PvdA, spring over je schaduw heen!

De Kunduz-coalitie laat zien: in een representatieve democratie met een wijds partijpolitiek landschap, zoals in Nederland, past geen ideologisch eigen gelijk. De PvdA beseft dat nog te weinig, betoogt Gerard Drosterij.

In discussie met econoom Sweder van Wijnbergen op BNR Nieuwsradio (23 april jl.) brak ik een lans voor toenadering tussen VVD en PvdA. Met het verdwijnen van de PVV als gedoogpartner zijn herstelwerkzaamheden aan het versplinterde politieke midden mijns inziens onvermijdelijk, en de PvdA en VVD zouden daar best het voortouw in kunnen nemen.

‘Onzin’, antwoordde Van Wijnbergen. Hoe kon ik zo naïef zijn om dat voor te stellen. Die partijen verschillen toch hemelsbreed van elkaar?! Typisch academische flauwekul van een politicoloog. Van Wijnbergen vond dat de politieke partijen, de grote voorop, een helder pakket ter bestrijding van de economische crisis moeten voorleggen aan de burger, bestaande uit een linkse en een rechtse variant. Uit beide opties kan de kiezer dan zijn of haar keuze bepalen op 12 september. Zo werkt democratie stelde Van Wijnbergen: de verkiezingsuitslag geeft uitsluitsel over de te prefereren aanpak – met een nieuw democratisch mandaat voor het te formeren kabinet op de koop toe.

Verkiezingen geven geen uitsluitsel

Van Wijnbergens hoop op electorale beleidshelderheid zagen we ook bij de politici zelf. Hooggestemde verwachtingen over verkiezingen als panacee voor de partijpolitieke impasse klonken door in de reacties op de val van het kabinet. Diederik Samsom wilde zo snel mogelijk verkiezingen, want ‘hoe langer je wacht hoe langer de onzekerheid blijft.’ Ook Geert Wilders vond het tijd ‘dat de kiezers bij de stembussen laten merken wat ze nou precies willen’, en volgens Stef Blok moest ‘de kiezer zo snel mogelijk aan het woord, omdat Nederland een doortastende aanpak van de crisis nodig heeft’.

De koppeling tussen verkiezingen en politieke daadkracht op basis van de links-rechts-tegenstelling is van oudsher de droom van elke politicus die een grote partij aanvoert. De kiezer die zich uitspreekt en aldus het ultieme huwelijk sluit tussen democratische legitimiteit en beleidsvooruitgang (liberaal of socialistisch).

Maar dergelijke wensgedachten zijn proeven van naïviteit en arrogantie. Ze overdrijven de invloed van de Nederlandse burger op de Haagse politiek. Als politici menen dat Tweede Kamerverkiezingen uitsluitsel kunnen en moeten brengen over de toekomst van Nederland dan geven zij de Nederlandse burger veel te veel macht. Nederland is een van de democratische landen waarbij de kiezer via verkiezingen de minst directe invloed heeft. In veel democratieën is er minimaal sprake van het rechtstreeks kunnen kiezen van één of meer gezagsdragers (president, premier, burgemeester, gouverneur). En ook kennen de meeste landen een vorm van referendum waar de kiezers op onderwerpen directe invloed hebben. Niets van dat alles in Nederland.

Het partijpolitieke landschap is fundamenteel versnipperd

Maar ook het voorstel van een ideologische matrix op basis waarvan de Nederlandse burger zijn of haar keuze zou moeten maken is een onzalig plan. Het partijpolitieke landschap is fundamenteel versnipperd: ‘links’ noch ‘rechts’ kunnen überhaupt eenduidige meerderheden meer behalen (zie staatje beneden). Sterker, aan de linkerkant is dat eigenlijk nooit het geval geweest, en sinds 1994 ook niet meer aan de rechterkant. (Tussen 1977 en 1994 haalden VVD en CDA altijd probleemloos een Kamermeerderheid.)

De recente geschiedenis van Nederlandse kabinetten is een duidelijk gevolg van deze versplintering. In tien jaar zijn er vijf kabinetten geformeerd, waarvan niet een de eindstreep heeft gehaald. Na de twee Paarse kabinetten (zonder het CDA) werd het kabinet-Balkenende I gevormd met de LPF, dat na vijf maanden (door slaande ruzie tussen LPF-ministers Bomhoff en Heinsbroek) werd afgelost door D66 (Balkenende II). De paspoortaffaire met Hirsi Ali en Rita Verdonk leidde tot het vertrek van D66 en dus het minderheidskabinet Balkenende III. Ook Balkenende IV (CDA, PvdA en CU) hield het niet lang vol door de Uruzgan-kwestie.

De ironie is dat het CDA, onder leiding van Balkenende, in dat decennium van wankele kabinetten, nog steeds een cruciale rol heeft gespeeld in het samensmeden daarvan. Maar die rol is voorbij. Met het einde van het gedoogminderheidskabinet-Rutte is de stabiliserende en samenbindende rol van het CDA voorlopig uitgespeeld. Om een idee te geven: in de peilingen staan CDA en VVD samen op 44 zetels, CDA en PvdA op 33. Met in ons achterhoofd de isolatie van de PVV is de conclusie duidelijk: in de toekomst zullen coalities tussen kleinere partijen onvermijdelijk zijn, en vanwege dit vooruitzicht zal er meer aandacht besteed gaan worden aan politieke samenwerking en stabilisering van machtsverhoudingen.

Er moet ook iets gedaan moeten worden aan de invloed van de burger

Dus de links-rechtstegenstelling zal geen meerderheden meer op de been brengen. Het is dan ook maar de vraag of de PvdA er goed aan heeft gedaan de Spekmankoers te gaan volgen. Diederik Samsom heeft een kloeke schaduwbegroting ingediend, maar wordt opeens in het midden ingehaald door een kleine groep partijen, die niet voldoet aan die tegenstelling. Het linkse signatuur van de PvdA dreigt nu te leiden tot een links isolement.

De succesvolle onderhandelingen tussen VVD en de ‘Kunduzcoalitie’ (CU, GL, D66) zijn het beste voorbeeld van hoe onvruchtbaar en onrealistisch een scherp geconstrueerde links-rechts tegenstelling binnen de huidige krachtsverhoudingen is. We kunnen ook stellen dat vanwege het bijkans agressief opgestelde regeerakkoord het kabinet-Rutte van een koude kermis thuis is gekomen. Dat is niet alleen Wilders aan te rekenen. Een ouderwetse VVD-CDA-coalitie van 80 zetels had zich nog wel een dergelijk polariserend regeerakkoord kunnen veroorloven, maar een gedoogkabinet anno 2010 niet.

De illusie van eenduidige electorale meerderheden, de recente geschiedenis van wankele kabinetten en het versnipperde partijpolitieke landschap in zijn algemeenheid nopen tot een kritische beschouwingswijze van de Nederlandse democratie en dan met name van de politieke invloed van de burger. Naast de politieke deugd van samenwerking en moderatie waartoe partijen meer verleid zullen worden, zal er ook iets gedaan moeten gaan worden aan de politieke invloed van burgers. Die is nog steeds om te huilen.

Wil je de burger werkelijk politiek betrekken bij opinievorming en discussies over grote beleidskwesties, zoals in dit geval de hervormingen in het licht van de economische crisis, dan zijn volksraadplegingen, bindend of adviserend, daarvoor zeer geschikt. Met de invoering van volksraadplegingen kan ook het blinde geloof in Kamerverkiezingen als beleidsmatige scherprechter worden gerelativeerd, als ook de onzalige oproepen tot een zakenkabinet in tijden van crisis.

Gerard Drosterij is politiek filosoof en publicist.

Foto: Bas Bogers


* dd. 22 april, Peil.nl.