Laat kinderen in pleeggezinnen praten over hun verleden

Jongeren die in een pleeggezin wonen dragen vaak een heftig verleden met zich mee. Hierover praten met hun pleegouders of vrienden kan hen helpen om dit een plekje te geven. Maar hoe praat je over deze pijnlijke en moeilijke herinneringen zonder overweldigd te worden door emoties?

In Nederland wonen zo’n 21.000 kinderen in een pleeggezin, omdat hun ouders niet voor hen kunnen zorgen. Veel van hen hebben verwaarlozing, geweld, verslaafde ouders of seksueel misbruik meegemaakt voordat zij in het pleeggezin kwamen. Daarnaast is de pleegzorgplaatsing zelf ook heel ingrijpend, omdat ze bij hun ouders en vertrouwde omgeving weg moeten. Deze gebeurtenissen kunnen een grote impact hebben op kinderen.

Pleegouders hebben een cruciale rol

Therapieën en interventies kunnen helpen als een kind last heeft van z’n verleden of problematisch gedrag laat zien. Een groot deel van de hulpverlening vindt echter in het pleeggezin plaats, in de dagelijkse interacties tussen kind en opvoeder. Pleegouders spelen dus een cruciale rol in kinderen helpen hun verleden een plaats te geven en hen leren omgaan met de gevolgen hiervan.

Maar pleegouders kennen een kind pas vanaf een latere leeftijd en weten ook niet altijd wat een kind precies allemaal heeft meegemaakt. Daarom lopen ze vaak tegen vragen aan als ‘waar komt dit gedrag vandaan?’ en ‘hoe kan ik hier met een kind een gesprek over aangaan?’.

Elke jongere reageert weer net iets anders

Aan de Rijksuniversiteit Groningen wordt veel onderzoek gedaan naar de stem van pleegkinderen, maar ook al draait het om hen, toch worden ze niet altijd betrokken bij wetenschappelijk onderzoek. In mijn promotieonderzoek heb ik daarom jongeren in pleeggezinnen geïnterviewd en aan henzelf gevraagd hoe zij tegen de impact van hun verleden aankijken.

Hieruit kwam naar voren dat de precieze gevolgen van hun verleden moeilijk te voorspellen zijn: elke jongere reageert weer net iets anders. Waar de een aangeeft zich terug te trekken of angstig te zijn, kan een ander juist erg opvliegend zijn of concentratieproblemen op school hebben. Sommigen geven aan dat het moeilijk voor hen is om goede banden met mensen op te bouwen. Er zijn ook jongeren met wie, ondanks de dingen die ze meegemaakt hebben, weinig aan de hand is en die het heel goed doen in het pleeggezin.

Het helpt hen om te weten wat er precies is gebeurd

Jongeren geven verschillende dingen aan die hen helpen hun verleden een plek te geven. Een van de belangrijkste die veel terug komt: ze vinden het belangrijk om te weten wat er precies gebeurd is. ‘Waarom ben ik in een pleeggezin gekomen en hoe is dat allemaal precies gegaan?’

Daarnaast kan het helpen om therapie te volgen, gesprekken met hun pleegouders te voeren en steun te zoeken bij vrienden. Ook reflecteren jongeren zelf op hun verleden, bijvoorbeeld tijdens sporten of door erover te schrijven.

Ze zijn bang voor pijnlijke emoties

Praten over hun verleden kan jongeren die in een pleeggezin wonen dus helpen om dit verleden een plekje te geven. Ook leert de omgeving de jongere zo beter kennen, waardoor die kan inspelen op de ervaringen en behoeften van jongeren. Over traumatische gebeurtenissen praten is alleen niet makkelijk.

Het ophalen van herinneringen kan pijnlijke emoties oproepen bij jongeren zelf en jongeren zijn ook bang dat hun verhaal emoties oproept bij hun gesprekspartner. Jongeren maken vaak de afweging: praten of niet praten?

Oprechtheid, vertrouwensband en acceptatie

De jongeren vertelden zelf aan welke voorwaarden moet worden voldaan opdat zij hun verhaal kunnen vertellen. Ten eerste willen ze dat hun gesprekspartner interesse toont in hen en in hun verhaal. Oprechtheid is hierbij belangrijk. Ten tweede vinden jongeren het belangrijk dat er een vertrouwensband is tussen hen en de gesprekspartner. Vertrouwen is iets wat volgens jongeren tijd kost om het te laten groeien, maar iets wat ook kwetsbaar is en snel verloren kan gaan.

Een ander punt is dat jongeren makkelijker verhalen delen wanneer zij hetgeen ze vertellen geaccepteerd hebben. Als het verhaal nog teveel onverwerkte emoties losmaakt, vertellen jongeren liever niets. Dit punt kan voor een spagaat zorgen, omdat praten aan de ene kant helpt met verwerken, maar praten makkelijker wordt wanneer gebeurtenissen al verwerkt zijn (bijvoorbeeld met een non-verbale therapie).

Ze willen zeggenschap over hun verhaal

Op de vierde plaats willen jongeren over voldoende gespreksvaardigheden beschikken om over hun ervaringen en gevoelens te praten. Wanneer die onvoldoende zijn, willen ze bijvoorbeeld eerst hun gevoelens leren omschrijven. Ook hierbij geldt dat pleegouders in het dagelijks contact jongeren deze vaardigheden kunnen aanleren, hoewel soms aanvullende therapie nodig is.

Tot slot willen jongeren zeggenschap over hun verhaal. Ze willen controle hebben over hun verhaal en wat hier vervolgens mee gebeurt. Zo selecteren ze welke onderdelen van een verhaal ze wanneer en aan wie vertellen, en verwachten ze dat anderen hun verhaal niet zomaar doorvertellen.

Help jongeren om te praten, maar dwing hen niet

Om praten voor jongeren te vergemakkelijken, kan gewerkt worden aan deze door jongeren zelf genoemde voorwaarden. Voor sommige kinderen of jongeren is het ook makkelijker om te praten tijdens een activiteit. Aangezien veel jongeren in pleegzorg aangeven te profiteren van praten, is het belangrijk dat tegen hen gezegd wordt: ‘Ik ben er voor je als je erover wilt praten.’ Dwing hen alleen niet om te praten want dan sluiten ze zich af. Waarschuw hen ook voor negatieve reacties: een voorbeeld dat vaak terugkomt is dat klasgenoten hun verhaal als roddel door de klas laten gaan en het steeds verder dramatiseren.

Jongeren willen controle over hun verhaal. Geef hen die controle waar mogelijk en leg uit dat ze expliciet hun verwachtingen moeten uitspreken naar anderen. Wees daarnaast zelf open en duidelijk wanneer zaken wel met derden gedeeld moeten worden.

Samen een fotoboek samenstellen over vroeger

Pleegouders kunnen jongeren helpen door te luisteren en er voor hen te zijn, hun neutrale blik op zaken te geven en hen te helpen om aan de slag te gaan met hun verleden. Bijvoorbeeld door samen contact te zoeken met vorige pleegouders of ooms of tantes om meer te leren over hun verleden of door samen met de jongere een fotoboek samen te stellen over vroeger. Meer informatie uit het verhaal van een kind of jongere helpt pleegouders te anticiperen op moeilijke situaties met hen.

Professionals kunnen alert zijn op signalen dat jongeren vragen hebben over de ‘feiten’ rondom hun uithuisplaatsing. Daarnaast kunnen zij hen helpen met loyaliteitsissues (biologische ouders versus pleegouders) en hun vaardigheden vergroten (verbaal, emotioneel, gedrag).

Anne Steenbakkers is werkzaam als postdoctoraal onderzoeker aan de basiseenheid Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen. Haar proefschrift ‘What I really needed was a voice’ (RUG, 2018) ging over de behoeften zoals pleegkinderen die zelf ervaren.