Durf eisen te stellen aan vrijwilligerswerk van bedrijven

Non-Profit Organisaties (NPO’s) profiteren sinds eind vorige eeuw van de samenwerking met het bedrijfsleven. Daar zijn veel mooie uitjes en tijdelijke relaties met bedrijfsvrijwilligers uit ontstaan. Nu wordt het tijd dat NPO’s eisen durven stellen aan wat zij nodig hebben.

Sinds jaar en dag bestaat er een filantropische relatie tussen het bedrijfsleven en Non-Profit Organisaties. Deze relatie bestond vroeger louter uit het doneren van geld (of goederen), maar is eind vorige eeuw verbreed met de introductie van werknemersvrijwilligerswerk.

Medewerkers van bedrijven worden als vrijwilliger ingezet bij (lokale) NPO’s, bijvoorbeeld bij sportverenigingen, de Zonnebloem, de sociale buurtrestaurants van Resto Van Harte, bij Greenpeace of Kidsright. Pakweg vijftien jaar later is deze samenwerking tussen bedrijven en NPO’s niet meer weg te denken. Er wordt volop geklust aan gebouwen, in tuinen en speelplaatsen, er worden velerlei sociale activiteiten georganiseerd, jongeren worden gecoacht en de kennis van de bedrijfsmedewerkers wordt waar nodig ingezet. Steeds meer NPO’s zien bedrijven als de oplossing voor de veranderingen van de laatste jaren in het vrijwilligerswerk en financiering. Veel organisaties hebben moeite met het omgaan met de ‘nieuwe vrijwilliger’ die zich niet meer altijd voor een langere termijn committeert. Daarnaast wordt er al jaren gesproken over de financiële moeilijkheden die NPO’s ondervinden door een terugtrekkende overheid die minder subsidieert.

Bedrijfsbetrokkenheid is positief voor alle partijen

Het is terecht dat veel bedrijven, NPO’s en burgers een erg positieve algemene indruk hebben van maatschappelijk betrokken ondernemen. Bedrijven zetten hun werknemers, geld en middelen in om NPO’s, en daarmee de samenleving, te ondersteunen. Bedrijfsbetrokkenheid kan voor alle partijen positieve effecten hebben. Werknemersvrijwilligerswerk resulteert in meer tevredenheid en betrokkenheid bij de medewerkers, tot innovatieve nieuwe ideeën, maar ook tot professionele en persoonlijke ontwikkeling van de bedrijfsmedewerkers (zie Roza, 2009; Roza et al., 2014). Ook medewerkers van NPO’s kunnen er door worden gestimuleerd: het brengt hen werkverlichting, maakt hen trotser op wat ze doen en verschaft hen nieuwe inzichten.

Door het betrekken van bedrijven blijken NPO’s meer resources aan te trekken. Werknemersvrijwilligerswerk blijkt naast een gift in tijd ook een katalysator voor het betrekken van bedrijven voor middelen en financiering. De werving en eerste selectie van vrijwilligers wordt ook makkelijker, want die wordt nu door het bedrijf gedaan. Werknemersvrijwilligerswerk stelt ettelijke NPO’s bovendien in staat om betere of meer services te verlenen aan hun doelgroep. Zo kunnen er weer uitjes worden georganiseerd die wegbezuinigd waren of kan er meer persoonlijke aandacht gegeven worden, simpelweg omdat er meer vrijwilligers beschikbaar zijn. Niet geheel onbelangrijk, verwachten en zien sommige NPO’s dat hun legitimiteit in de samenleving wordt versterkt door de samenwerking met bedrijven (Roza et al., 2013). Al met al heeft samenwerken met bedrijven alle potentie van een win-win situatie.

Na een dagje ‘gezellig klussen’ moest er alsnog een klusjesman komen

Maar er zit zeker ook een keerzijde aan de medaille. Ons onderzoek laat zien dat NPO’s soms hoge (transactie)kosten maken om de betrokkenheid van een bedrijf te faciliteren. De activiteiten met bedrijven vergen veel voorbereiding, soms ook de inzet van extra personeel, en er moeten echt harde kosten worden gemaakt die het bezoekende bedrijf niet betaalt, zoals voor klusmateriaal of de lunch. Inzet van werknemersvrijwilligers kan ook wel eens leiden tot slechtere dienstverlening aan de doelgroep. Sommige mensen hebben gewoon niet de juiste kwalificaties om bepaalde typen cliënten te begeleiden of worden op een onderhoudsklus gezet terwijl ze helemaal niet handig zijn. Zoals bijvoorbeeld bij een organisatie die na een dag ‘gezellig klussen’ door een bedrijf alsnog een klusjesman moest laten komen omdat de in elkaar geschroefde houten banken weer uit elkaar vielen.

Ze durven niet te zeggen wat ze echt nodig hebben

De negatieve effecten wordt door minstens twee dingen veroorzaakt. Allereerst laten veel NPO’s zich echt te veel leiden door bedrijven. Ze durven niet te zeggen wat ze echt nodig hebben omdat ze bang zijn dat een bedrijf niet iets anders wil doen en dan naar een andere NPO gaat. Maar eerlijk is eerlijk: wat is vanuit samenlevingsperspectief erger? Nutteloze activiteiten ondernemen bij jouw NPO omdat er geen match is tussen vraag en aanbod, zoals het vijf keer verven van een ruimte omdat bedrijven aangeven dat wel een ‘leuke’ activiteit te vinden? Of het inzetten van deze vrijwillige energie bij een andere maatschappelijke organisatie, ergens waar vraag en aanbod wel nader tot elkaar komen?

Een tweede punt is de vraag of een NPO wel haar resources wil (of moet) inzetten voor activiteiten die niet haar missie ondersteunen. Natuurlijk kan werknemersvrijwilligerswerk leiden tot input van andere bronnen, zoals financiering, en zou het dus indirect wat kunnen opleveren. Een kritische noot komt van Burton Weisbrod die zich afvraagt of het investeren in dit soort relaties met bedrijven wel nut heeft als het niet de resources oplevert die je als NPO nodig hebt en je zelfs kunnen afleiden van je missie (Weisbrod, 2004). Ook is de houding van sommige NPO’s wat reactief en vergeten zij dat bedrijven zich inzetten voor de maatschappij met maatschappelijk betrokken ondernemen omdat zij echt willen bijdragen aan de sociale impact van NPO’s. Eenzelfde soort mechanisme van niet durven zeggen wat ze echt wil, treedt op bij de selectie van vrijwilligers: aan ‘gewone’ burgers worden (terecht) allerlei eisen gesteld - denk aan vaardigheden, bewijs van goed gedrag of beschikbaarheid -, maar zodra een bedrijf zich meldt, worden als het ware direct de sleutels overhandigd aan mensen van wie ze dit allemaal niet weten.

Wij zeggen niet dat bedrijven bereid zijn om alles te doen wat een NPO vraagt, maar na vijftien jaar is de jezelf wegcijferende periode in het daten wel voorbij. Het gaat nu om het doorzetten naar inbedding van deze (soms kortstondige) relaties in duurzaam vrijwilligers- en relatiemanagement, inclusief zich opstellen als een maatschappelijke partner die heel goed kan inschatten waar en hoe een bedrijf een positieve bijdrage aan de maatschappij kan leveren. Dat is uiteindelijk wat zowel de NPO als het bedrijf willen!

Lonneke Roza doet promotieonderzoek naar Maatschappelijk Betrokken Ondernemen aan Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit. Lucas Meijs is daar hoogleraar Strategische filantropie.

Referenties
Roza, L. (2009). Effects of Corporate Community Involvement. Master Thesis. Rotterdam School of Management, Erasmus University.

Roza, L., Meijs, L.C.P.M., Shachar, I. & Hustinx, L. (2013). Costs and benefits from involving corporate volunteers in NPOs. Working paper resulting from the Penn Social Impact Doctoral Fellowship Program of the School of Social Policy and Practice (June 2013), Philadelphia, Pennsylvania (USA).

Roza, L. Shachar, I & Hustinx, L. (under review) Opportunities and challenges of corporate volunteering: A multi-level approach. Under review bij Nonprofit & Voluntary Sector Quarterly.

Roza, L., Stubbe, W. & Meijs, L. (2014). Waarom en hoe non-profitorganisaties, bedrijven en intermediairs Maatschappelijk Betrokken Ondernemen kunnen inzetten voor een sterkere samenleving. Wetenswaardigheden uit onderzoek. Rotterdam School of Management.

Weisbrod, B. A. (2004). The pitfalls of profits. Stanford Social Innovation Review, 2(3), 40-47.