Wetenschap, ook maar een mening?

Dick Houtman plaatst kanttekeningen bij de kritiek op fact free politics. Die kritiek vertoont verontrustende overeenkomsten met de bekrompenheid, kortzichtigheid en gelijkhebberigheid waarvan Wilders en de zijnen worden beschuldigd. Fact based politics is onmogelijk en het geloof erin is minstens even irrationeel.

Fact-based politics is onmogelijk en net zo irrationeel als fact-free politics. Dat laat zich demonstreren aan de hand van een eenvoudig voorbeeld. Neem twee uiterst betrouwbare wetenschappers. De één toont in onderzoek aan dat werklozen meer geprikkeld worden om werk te zoeken door lage dan door hoge uitkeringen. De ander laat zien dat lage werkloosheidsuitkeringen sociaal lijden en uitsluiting veroorzaken. Hoewel op beide bevindingen wetenschappelijk gezien misschien niets valt af te dingen, kun je er toch geen politiek op baseren. Dat komt doordat sociale problemen niet simpelweg ‘objectieve standen van zaken’ zijn. Pas als sociaal lijden wordt gedefinieerd als het ‘echte’ probleem, kunnen de uitkeringen verhoogd worden als antwoord daarop. Ziet men daarentegen inkomensoverdrachten zonder tegenprestatie als het ‘echte’ probleem, dan kan dat worden bestreden door de uitkeringen juist te verlagen.

De wetenschap kan kortom wel vaststellen of en in hoeverre iets ‘het geval is’, maar die feiten spreken niet voor zichzelf. Of ze ‘erg’ zijn, of juist helemaal niet, kan slechts worden vastgesteld op morele gronden. De daarvoor benodigde voorstelling van de goede samenleving kan echter niet op wetenschappelijke gronden worden geselecteerd of gelegitimeerd, want is geen ‘feitelijke’ kwestie. Of iets ‘erg’ is, kan men bijgevolg niet ‘weten’, maar alleen maar ‘vinden’ of ‘menen’. Zo’n ‘vinden’ of ‘menen’ is politiek gezien bovendien belangrijker dan de feiten zelf, want zonder dat blijven de laatste betekenisloos en zonder politieke handelingsgevolgen.

Doen alsof de feiten voor zichzelf spreken schaadt daarmee de kwaliteit van zowel de wetenschap als de politiek. Het leidt tot pseudo-wetenschap, die politiek vermomt als wetenschap en politieke standpunten voorstelt  als ‘feiten’. Het leidt ook tot pseudo-politiek, waarin politici zich opstellen als slaven van de werkelijkheid en zich achter ‘feiten’ verschuilen. Ook zij verzaken daarmee hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het is immers aan hen om de feiten actief te interpreteren en te wegen in het licht van de maatschappelijke idealen die zij zeggen te vertegenwoordigen.

Wetenschappelijke kennis is altijd cultureel bepaald
De bevindingen van onze twee fictieve onderzoekers passen slecht in de rigide mallen van ‘waar’ en ‘onwaar’. Ze zijn weliswaar gebaseerd op de sociale werkelijkheid (en in die zin dus ‘waar’), maar vormen hiervan desondanks geen politiek neutrale afspiegeling (en zijn in die zin dus ‘onwaar’). Het is aan onderzoekers die weigeren zich voor politieke karretjes te laten spannen om erop te wijzen dat in beide gevallen politiek onwelgevallige feiten buiten het blikveld worden gehouden. Het is aan hen om te wijzen op die andere problemen van die andere groepen – problemen die door dergelijk onderzoek onzichtbaar worden gemaakt en door erop gebaseerde beleidsmaatregelen zelfs worden verhevigd of geïntensiveerd.

Dit laat uiteraard onverlet dat ook onderzoekers die geen spreekbuis van deze of gene religieuze of politieke club willen zijn in de praktijk best zo hun ideeën hebben over de morele en politieke implicaties van eigen of andervrouws onderzoek. Zo’n normatief ‘vinden’ dient volgens de socioloog Max Weber (1856-1920) echter scherp te worden onderscheiden van het sociaal-wetenschappelijke ‘weten.’ Zijn kennisleer is sinds de jaren zestig in mijn ogen echter ten onrechte vaak weggezet als een naïeve vorm van positivisme, terwijl zij in feite juist preludeert op het postmodernisme. Weber stelt immers dat sociaal-wetenschappelijke kennis nooit een rechtstreekse afspiegeling van de sociale werkelijkheid kan zijn, maar altijd en onontkoombaar cultureel wordt gemedieerd. De verwerving van sociaal-wetenschappelijke kennis vindt in zijn optiek dus altijd plaats vanuit een waardegebonden probleemdefinitie, waarvan niet wetenschappelijk kan worden ‘aangetoond’ dat zij ‘beter’ of ‘meer waar’ is dan enige andere.

Voor Weber was dat echter geen reden om de wetenschap dan maar gewoon te laten opgaan in de politiek. Integendeel: juist omdat het sociaal-wetenschappelijke ‘weten’ onontkoombaar partieel en eenzijdig is, zoals vandaag de dag ook de postmodernisten onderkennen, kunnen onderzoekers geen morele of politieke oordelen vellen op basis van hun onderzoeksresultaten. Doen zij dat wel, dan toveren zij als het ware het eerder door henzelf verstopte morele konijn weer uit de wetenschappelijke hoed, zoals wordt geïlustreerd door het voorbeeld hierboven.

De kritiek van vooral politiek links op fact free politics berust kortom op een veronachtzaming van culturele complexiteit en meerduidigheid die verontrustende overeenkomsten vertoont met de bekrompenheid, kortzichtigheid en gelijkhebberigheid waarvan ironisch genoeg Wilders en de zijnen worden beschuldigd. Uiteindelijk valt fact based politics net zo moeilijk te verzoenen met multiculturele verdraagzaamheid als fact free politics.

Fact free politics in de linkse jaren zestig
De kritiek op fact free politics en het geloof van links in de mogelijkheid van fact based politics is des te opmerkelijker in het licht van de recente geschiedenis. In de jaren zestig waren linkse politieke activisten het immers over één ding roerend eens. De droom van de Verlichting was ontaard in een technocratische nachtmerrie waarin een kille a-morele rationaliteit, onpersoonlijke bureaucratische regels en een van zichzelf vervreemde mens figureerden. De wetenschap ging in dit klimaat niet vrijuit. Zij was, zo luidde het verwijt, slechts gericht op de wereld zoals zij feitelijk was, terwijl het toch een stuk belangrijker was om zich druk te maken over hoe zij zou moeten zijn. Aan de feiten moest men zich destijds dan ook vooral niet teveel gelegen laten liggen, want de verbeelding moest aan de macht. En  uiteraard: als de theorie niet strookte met de feiten, dan was dat des te erger voor de feiten. De jaren zestig waren zo onmiskenbaar een tijdperk van linkse fact-free politics.

Er is vandaag, kortom, weinig nieuws onder de zon en er is niets inherent ‘links’ of ‘rechts’ aan fact-free politics. Zij is gewoon een min of meer logische reactie op een diep gevoelde onvrede over de samenleving en haar instituties – een onvrede die ertoe leidt dat ideeën over hoe de wereld zou moeten zijn belangrijker worden dan kennis over hoe zij feitelijk is.

Wantrouwen tegen de wetenschap: de kennisvalorisatieparadox
Toch is het wantrouwen ten aanzien van de wetenschap vandaag de dag maatschappelijk dieper geworteld dan vier decennia geleden. Een belangrijke oorzaak daarvan is de ingrijpend veranderde verhouding tussen wetenschap, politiek en media. Wetenschappelijk onderzoek is onmiskenbaar een steeds belangrijkere legitimerende rol gaan spelen. Onder het mom van ‘kennisvalorisatie’ zijn onderzoekers de markt op en de media in gejaagd. De resulterende zee aan beleids- en toepassingsgericht onderzoek, gebaseerd op ‘gegeven’ probleemdefinities en doelstellingen, heeft de intellectuele reflexiviteit en kritische zin – zo broodnodig voor een gezonde rolverdeling tussen wetenschap en politiek – inmiddels vérgaand ondergraven.

Hier komt dan nog bij dat de media een steeds grotere rol zijn gaan spelen bij het zichtbaar maken en uitvergroten van de onderling strijdige kennisclaims waartoe een en ander leidt. De media hebben immers geen boodschap aan datgene wat de wetenschap onderscheidt van religieus en politiek-ideologisch geloof: haar nadruk op het belang van methodische twijfel en de onmogelijkheid van zekerheid. De (commerciële) televisie heeft geen boodschap aan intellectuele reflexiviteit, kritische distantie en scepsis. Men prefereert sexy oneliners en ongenuanceerde zekerheden, of liever nog: deskundigen die het zo grondig met elkaar oneens zijn dat zij elkaar retorisch de hersenpan inslaan. Deze concurrerende waarheidsclaims leiden vervolgens tot een relativering van al die waarheidsclaims. Met als gevolg dat Henk en Ingrid denken, ‘al die wetenschappers roepen ook maar wat’.

Dit is de kennisvalorisatieparadox: het overspannen vertrouwen dat wetenschap, religie en politieke ideologieën overbodig zou kunnen maken, leidt er nu toe dat ook de wetenschap steeds minder serieus wordt genomen. De vérgaande vermenging van wetenschap met politiek heeft ertoe geleid dat wetenschap inmiddels, net als religie en politiek, volgens velen ‘ook maar een mening is’. Meehuilen met de wolven in het bos over ‘fact-free politics’, en daarmee suggereren dat politiek ‘fact-based’ zou moeten of kunnen zijn,  gooit slechts extra olie op dit anti-intellectualistische vuur. Verstandiger ware het om wetenschap en politiek juist weer eens wat meer uit elkaar te gaan halen, zodat de wetenschap weer wat wetenschappelijker en de politiek weer wat politieker wordt.

Dick Houtman is hoogleraar Cultuursociologie aan het Centre for Rotterdam Cultural Sociology (CROCUS) van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze bijdrage is gebaseerd op een lezing die hij verzorgde in het kader van een door NSV en SCP georganiseerd actualiteitencollege over De gevolgen van ‘fact-free politics’ voor beleid en onderzoek (Den Haag, 17 november 2011). Download zijn oratie hier: Dick Houtman, (2008), Op jacht naar de echte werkelijkheid: Dromen over authenticiteit in een wereld zonder fundamenten, Amsterdam: Pallas Publications. Website: www.dickhoutman.nl.