, profileert en met wie het zich verbindt. Sociaal werk is er om mensen te ondersteunen om hun leven dragelijk te houden, door zoveel mogelijk gebruik te maken van de kennis, verlangens en mogelijkheden van de betrokkene en zijn directe omgeving. Goed sociaal werk draagt bij aan leefbaarheid en voorkomt de noodzaak van gespecialiseerde en therapeutische hulp.

De kern van sociaal werk ligt eerder in sociaal functioneren dan in therapeutiseren en emanciperen;  eerder in begeleiden dan in behandelen, eerder in leefbaarheid dan heelbaarheid, in verbindingen eerder dan verrichtingen, in ongelijke behandeling eerder dan gelijke behandeling. Dit past in het streven om van tweede lijn naar frontlinie te gaan en van professional naar burger.

Hans van Ewijk was tot maart 2012 Lector Sociaal beleid, Innovatie en Beroepsontwikkeling aan de Hogeschool Utrecht. Hij is als bijzonder hoogleraar verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek waar hij zich richt zich op de grondslagen van het maatschappelijk werk. Sinds 2006 is hij gasthoogleraar bij de Tartu Universiteit in Estland. 

 

Dit artikel is een bewerking van de afscheidsrede van Hans van Ewijk als Lector aan de Hogeschool Utrecht. Bij zijn afscheid verscheen het gelijknamige boek 'Samenleven is geen privézaak. Sociaal werk en actief burgerschap'.

 

Bronnen:

Ewijk, H. van, 2010. Maatschappelijk werk in een sociaal gevoelige tijd. Amsterdam: SWP/ HumanisticsUniverity Press.

Hsao, 2008. Vele takken, één stam. Kader voor de hogere sociaal-agogische opleidingen.Amsterdam: SWP.

International Federation of SocialWorkers, 2012. http://www.ifsw.org

Payne, M., 2005. Modern SocialWorkTheory, 3rd  edition, Houndsmill, Bassingstoke, New_York: PalgraveMacmillan.