In Zwolle houdt de jeugd- en gezinswerker spreekuur in de huisartspraktijk

 In Zwolle hebben jeugd- en gezinswerkers in veel huisartspraktijken een eigen spreekuur. Dit werkt zo goed dat er vaak helemaal geen psycholoog of jeugd ggz aan te pas hoeft te komen om problemen van kinderen en hun gezinnen op te lossen.

‘Ik ben ermee naar de huisarts gegaan, omdat je dacht, die zal misschien wel tips voor ons hebben van bel daar eens heen, of daar hebben we goede ervaringen mee. Dat daar een persoon als de jeugd- en gezinswerker achter zou zitten, dat hadden wij natuurlijk nooit voor mogelijk gehouden, dat is superfijn, dat was uiteindelijk echt wel het kersje op de taart’ (een ouder in Bos-de Groot, 2018).

Als een kind (ernstig) probleemgedrag vertoont in de klas, willen leerkrachten en ouders het liefst dat dit gedrag zo snel mogelijk ophoudt. De gebruikelijke oplossing is een hulptraject voor het kind: de ouders vragen, vaak op ingeven van de school, bij de huisarts om een doorverwijzing naar de psycholoog of de jeugd-ggz. Die bekijken of er een diagnose moet komen waarmee vervolgens specifieke hulp voor het kind wordt ingezet.

Maar wat als het probleem eigenlijk niet primair bij het kind vandaan komt, maar een reactie is op iets wat hij beleeft vanuit zijn omgeving, bijvoorbeeld in de wisselwerking met de klas of in de betrekkingen tussen de gezinsleden?

Jeugd-ggz verwijzingen lagen in Zwolle boven het landelijk gemiddelde

In Zwolle pakken ze ernstige gedragsproblemen daarom anders aan. Daar kijkt eerst de zogenoemde ‘jeugd- en gezinswerker naast de huisarts’ naar factoren die het gedrag van het kind en het gezin beïnvloeden of factoren die in en rondom het gezin spelen en naar wie in de naaste omgeving van het kind en gezin als eerste kan helpen.

Voorheen werden kinderen met moeilijk gedrag meestal meteen doorverwezen naar de jeugd-ggz. In Zwolle lagen deze verwijzingen boven het landelijk gemiddelde. Dit vormde een belangrijke aanleiding voor de start van een pilotproject met jeugd- en gezinswerkers binnen de huisartspraktijken. Doel was tevens de samenhang en de samenwerking in de toegang tot de jeugdhulp te versterken.

Kijkt naar onderlinge relaties en context

De Zwolse ‘jeugd- en gezinswerker naast de huisarts’ is een sociaal werker uit het wijkteam met specifieke ervaring en kennis op het gebied van jeugd en gezin. Hij of zij heeft een eigen spreekuur in een eigen gespreksruimte in de huisartspraktijk. De huisarts kan bij opvoed- en opgroeiproblemen rechtstreeks naar de jeugd- en gezinswerker in de eigen praktijk verwijzen in plaats van naar het wijkteam.

De jeugd- en gezinswerker heeft in tegenstelling tot de meer voorkomende Praktijk Ondersteuner Huisartsen (POH) jeugd geen ggz-bril op, maar heeft door kennis, ervaring en een extra training in het kader van de pilot geleerd specifiek naar de context en de onderlinge relaties in de omgeving van het kind en diens gezin te kijken (contextueel-relationeel werken).

Kinderen en ouders krijgen sneller een passend antwoord

Uit evaluatief onderzoek naar dit project komt naar voren dat ouders de hulp van de ‘jeugd- en gezinswerker naast de huisarts’ ervaren als laagdrempelig (Bos-de Groot, 2018). Kinderen en ouders krijgen ook sneller dan voorheen een passend antwoord op hun ondersteuningsvraag, omdat huisarts en jeugd- en gezinswerker elkaar beter kunnen vinden. Zij komen elkaar letterlijk tegen in de huisartspraktijk en kennen elkaar als directe samenwerkingspartners. Dit elkaar persoonlijk kennen blijkt van groot belang bij het doorverwijzen.

Ondersteuning is zo gewoon mogelijk

Het grote voordeel van de jeugd- en gezinswerker is volgens alle betrokkenen dat de ondersteuning zo gewoon mogelijk is. Zowel ouders als huisartsen zijn blij dat de jeugd- en gezinswerker breed naar oplossingen zoeken en dat dit – heel snel en persoonlijk – binnen de huisartsenpraktijk kan plaatsvinden. Het werkt veel beter als er tijd is voor een goede analyse van het hele systeem waar het kind deel van uitmaakt.

Dan kan bijvoorbeeld als probleem op tafel komen dat er een onveilig klimaat heerst in een klas. Of dat ouders en leerkracht ernstig verlegen zitten om praktische (opvoed)tips. De huisartsen zeggen dat zij niet de deskundigheid hebben om deze aspecten van de leefwereld van het kind voldoende uit te zoeken. Een nabije jeugd- en gezinswerker kan dat wel en kan ook vooronderzoek doen als er toch ggz-hulp nodig blijkt te zijn.

Huisartsen moesten eerst ‘omdenken’

De Zwolse huisartsen hadden aanvankelijk wat drempelvrees en moesten soms even ‘omdenken’ vanwege de andere achtergrond en gerichtheid van de jeugd- en gezinswerker dan die van de meer gebruikelijke gespecialiseerde jeugd ggz. Nu zien ze vooral de voordelen.

Ze ervaren de positionering in de praktijk als winst – snel, laagdrempelig, persoonlijk en dichtbij. Tevens zijn ze positief over de andere manier van hulpverlenen die onnodig medicaliseren en stigmatiseren tegengaat.

De dagelijkse praktijk van de gezinnen staat centraal

De jeugd- en gezinswerker zelf voelt zich door het contextueel-relationeel hulpverlenen bij opvoed- en opgroeiproblematiek meer uitgedaagd, ervaart meer voldoening in het werk en voelt zich met de presentie-gerichte benadering meer verbonden met de ouders.

Door zich in de leefwereld van het kind en de ouders te verdiepen, wordt duidelijk dat hulp alleen effectief is als deze aansluit op de context van het gezin en in samenwerking met alle personen die voor het gezin belangrijk zijn. Gezien de positieve ervaringen in Zwolle zou deze manier van werken overal beschikbaar moeten zijn.

Els Bos-de Groot is onderzoeker en programmaleider Jeugd in de Werkplaats Sociaal Domein van hogeschool Viaa. Geraldine IJzerman is teammanager sociaal wijkteam Zwolle en initiatiefnemer van het project ‘Versterken samenhang en samenwerking in de toegang tot jeugdhulp’. Lidi Kievit was extern projectleider van de pilot.

Foto: Lily A. (Flickr Creative Commons)