Hoe spreken we elkaar doordacht aan op vlieggedrag?

Vliegen is not done geworden. Wetenschappers Félice van Nunspeet en Naomi van Steenbergen laten zien hoe we elkaar het beste kunnen aanspreken op ons vlieggedrag – in het belang van iedereen.

Stel, je bent Sinterklaas. Je bent klaar voor je jaarlijkse reisje naar Nederland, maar dan, luttele dagen voor vertrek, zinkt je stoomboot. Wat te doen? Het antwoord is bekend: de Sint kwam in 2022 niet met de stoomboot, maar met een privévliegtuig.

De afwijzende, zelfs geshockeerde reacties waren niet van de lucht. Sinterklaas mag dan een gezellige fantasiefiguur voor kinderen zijn, de felle respons op de oplossing voor de zogenaamd gezonken stoomboot maakt duidelijk dat vliegen een bloedserieuze aangelegenheid is.

De keuze om te vliegen is een identiteitskwestie

In onze jeugd, in de jaren tachtig en negentig, had een vliegende Sint nauwelijks stof doen opwaaien. Maar tijden zijn veranderd: vliegen wordt meer dan ooit ervaren als een morele kwestie. In het licht van de aanzienlijke uitstoot en klimaatschade die vliegverkeer veroorzaakt is die controversiële status begrijpelijk en terecht.

Wat vliegen vanuit sociaalpsychologisch oogpunt een gemoraliseerd onderwerp maakt, is dat de keuze wel of niet te vliegen betekenisvol is geworden voor wie je bent, wat jouw waarden zijn, en wat anderen van jou vinden als mens. Vliegen is symbool geworden voor het leven op (te) grote voet, voor het verkiezen van je eigen gemak of plezier boven het welzijn van anderen. De keuze om te vliegen is een identiteitskwestie geworden.

Geen afgemeten overweging van rechtvaardigheid

Vanuit ethisch oogpunt zouden in de beslissing om wel of niet te vliegen de belangen van alle betrokkenen meegewogen moeten worden. Het zou een keuze moeten zijn waarbij we ons ervan bewust zijn dat bepaalde handelingen moeilijk of misschien wel helemaal niet gerechtvaardigd kunnen worden, hoeveel gemak of genot ze ons ook opleveren.

Doen en denken zoals anderen voelt veilig

Het is bijvoorbeeld goed te onderbouwen dat het schaden van anderen – een onvermijdelijk gevolg van elke vliegreis – alleen gerechtvaardigd kan worden als er iets moreel zwaarwegends tegenover staat. Familiebezoek misschien, of een studie in het buitenland, maar geen kort betekenisloos pretreisje.

In de praktijk is zo’n afgemeten overweging van rechtvaardigheid vaak niet hoe het werkt. Mensen maken keuzes op basis van wat ze anderen om zich heen zien doen en op basis van de dominante normen in de groepen waarin ze zich bevinden. Doen en denken zoals anderen voelt veilig en bijna als vanzelfsprekend goed. Maar zoals gezegd, die groepsnormen veranderen. Vliegen is gemoraliseerd. De keuze om te vliegen gaat dus niet alleen over wat je doet, maar ook over wie je bent. Dat maakt het een behoorlijk gevoelig onderwerp.

Paradox door positief moreel zelfbeeld

Interessant is dat het gemoraliseerde karakter van vliegen zowel kansen als risico’s voor moreel gedrag creëert. Mensen hebben graag een positief beeld van zichzelf en vinden het belangrijk als moreel gezien te worden door anderen. De meesten zijn het in abstracte zin bovendien eens met opvattingen als ‘we moeten anderen niet schaden’ of ‘we moeten de wereld niet bovenmatig belasten’. Die combinatie van morele overtuigingen en het willen handhaven van een positief zelfbeeld lijkt alle kansen te bieden voor het elimineren van onduurzame keuzes.

Ons frame is moreel misleidend

Toch is het niet zo makkelijk. Dat mensen het zo belangrijk vinden vast te houden aan een positief moreel zelfbeeld zorgt ook voor een paradox (Ellemers, 2017). Die sterke drang om het goed te doen kan hen geneigd maken hun ogen te sluiten voor hun eigen morele tekortkomingen en ervoor zorgen dat ze kritiek op hun beslissingen niet of moeilijk accepteren.

Conversaties over conflicterende waarden zorgen zelfs voor een psychofysiologische staat van dreiging – een negatieve stressreactie die ervoor zorgt dat mensen zich vooral defensief gaan opstellen (Kouzakova et al., 2014). En kritiek op ons morele karakter krijgt minder aandacht van ons brein (Rösler et al., 2021).

Zoeken naar common ground

Het is dus van groot belang om doordacht te werk te gaan als we anderen willen aanspreken op gedrag dat in onze ogen immoreel is. Maar hoe dan? Onderzoek laat ook zien dat de psychofysiologische staat van dreiging is om te zetten in een staat van positieve uitdaging (Does et al., 2012), en dat we ontvankelijker kunnen worden voor kritiek (Rösler et al., 2021). In tegenstelling tot het bespreken van conflicterende waarden, kunnen we beter eerst zoeken naar common ground: de meer abstracte opvattingen en morele idealen waarbij we het eens kunnen worden over wat het beste zou zijn voor iedereen.

We moeten met elkaar praten over wat we te winnen hebben

Tegelijk blijft uit ethisch perspectief de vraag of we met zo’n milde aanpak wel genoeg kunnen bereiken. Common ground kan immers ook verraderlijk zijn. We zijn de afgelopen decennia gewend geraakt aan een levensstijl die altijd al problematisch was, waarin we op te grote voet leven, alleen waren we ons daarvan te weinig bewust of hebben we het bewust genegeerd. De vertrouwdheid met het leven dat we gewend zijn, geeft dus geen goede handvatten voor wat verdedigbaar is om te doen. Ons frame is moreel misleidend.

Moeilijke gesprekken blijven voeren

Als we ongemak en weerstand per definitie uit de weg moeten gaan, lijkt het waarschijnlijk dat het allemaal too little, too late blijft. Moeilijke gesprekken zijn noodzakelijk om de grootschalige, soms ingrijpende veranderingen teweeg te brengen die nodig zijn om de problemen waar we voor staan het hoofd te bieden.

Het is cruciaal om zulke gesprekken op de juiste manier aan te pakken. Praten zonder onze gesprekspartners aan te vallen of tegen de haren in te strijken, hoe oneens we het ook met hun keuzes mogen zijn. Dit kan door in plaats van kritiek te geven op gedane zaken, samen na te denken over wat er (vanaf) nu mogelijk is en een ideaal toekomstperspectief te schetsen. Niet met elkaar te praten over wat we moeten laten, maar over wat we te winnen hebben. En beter nog, het niet hebben over wat we moeten, maar over wat we kunnen doen.

Wanneer we elkaar niet de verdediging in drijven, is de kans groter dat we daadwerkelijk iets bereiken. Dus laten we moeilijke gesprekken blijven voeren – maar op een positieve, constructieve manier. Voor elkaar en voor de wereld.

Félice van Nunspeet en Naomi van Steenbergen werken bij de Universiteit Utrecht. Van Nunspeet is sociaal psycholoog en universitair docent in de onderzoeksgroep Organisatiegedrag. Van Steenbergen is filosoof en als universitair docent verbonden aan het Ethiek Instituut. Ze waren samen eerder gastsprekers op een avond over vliegschaamte bij Studium Generale van Universiteit Utrecht.

 

Foto: Dionne Hinchcliffe (Flickr Creative Commons)