Meet eens de lengte van mensen in plaats van de economische groei

Het succes van economisch beleid wordt afgemeten aan het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking: hoe hoger hoe beter. Bas van Bavel hekelt dit uitgangspunt. Hij pleit voor een fundamenteel andere visie waarbij indicatoren als: de lengte van mensen, vertrouwen en geluk worden meegeteld.

De meeste economen en politici presenteren het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd van de bevolking als een objectieve indicator voor economische groei en succes. BBP per hoofd geeft in een cijfer weer wat de totale waarde is van alle goederen en diensten die binnen de grenzen van een land in een jaar zijn geproduceerd, gedeeld door het aantal inwoners. Het wordt vaak gebruikt als maatstaf om te boordelen of het gevoerde economisch beleid van een land succesvol is geweest of niet. In deze bijdrage wil ik enkele kanttekeningen plaatsen, die erop neer komen dat het BBP per hoofd een subjectieve indicator is van economisch succes en maar een beperkt deel van de werkelijke levenskwaliteit van mensen weergeeft.

Kanttekeningen bij het BBP als meetinstrument voor economisch succes

Mijn eerste kanttekening is dat het bruto binnenlands product per hoofd een gemiddelde is dat weinig zegt over de verdeling over mensen. Een toename van het bbp per hoofd kan gepaard gaan met een sterke groei van de welvaart aan de bovenkant van de samenleving en een gelijktijdige daling aan de onderkant. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de ontwikkelingen in West-Europa van de afgelopen 20 jaar, en nog sterker in de VS, waar grote groepen mensen ondanks een groeiend BBP per hoofd door de toenemende ongelijkheid hun koopkracht of levenskwaliteit hebben zien stagneren of zelfs dalen.

Een tweede opmerking betreft het gebruik van natuurlijke hulpbronnen als lucht en water. Die worden in de economie grotendeels als gratis beschouwd. Punt is evenwel dat het gebruik en de vaak onlosmakelijke vervuiling ervan een steeds groter maatschappelijk en economisch probleem vormen. Bizar is dat vervuiling, en ook het eventueel opruimen ervan, juist een positief effect heeft op het economische groeicijfer, omdat ze beide activiteiten genereren waarmee mensen hun geld verdienen. Ook een snelle winning van natuurlijke hulpbronnen, en de daarmee gepaard gaande uitputting ervan, stuwt het BBP per hoofd op. Of een dergelijke groei ook duurzaam is, en gunstig is op de lange termijn, is in veel gevallen echter twijfelachtig.

Een derde punt heeft betrekking op maatschappelijke veranderingen die, ongeacht of de samenleving ze als wenselijk of onwenselijk beoordeelt, een positief effect hebben op de economische groei. Een voorbeeld hiervan is de ouderenzorg. Als de maatschappij ervoor kiest om ouderen waar nodig in verzorgings- of verpleegtehuizen op te nemen, in plaats van ze door de kinderen te laten verzorgen, dan heeft dat een positief effect op de economische groei. Immers, voor die zorg moet worden betaald en het levert banen op. Dat geldt ook voor kinderopvang; als ouders niet zelf voor hun kinderen zorgen maar een betaalde kracht ervoor moeten inhuren. Een afname van vrijwilligerswerk, een afname van de vrije tijd van mensen of een toename van het aantal gevangenen, om maar wat voorbeelden te noemen, hebben ook een positief effect op bbp per hoofd, omdat het aantal betaalde werk-uren erdoor toeneemt. Zonder hierover een waardeoordeel over te willen uitspreken, stel ik vast dat het economische groeicijfer door het overlaten van diensten aan de markt wordt opgestuwd, terwijl de kwaliteit van die diensten niet per se hoger is of hun maatschappelijke effect beter.

De meest fundamentele kritiek op het bbp als graadmeter voor economische ontwikkeling, is dat het allerlei aspecten van het leven buiten beschouwing laat, zoals gezondheid, kennis en levensstandaard maar ook zaken als wederzijds vertrouwen, onderlinge saamhorigheid of geluk. Toegegeven, dat zijn soms moeilijk meetbare effecten maar iedereen zal het erover eens zijn dat die voor een mens belangrijker zijn dan een abstract getal of gemiddelde. Niet voor niets heeft de Verenigde Naties volksgezondheid en alfabetisering als indicatoren in haar Human Development Index opgenomen. Daarmee krijg je een breder beeld van economische ontwikkeling dan het bbp per hoofd van de bevolking.

De lengte van mensen is een nuttige meetlat

Ook de lengte van mensen kan nuttig zijn bij het bepalen en vergelijken van economische ontwikkeling op de langere termijn. De gemiddelde lengte van mensen in een samenleving wordt met name bepaald door: gezondheid (vooral tijdens de jeugd); kwaliteit van voeding; de leefomgeving en de hoeveelheid inspanning die een mens moet leveren. Dit zijn factoren die dicht staan bij de kwaliteit van het menselijk leven in een bepaalde samenleving in een bepaalde periode. Onderzoek geeft verrassende conclusies.

In Nederland bedroeg de gemiddelde lengte van mannen in de vroege Middeleeuwen1.74 m., dalend naar1.71 m. in de 13de/14de eeuw, en naar1.69 m. in de 15de/16de eeuw, welk lage niveau ook voor de 17de/18de eeuw bleef gelden, onze zogenoemde Gouden Eeuw incluis, om in de eerste helft van de 19de eeuw een dieptepunt te bereiken op 1.67. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw steeg de gemiddelde lengte weer, tot 1.84 nu.

Tijdens de Industriële Revolutie, toen de technologie, markten en industriële productie zich snel ontwikkelden, en het BBP per hoofd sterk toenam, blijkt de gemiddelde lengte in de West-Europese landen niet te zijn toegenomen, maar juist te zijn gedaald, tot het laagste niveau dat we kennen. De levenskwaliteit van de meeste mensen nam in deze periode af, door milieuvervuiling, langere werktijden en slechtere voeding, terwijl het BBP per hoofd juist een groei laat zien.

Het gebruik van de Human Development Index van de Verenigde Naties noch die van lengte of andere indicatoren is usance in politiek of wetenschap. Er is weliswaar een voorzichtig groeiende belangstelling bij onderzoekers en beleidsmakers, maar het zal nog wel geruime tijd duren voordat andere indicatoren dan het maatschappelijke en politieke debat over de economie gaan bepalen. Als dat eenmaal op gang komt, zal het grote consequenties hebben voor de manier waarop we het economische beleid waarderen. Dan wordt het ook veel beter mogelijk om de levenskwaliteit van de modale mens, en ook het duurzame karakter ervan, centraal te stellen als maatstaf, in plaats van een abstract getal dat slechts een zeer gedeeltelijk, of zelfs misleidend beeld geeft van economisch succes.

Dat het nog wel even zal duren voordat het zover is, heeft alles te maken met een blijkbare behoefte aan zekerheid, liefst uitgedrukt in eenvoudige getallen. Een ‘getallenfetisjisme’ dat je ook in de politiek terugziet; het verkiezingsprogramma van een politieke partij is pas goed als het Centraal Plan Bureau het heeft doorgerekend en zijn stempel erop heeft gedrukt dat het goed is voor de economische groei. Kortom, ook hier heeft de wetenschap de schone taak om een mythe door te prikken.

Bas van Bavel is is hoogleraar aan de Universiteit Utrecht en coördinator van het kenniscentrum ‘Instituties van de Open Samenleving’.  Het centrum maakt onderdeel uit van de Universiteit Utrecht.