Klimaatveranderingen en milieuvervuilingen, onzekere banen, nationale schulden en disfunctionele democratieën hebben ons vertrouwen in onze instituties, de toekomst, maar ook in elkaar beschadigd. Regelmatig horen wij dat toekomstige generaties het minder goed zullen hebben dan vorige. Dat klinkt allemaal onheilspellend, maar een nog groter gevaar dan achteruitgang en tegenspoed ligt op de loer, namelijk ressentiment onder degenen die zich tekortgedaan en machteloos voelen, én vergelding verlangen.
Wraaklust is de belangrijkste oorzaak van ressentiment. Echter, terwijl wraakzucht zich op bepaalde vijanden richt, en bevredigd wordt wanneer deze worden gestraft, houdt ressentiment niet op. Ressentiment is niet louter emotie, maar een geesteshouding gekweekt door aanhoudende haat, nijd en wraaklust. Een mens, een groep, of een natiestaat die door ressentiment gedreven wordt, is ‘gedwongen’ om wat hij niet kan bezitten te vernietigen. Dit kunnen materiële, maar ook intellectuele en culturele goederen zijn. Denk bijvoorbeeld aan het verbranden van boeken, het vernielen van monumenten, het vandalisme en vervuilen van de openbare ruimte. De Franse revolutie, het nazisme, hedendaagse vormen van nationalisme, en terrorisme zijn bij uitstek voorbeelden van de doorwerking van ressentiment.
Ressentiment is niet alleen een sterk gif, maar is ook zeer besmettelijk. Wij moeten alles doen om te voorkomen dat wij als individuele personen en samenleving naar de afgrond van het ressentiment afglijden.
Ressentiment is de zelfvergiftiging van de geest
In het westen zijn generaties doorgaans grootgebracht met de verwachting van gelijke economische kansen en materiële omstandigheden. Deze verwachting heeft zich geglobaliseerd, met als gevolg dat het heel normaal is geworden dat allen ter wereld de aspiraties hebben om carrière te maken, rijk te worden, een huis, televisie, smartphone, en auto te bezitten. Deze verwachtingen staan echter haaks op de werkelijkheid. In de echte wereld hebben sommigen niet eens genoeg voedsel, terwijl anderen in meer of mindere mate in materiële overvloed leven. Om de zaak erger te maken wordt deze overvloed op televisie, internet, en sociale media wereldwijd uitgezonden. Waarom is dit een probleem? Omdat wij in een wereld leven waarin allen in gelijke politieke en sociale rechten zijn gaan geloven, terwijl er grote verschillen in macht, rijkdom en opleiding heersen. Omdat moderne mensen continu bezig zijn zichzelf met anderen te vergelijken, zijn nijd, jaloezie en haat bijna onvermijdelijk binnen een kapitalistisch systeem waarvan concurrentie een integraal onderdeel is. De globalisering van dit systeem heeft ertoe geleid dat de voedingsbodem voor het ressentiment ook geglobaliseerd werd.
Ressentiment is de zelfvergiftiging van de geest; de mens die daaraan bezwijkt, kan zich er heel moeilijk van bevrijden. L’homme de ressentiment (een term afkomstig van Max Scheler) is bezeten door haat, wraakzucht, nijd, afgunst, en de impuls om te denigreren. Deze mens gaat vervolgens op zoek naar objecten om wat zijn levenshouding is geworden te bevredigen. Hij moet alles denigreren en vernietigen want dit is het enige wat opluchting biedt. Hij is niet in staat om schoonheid en grootheid te bewonderen. Concreet betekent het dat hij geen weerstand kan bieden aan de drang om alles wat groots en moois is een kopje kleiner te maken. Het ‘gewone’ vandalisme, bittere reacties op krantartikelen, populistische uitlatingen, en de terroristische vernietiging van oude monumenten zijn enkele voorbeelden van zulke drang. L’homme de ressentiment kan niet meer dankbaar zijn voor wat hij heeft en beleeft want hij is te gekweld om het goede te zien en te ervaren.
Ressentiment ontstaat door het onderdrukken van emoties, vooral wraakgevoelens, omdat men op het moment zelf niet kan reageren. Met andere woorden, de voedingsbodem voor het ressentiment is een combinatie van vernedering, nederlaag of onderwerping (bijvoorbeeld slavernij) aan de ene kant en een gevoel van machteloosheid aan de andere (Scheler 1992, 117, 119).
Naar verwondering en dankbaarheid om de ander
Echter, vernedering of uitbuiting leidt niet noodzakelijkerwijs tot ressentiment. De zwarten onder leiding van Martin Luther King waren sterk genoeg om een politiek van ressentiment te weerstaan (Lasch 1991, 386-387). King was geïnspireerd door Reinhold Niebuhrs idee van geestelijke oefening tegen haat en ressentiment. Deze konden beteugeld worden door de hoogste deugd, namelijk de liefde, aldus Niebuhr.
Het hart dat in beslag genomen wordt door de druk om beter te zijn dan de ander, door nijd en afgunst, heeft weinig of geen ruimte voor liefde en solidariteit. Vertrouwen en vriendschappelijke ontmoetingen kunnen in zulke omstandigheden niet gedijen. En dat zijn nu juist absolute vereisten om mens te zijn, en om te groeien, en voor een menswaardig bestaan. Omgevingen waarin vertrouwen, liefde, vriendschap of solidariteit niet primaire strevenswaarden zijn, zijn immers onmenselijke omgevingen. Hierin ontstaan niet alleen gewetenloze multinationals, ongeremde consumptiepatronen en geldzucht, maar ook geweld zonder reden, en uiteraard het terrorisme. En is er iets ergers dan de wens dat de ander er niet was? En hoe vaak is deze wens geen daad geworden?
Weerstand bieden aan ressentiment: werken aan onze karakters
De weg naar een samenleving waarin wij elkaar niet primair als rivalen zien, maar als medegenoten voor wier bestaan wij dankbaar zijn, begint bij onszelf. Oftewel, wij kunnen weerstand aan ressentiment bieden wanneer wij aan onze karakters werken. Deze vorming vindt plaats in verschillende kleine gemeenschappen, zoals het gezin, de school, de buurt, religieuze gemeenschappen, enzovoort. Door de ouder, de oudere zus of broer, oma en opa, en de leraar leert het kind onbaatzuchtig lief te hebben, ontvankelijkheid, eerlijkheid, dankbaarheid, en geduld. In alle gevallen gaat het niet om het overdragen van informatie, maar om voorbeelden en een aanstekelijke levenskracht. Deugden zoals moed, rechtvaardigheid, trouw en geduld kunnen immers niet aangepraat worden, maar worden geleefd binnen relaties. De leraar doceert door zijn woord én stilte, maar vooral door wie hij is (Buber 1990, 102). Het kind is een mens-in-wording dat liefdevol aangemoedigd moet worden om aan zichzelf te blijven werken. De vrijwillige coach of mentor en de maatschappelijk werker helpen de afgedwaalde jonge mens om bij zichzelf opnieuw te beginnen, en een andere weg te gaan.
Kortom, het is de bereidheid en het geduld om zich voortdurend om te vormen, en om elkaar daarin te helpen die het sterkste tegengif tegen ressentiment kunnen zijn.
Roshnee Ossewaarde-Lowtoo is filosoof en als onderzoeker van het project 'economie, liefde en menselijke volmaaktheid' verbonden aan de Tilburg University.
Referenties
Buber, M. (1990). A Believing Humanism. My Testament, 1902-1965. New Jersey & London: Humanities Press International, Inc.
Lasch, C. (1991). The True and Only Heaven: Progress and its Critics. New York/London: W.W. Norton & Company.
Niebuhr, R. (1963). Moral Man and Immoral Society: A Study in Ethics and Politics. London: SCM Press.
Scheler, M. (1992). On Feeling, Knowing, and Valuing: Selected Writings. Chicago and London: The University of Chicago Press.
Foto: dem_Christoph (Flickr Creative Commons)