Wonderlijk genoeg staan er in tijden van economisch zwaar steevast voormannen uit de sociale sector op die de sector van ingebakken onvermogen betichten om ‘de sociale kwesties’ aan te vatten. Na de oliecrisis aan het eind van de jaren ’70 was dit Hans Achterhuis, met zijn radicale kritiek op het welzijnswerk (welzijnswerk maakt mensen afhankelijk en schept al doende haar eigen vraag). Twee jaar geleden verkondigde de toenmalige welzijnsdirecteur Heinz Schiller blijmoedig dat zijn welzijnsorganisatie Doenja in het Utrechtse Kanaleneiland er niets toe deed, en dat hij eigenlijk geld over had. Zijn boodschap: ‘Bezuinigingen zijn een zegen’. Het rapport Burgerkracht, de toekomst van het sociaal werk in Nederland dat Nico de Boer en Jos van der Lans schreven in opdracht van de RMO vormt een volgende schakel in het Achterhuis-syndroom waarmee de sector behept lijkt. Met name de ferme taal die zij hanteren is niet mis: ‘Het welzijnswerk is verrot’ en: ‘De welzijnsinstellingen hebben hun langste tijd gehad’. Zie hier een verkorte weergave op deze site.
De analyse van De Boer en Van der Lans over wat er allemaal mis is in de sector sluit wel aan bij veel breder levende gedachten, die ook onderbouwd worden door analyses van anderen, waaronder ook ondergetekenden. Maar of de oplossing, om consequent en radicaal vanuit ‘de’ burger (‘maar nu écht’) te vertrekken, zoals De Boer en Van der Lans bepleiten is een tweede. Aan de wijze waarop het pleidooi in ‘Burgerkracht’ vervolgens wordt vormgegeven kleven namelijk nogal wat risico’s. We noemen er hier zes.
Risico 1: Kwetsbare burgers belanden in de marge
De Boer en Van der Lans pleiten ervoor dat overheidsinspanningen zich in de toekomst beperken tot de meest kwetsbare groepen. Zij hebben het over 1 tot 5 procent van de bevolking. Dit percentage lijkt rijkelijk laag ingeschat. Een percentage van tussen de 15 en 20 procent dat in ieder geval bij tijd en wijle steun nodig heeft om het hoofd sociaal en economisch boven water te houden is realistischer. Dit zijn de minder zichtbare en minder overlast gevende sloebers en pechvogels die aan de onderkant van de arbeidsmarkt bungelen, die fragiele netwerken hebben, die hun opleiding niet af weten te maken, die in de verkeerde buurten wonen. Individuen en gezinnen die, nu nog met inzet van (professionele) ondersteuning en met onderling hulpbetoon, een grotendeels fatsoenlijk of bevredigend leven kunnen leiden. Het is de vraag of ze daar straks kwetsbaar genoeg voor zijn.
Risico 2: Het radicale pleidooi voor ‘de’ burger schiet z’n doel voorbij
Natuurlijk, De Boer en Van der Lans hebben gelijk als ze stellen dat burgers onderling meer voor elkaar kunnen betekenen. Echter: waar komt toch het idee vandaan dat het welzijnswerk ‘geen oog voor de burger’ zou hebben? Menig succesvol burgerinitiatief is door professionals geïnitieerd. Welzijnsorganisaties blinken ook vaak uit in het binden van vrijwilligers aan hun activiteiten óf in het ondersteunen van vrijwilligers. In Breda houdt welzijnsorganisatie WIJ bijvoorbeeld 700 vrijwilligers op de been.
Risico 3: Pas op voor de supergeneralist als rolmodel
De oplossing om kwetsbare burgers ‘nu eindelijk eens’ te ondersteunen met een sluitende aanpak getuigt van een eenzijdige visie. Er is niet één sluitende aanpak, en het is een illusie om te denken dat die wordt gevonden. Het is voor een groot deel van de multi-probleemgevallen al heel wat als de situatie beheersbaar en hanteerbaar wordt. Dus niet volledig van de alcoholverslaving af, maar zorgen dat die het dagelijks functioneren van het gezin of het individu niet onevenredig belast. Niet volledig schuldenvrij, maar een ‘net voldoende’ inkomen om te basisbehoeften te verzekeren.
Het model van de integrale teams dat in Burgerkracht wordt gepresenteerd als ‘de’ oplossing om kwetsbaren te helpen is inmiddels al aan kritiek onderhevig. Volgens De Boer en Van der Lans zou het het mooiste zijn als deze professionals het mandaat krijgen van alle betrokken instanties om over instellingsgrenzen heen te interveniëren. Uitkeringen of huisvesting regelen zonder wachtlijsten of ingewikkelde en langdurige procedures. Het klinkt allemaal fantastisch, maar toch knaagt er ook iets. Staan vertrouwen en controle en sanctioneren hier niet heel erg op gespannen voet met elkaar? En hoe ga je hier als professional mee om (en welke rol speelt bijvoorbeeld een beroepscode)?
Risico 4: De ontvlechting van systemen voor kwetsbaren en weerbaren leidt tot een driedeling in de samenleving
Het voorstel van De Boer en Van der Lans om in feite twee systemen te creëren - laten we ze maar even de sociale wijkteams en de burgercoöperaties noemen - roept de vraag op hoe deze met elkaar verbonden zouden moeten worden. Door deze ontvlechting zal het moeilijker worden brede onderlinge solidariteit vorm te geven. Het risico is ook levensgroot dat burgers die het niet redden met de ‘burgerkrachtcentrales’ sneller in het circuit van de sociale wijkteams terecht zullen komen. Feitelijk ontstaan hierdoor drie soorten burgers: zeer kwetsbare burgers, weerbare burgers en een middencategorie wankele burgers, waarbij de laatsten bij gebrek aan ‘voorzorg’ eerder dan voorheen in de penarie zullen raken. Op deze wijze krijgt de burger het sociaal tekort gepresenteerd alsof het zijn eigen verantwoordelijkheid is. En daarmee wordt ook de deur verder open gezet naar legitimering van bezuinigingen op sociaal werk en welzijnswerk in den brede.
Risico 5: Bezuinigingen op hoop van zegen
Het onderzoeksessay van De Boer en Van der Lans suggereert dat het sociaal werk in hetzelfde rijtje kan worden geplaatst als de uitdijende instituties van de jeugdzorg of de gezondheidszorg. En mocht dit betoog nu resulteren in een legitimering van ingrepen in het geïnstitutionaliseerde deel van het bestel, dan was het tot daar aan toe. Maar de resultante is dat de bezuinigingen vooral een zegen zijn voor reorganisatieconsultants en een vloek voor sociaal werkers. Het betoog van De Boer en Van der Lans blijkt uit te draaien op het afserveren van het welzijnswerk. Dat is fnuikend, juist nu het sociaal werk de nieuwe sociale kwestie als dwingende opdracht in sneltreinvaart op zich af ziet komen.
Risico 6: De professional overboord
Met de komst van het kabinet Rutte levert de populistische logica het zoveelste vertoog waartegen het sociaal werk zich teweer moet stellen. Dienstbaar aan een schimmige belastingbetaler die vooral het eigenbelang voor ogen heeft en die alles wat zweemt naar solidariteit al snel als linkse hobby afdoet en bezuinigingswaardig acht. Het essay Burgerkracht schikt zich naadloos naar dit vertoog en wakkert daarmee de gure wind aan. Terwijl er juist pure noodzaak is om alle zeilen bij te zetten. Denk aan de grote stelselwijzigingen in de AWBZ. Denk aan het naar beneden bijstellen van de IQ-grens naar 70 voor het ontvangen van passende zorg. Denk aan het beperken van het pgb. Of aan de wet Werken naar vermogen, de decentralisatie van beschutte arbeid, het passend onderwijs en de jeugdzorg. Dit roept juist om een brede, sterke sector, met dito professionals.
Sociaal werk moet juist ruimte krijgen
Het sociaal werk zal de komende jaren de ruimte (en financiën) moeten krijgen om de grote klappen die er zullen gaan vallen in de samenleving, en met name aan de onderkant, op te vangen. Het vraagt grote investeringen, zowel in mensen als in middelen om de veerkracht van de samenleving overeind te houden. Daarbij volstaat het niet om telkens gratuit door te verwijzen naar de Wmo als vangnet. Op het moment dat alles in één klap, in de relatief korte tijd van enkele jaren zal moeten veranderen (de wijzer bij VWS staat nu bijvoorbeeld op 2013-2014), is het voorspelbaar dat alles ook op één groot fiasco uit zal lopen. Daar is geen kracht tegen bestand. Ook burgerkracht niet.
Willen we serieus werk maken van het terugdringen van de kosten op zorg, dan zullen we juist moeten investeren in welzijn. Met relatief geringe kosten kunnen er grote resultaten geboekt worden als het lukt om mensen bijvoorbeeld iets meer te laten participeren, iets gezonder te laten leven en van iets ruimere financiële middelen te voorzien. Een rijk land – dat Nederland nog altijd is – bestrijdt armoede en is solidair met de meest kwetsbaren, ook in de wetenschap dat sommigen van die kwetsbaren de boel willens en wetens bedonderen. Dat is altijd zo geweest en dat zal altijd zo blijven. Het is bovendien een mechanisme dat we ook in de bovenste lagen van de bevolking goed kennen. Om een beetje suggestief te eindigen: hoe waren we ook al weer in de economische crisis beland waardoor de bezuinigingen nu als een tsunami over Nederland rollen?
Ard Sprinkhuizen is senior onderzoeker bij het programma Trends en Onderzoek bij MOVISIE en associate lector Maatschappelijk Werk bij Hogeschool Inholland;
Margot Scholte is senior adviseur Beroepsontwikkeling bij MOVISIE en lector Maatschappelijk Werk bij Hogeschool Inholland;
Kees Penninx is zelfstandig adviseur en oprichter van ActivAge, voor nieuwe concepten en praktische toepassingen voor maatschappelijke inzet, informele zorg, wonen en participatie van ouderen;
Daan Heineke is senior adviseur jeugdbeleid bij Conclusion Advies en Management;
Lia van Doorn is lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening aan Hogeschool Utrecht.
Klik hier voor het oorspronkelijke artikel (14 pagina's).