Waarom zijn de Japanners toch zo gelaten?

Waarom reageren de Japanners toch zo gelaten op de rampspoed? Volgens Pepijn van Houwelingen, die woonde en promoveerde in Hiroshima, komt die houding voort uit het historische belang dat aan de groep wordt toegekend en een vertrouwdheid met rampen. 

Niet alleen in Nederland maar ook in andere landen heeft de gelaten, gedisciplineerde en waardige wijze waarop Japanners de rampspoed waarmee ze getroffen zijn verdragen een behoorlijke indruk gemaakt. We hebben allemaal immers nog de beelden uit New Orleans en Haïti op ons netvlies waar de ramp gevolgd werd door plunderingen, moordpartijen en verkrachtingen en men bepaald niet rustig in de rij stond voor wat water. Daarom is het des te fascinerender dat volgens enquêtes Japanners juist minder snel dan Amerikanen geneigd zijn mensen in het algemeen te vertrouwen. Maar in vergelijking met de Verenigde Staten zijn de criminaliteitscijfers in Japan veel lager en als je bijvoorbeeld je portemonnee in Tokio verliest is de kans groter dat de vinder hem bij de politie inlevert dan in New York om maar wat te noemen.

Op basis van mijn eigen ervaringen in Japan, waar ik een aantal jaren heb gewoond, kan ik dit ook zonder meer bevestigen. In vergelijking met Nederland is Japan niet alleen veel veiliger, de openbare ruimte is er ook veel schoner en kwetsbaarder, zelfs in grote steden. In tegenstelling tot Nederland hoeft niet alles in Japan per se ‘Bokito-proof’ te zijn, dus vind je op bijna elke straathoek een verkoopautomaat en kun je geldautomaten niet alleen gebruiken om geld op te nemen maar ook om geld te storten, zonder dat er blijkbaar figuren zijn die menen dat het dan leuk is eens steentjes in plaats van munten in de automaat te storten. Japanners zijn ook aanzienlijk beleefder dan de gemiddelde Nederlander die zijn grofheid, ongemanierdheid en lompheid vaak met spontaniteit en authenticiteit verward. Waar wij in Nederland in feite nog maar een enkel beleefdheidswoordje kennen, namelijk ‘u’ in plaats van ‘je’ of ‘jij’, een woord dat, althans dat is mijn stellige indruk, ook nog eens met uitsterven bedreigd wordt onder al het eigentijdse ‘gejij’ en ‘gejou’, kent de Japanse taal zoveel verschillende beleefdheidsvormen en uitdrukkingen dat er zelfs een apart Japans woord voor deze zogenaamde ‘beleefdheidstaal’ is (keigo).

Kortom, in Japan schijnt het individu zich meer gelegen te laten liggen aan de gemeenschap – en is dit niet al bijna een definitie van sociale cohesie? – dan in onze contreien tegenwoordig gebruikelijk is. Maar waar komt deze betrokkenheid en het vermogen het eigen ego ondergeschikt te maken aan het belang van de groep dan vandaan? Hoe valt de typisch Japanse beheersing, gelatenheid – shikata ga nai is bijvoorbeeld een veelgebruikte en typisch Japanse uitdrukking die vrij te vertalen is als ‘er is niets aan te doen’ – en naar mijn mening waardigheid te verklaren?

Het individu wordt in zijn sociale context geplaatst
Laten we eens kijken naar de Japanse taal zelf. Wat onmiddellijk opvalt is dat deze taal erg geneigd is onderscheid te maken, niet alleen tussen inferieuren en superieuren maar ook tussen ingroup (uchi) en outgroup (soto). Daarbij worden in Japan individuen vaak niet met hun persoonlijke naam aangesproken maar met de rol die ze op dat moment spelen. Het is dus bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat een vrouw naar haar echtgenoot verwijst via de rol – vader – die hij vervult. Het gaat de Japanners dus niet zozeer om het individu maar om de (tijdelijke) rol die hij in een bepaalde context speelt. Het individu wordt dus vrijwel continu in een sociale context geplaatst en daar dus ook aan herinnerd en niet, zoals bij ons in het westen gebruikelijk is en in Japan ook steeds meer de norm wordt, als een los en vrij atoom gezien. De enorme voorliefde voor uniformen, die vrijwel iedereen in Japan die een bepaalde sociale rol vervult draagt – van winkelpersoneel tot leerlingen, van liftbedienden tot schoonmakers – laat dit ook zien. Het Japanse karakter voor ‘persoon’ ten slotte, ??symboliseert iemand die op een ander steunt en is dus niet, zoals bij ons het geval is als we bijvoorbeeld mensen zouden turven, een rechtopstaand streepje. Het Japanse woord voor ‘mens’, ???is een samenvoeging van het zojuist genoemde karakter voor ‘persoon’ en het karakter voor ‘tussen’ waarmee het relationele aspect van het menszijn als het ware dubbel wordt benadrukt.

De context en het tussen de dingen zijn is dus in de Japanse beleving belangrijker (en ook ‘interessanter’) voor het menszijn dan vrijheid en autonomie. De klassieke Grieken zouden het trouwens roerend met de Japanners eens zijn, aangezien ze een privaat individu die vrij en autonoom van de polis leefde een ‘idiotes’ - een idioot – noemden. Echter, het moderne Westerse idee van ‘individuele rechten’ zoals we dat sinds slechts 200 jaar gewoon zijn gaan vinden kon aanvankelijk niet eens in het Japans vertaald worden. Bij het opstellen van de grondwet gedurende de tweede helft van de negentiende zag men zich dus genoodzaakt een geheel nieuw Japans woord (kenri) voor dit moderne idee uit te vinden.

Japan is een land van rampen
De vraag blijft: waarom zijn Japanners, in vergelijking met moderne Westerlingen, relatief zo betrokken bij allerlei maatschappelijke verbanden? Of, in meer eigentijdse termen, waar komt dat grote Japanse reservoir aan ‘sociaal kapitaal’ vandaan?

Een eerste mogelijke reden is de rivaliteit tussen allerlei verschillende groepen, die altijd enorm is geweest in Japan. De Japanse geografie, die trouwens best veel op de Griekse lijkt en gedomineerd wordt door bergen, eilanden en hier en daar een stukje open land, maakt het makkelijk voor relatief kleine groepen om zelfstandig te blijven. In combinatie met rivaliteit is de groep als entiteit voor het individu natuurlijk van levensbelang. Tel daarbij op dat Japan, zeker vroeger, een erg hiërarchische samenleving was, waardoor de sociale verbanden en posities binnen de groep voor het individu verder aan belang winnen, en je kan begrijpen waarom de sociale context en het welzijn van de groep zelfs nu nog zo belangrijk is in Japan.

De derde en laatste reden zijn de rampen zelf en daarmee is de cirkel rond. Japan wordt ook wel het ‘land van de rampen’ genoemd. In de herfst trekken orkanen – in Japan worden ze tyfoons genoemd – over. In de winter worden door plotselinge zware sneeuwval dorpen van de buitenwereld afgesloten. Aangezien er weinig steen is zijn Japanse huizen traditioneel van hout en dicht op elkaar gebouwd omdat 80 procent van het land bergachtig en min of meer onbebouwbaar is. Brand is dan ook door de geschiedenis heen een groot angstbeeld voor de Japanners geweest. De bergen kunnen een bron van vallende stenen en lawines zijn en op dit moment is er weer een vulkaan in het zuiden van Japan uitgebarsten. Ten slotte is Japan het meest aardbevingsgevoelige land ter wereld en ‘tsunami’ is zelfs een Japans woord naar we nu allen behoren te weten. Vanwege al die rampen moesten en moeten Japanners door de geschiedenis heen wel leren om met elkaar samen te werken. Vandaag de dag zie je dit nog terug in de talloze rampenoefeningen die er jaarlijks in Japan worden gehouden, niet alleen op scholen en in bedrijven maar ook door allerlei buurtgroepen die excursies organiseren naar ‘rampenpreventie centra’ en bijvoorbeeld samen met de brandweer rampenoefeningen organiseren. Ook na deze grote ramp zijn Japanners ongetwijfeld weer gedwongen samen te werken en wordt het individu op zijn beperkingen gewezen en sociale cohesie gecreëerd.

Pepijn van Houwelingen woonde van eind 2004 tot begin 2009 in Hiroshima en is daar gepromoveerd op een proefschrift over buurtgroepen en sociaal kapitaal in Japan. Op dit moment werkt hij als wetenschappelijk medewerker bij de onderzoeksgroep Participatie en Bestuur van het Sociaal en Cultureel Planbureau.