INTERVIEW Wetenschappelijk liefdeslab: ‘Praten over intimiteit lukt niet goed in een klinisch wit kamertje’

Zondag – niet toevallig op Valentijnsdag – opende de Erasmus Universiteit Rotterdam het nieuwe Erasmus Love Lab: een speciaal ingericht interdisciplinair onderzoekscentrum voor alles wat te maken heeft met liefde, relaties en intimiteit. Onderzoekers Daphne van de Bongardt en Samira van Bohemen vertellen erover.

Daphne van de Bongardt en Samira van Bohemen zijn beiden verbonden aan de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences, de eerste als pedagoog, de tweede als socioloog. In het nieuwe Erasmus Love Lab bundelen zij ‒ samen met enkele andere collega-onderzoekers ‒ hun expertise op het gebied van onderzoek naar intieme relaties, liefde en seksualiteit. Daarmee moet ook meer kruisbestuiving plaatsvinden tussen sociale wetenschappen en gedragswetenschappen.

Een liefdeslab, wat moeten we ons daar bij voorstellen?

Van de Bongardt: ‘Een plek waar we onderzoek gaan doen naar intieme relaties, liefde en seksualiteit. Binnen onze faculteit zijn er nu al zes wetenschappers die hier vanuit verschillende invalshoeken langere tijd onderzoek naar doen. Die krachten gaan we nu nog beter bundelen. We kunnen daarmee ook beter zichtbaar maken dat we deze expertise in huis hebben, en ook gezamenlijk nog sterker benadrukken waarom dit thema binnen sociaal- en gedragswetenschappelijk onderzoek zo ontzettend belangrijk is.’

Van Bohemen: ‘Toen ik bij de Erasmus Universiteit Rotterdam begon, viel me op dat er erg veel onderzoek werd gedaan naar werk, maar dat ‘privé’ – waar liefde en seksualiteit onderdeel van uitmaken – er bekaaid van af kwam. Terwijl het zo’n cruciaal aspect van ons leven is. Liefde en intimiteit kunnen heel fijn zijn en heel positieve uitwerkingen hebben. Mensen die een goed seksleven hebben, zijn fysiek gezonder en leven langer, blijkt uit onderzoek. Maar als er dingen verkeerd gaan, kan dat ook vergaande negatieve consequenties hebben.’

Wat zijn voorbeelden van onderzoeksvragen die jullie voor ogen hebben?

Van de Bongardt: ‘Enkele onderzoeken lopen dus al, omdat dit bestaande onderzoekslijnen zijn van onderzoekers binnen onze faculteit. Bijvoorbeeld een studie naar onderbewuste ideeën van jongeren over seksueel geweld en seksueel plezier. Dat wordt bestudeerd door middel van computertaken waarbij proefpersonen heel snel – zonder na te denken – op knoppen moeten drukken in reactie op bepaalde termen. Je brengt daarmee onderliggende associaties die mensen hebben aan het licht.’

‘Een ander voorbeeld is mijn eigen Veni-onderzoek naar de wisselwerking tussen liefde en seks in de partnerrelaties van jongvolwassenen. Bij onderzoek naar jongeren gaat het vaak óf over seks, óf over romantische relaties. Zelden wordt gekeken naar de interacties hiertussen, en dat is gek én problematisch, omdat die wisselwerking er juist toe doet als we de kwaliteit van de partnerrelatie als geheel willen begrijpen.’

Van Bohemen: ‘Ik probeer momenteel financiering te krijgen voor nieuw onderzoek naar de vraag hoe seksuele verlangens sociale grenzen en sociale ongelijkheid reproduceren. Het is een bekend verschijnsel dat mensen opgewonden raken van bepaalde culturele stereotypen. Dat zou ik willen onderzoeken op basis van vignetten uit de pornografie. Daarin vind je heel specifieke categorieën: van huismoeders tot tieners, maar ook culturele voorkeuren zijn heel expliciet. Soms vindt men dit opwindend, soms afschuwelijk, maar het roept in elk geval allerlei reacties op, inclusief fysieke reacties. Die wil ik graag bestuderen.’

Jullie grinniken erbij – is seksualiteit als onderzoeksonderwerp nog een taboe of ongemakkelijk?

Van de Bongardt: ‘Ik vind het vooral een heel leuk onderzoeksidee van Samira. Maar seksualiteit als taboe of ongemakkelijk? Dat blijft het voor veel mensen altijd wel een beetje. Als seksualiteitsonderzoekers, met zo langzamerhand aardig wat jaren ervaring, weten we heel goed dat je erg veel aandacht moet besteden aan de juiste context en sfeer, bijvoorbeeld om er goed over te kunnen praten. Welke woorden gebruik je, hoe zitten proefpersonen erbij, hoe stel je ze op hun gemak om over soms heel intieme of gevoelige dingen te willen praten? Dat lukt eigenlijk niet goed in een klinisch wit kamertje. Daarom is het Erasmus Love Lab ook echt een speciaal voor dit onderzoek ingerichte ruimte. Huiselijk, comfortabel, met veel privacy. Je neemt het ongemak hiermee voor sommige mensen nooit helemaal weg, want dat kan heel diep zitten, maar het helpt zeker wel mee.’

‘In het lab is hoogwaardige videoapparatuur beschikbaar om ook verbale en non-verbale interacties tussen bijvoorbeeld koppels vast te kunnen leggen waar onderzoekers niet bij aanwezig zijn. Het gaat dan in ons soort onderzoek met name om gespreksinteracties. We hebben daarvoor ook een bank die omgetoverd kan worden tot slaapbank, zodat je de gelegenheid kunt scheppen voor bijvoorbeeld ‘pillow talk’ onderzoek.’

‘Of daar ook live seksuele interacties gaan plaatsvinden? Nee, dat is niet het plan. Voor ons geldt sowieso dat je seksualiteit veel breder moet opvatten dan vaak gedaan wordt als alleen gedrag en specifiek geslachtsgemeenschap. Andere vormen van intimiteit, zoals knuffelen, masseren, zoenen, zijn vaak onderbelicht, maar wetenschappelijk gezien veel spannender om naar te kijken. Dat zou in theorie prima kunnen op onze slaapbank.’

Van Bohemen: ‘Het lab is zo ingericht dat we er veel verschillende soorten onderzoek kunnen doen. We kunnen er individuen ontvangen, maar ook stellen. Er kan klassiek vragenlijstonderzoek plaatsvinden, maar ook studies met vignetten, computertaken, interviews, observaties en fysiologische metingen. Hartslag, huidstructuur, hersenactiviteit: ze geven allerlei fysieke indicaties voor hoe ons lichaam reageert op onze sociale en intieme relaties. Waarmee we ook kunnen laten zien hoe persoonlijke seksuele gevoelens en verlangens sociaal-cultureel zijn aangeleerd.’

Er is vanwege de coronacrisis veel aandacht geweest voor de beperking van liefde en fysiek contact. Jongeren daten minder en ontwikkelen zich seksueel minder, bleek deze week uit onderzoek. Tijdens de eerste lockdown werd de term ‘huidhonger’ gemunt. Geeft dat dit initiatief een extra dimensie?

Van de Bongardt: ‘Jazeker. In lopende onderzoeken kijken we ook al naar de impact van corona. In mijn eigen onderzoek hebben de deelnemers vlak voor de kerst drie weken een dagboek bijgehouden over hun partnerrelatie, hun individuele welzijn, en hun beleving van corona. Met deze gegevens komen we meer te weten over de impact van de pandemie op hun relatie en welzijn.’

‘Natuurlijk werkt zo’n macro-crisis door op individueel niveau. Sommige stellen zijn versneld gaan samenwonen door de lockdown, maar er zijn natuurlijk ook veel jongeren die geen relatie, dates of fuck- of cuddlebuddy hebben. Terwijl zij net zo goed natuurlijke behoeften hebben aan liefde en/of seks. Je kunt er donder op zeggen dat een gebrek aan dat soort intimiteit een verklarende rol kan spelen bij het verlaagde welbevinden van jongeren dat we momenteel steeds meer terugzien in de cijfers. Deze actualiteiten laten het belang van sociaal- en gedragswetenschappelijk onderzoek hiernaar, zoals in het Erasmus Love Lab zal plaatsvinden, des te meer zien.’

Jurre van den Berg is redacteur bij Socialevraagstukken.nl.

 

Foto: Elly Fairytale via Pexels