D66-lijsttrekker Sigrid Kaag vertelde onlangs op Instagram hoe zij als 23-jarige student in Caïro moest kiezen tussen de universiteiten van Oxford, Cambridge en Exeter. 'Wat een niet-relateerbaar non-dilemma', reageerde @JohnOfOh via Twitter. 'Wereldvreemdheid', noemde The Post Online het. Een ‘reaguurder’ op GeenStijl deed een extra duit in het zakje: “MBO'ers, doe gewoon waar je goed in bent en bouw dat huis en verzorg die bejaarden. De dames en heren professoren, kunstenaars, rechters en hogere ambtenaren van Dedain'66 hebben daar zelf namelijk weinig kaas van gegeten”. Opvallend is dat de weerstand tegen Kaags bericht gericht lijkt tegen de vermeende afstand tussen veel burgers enerzijds en veel politici anderzijds.
Soortgelijke gevoelens van afstand worden soms verwoord in de Tweede Kamer. Tijdens de Regeringsverklaring van Rutte III introduceerde PVV-leider Geert Wilders 'Planeet Rutte': 'Een planeet losgezongen van de werkelijkheid van miljoenen Nederlanders. […] Vanaf hun wolk kijken ze naar beneden. […] Naar een wereld waar ze op neer kijken. Die ze niet begrijpen en ook niet willen begrijpen'. Bovendien klinken ook binnen partijen die het mikpunt zijn van zulke spot kritische geluiden over de omgang met andersdenkenden. Zo waarschuwde PvdA-prominent Hans Spekman tegen het wegzetten van 'mensen met een andere mening' als 'niet serieus te nemen verdwaalde schapen'.
Welke rol speelt dit in de belevingswereld van burgers? Wij onderzochten of ervaren afstand tot politici een rol speelt bij het politiek wantrouwen van lager opgeleide burgers, die zeker in Nederland veel meer politiek wantrouwen hebben dan hogeropgeleiden. Aan de hand van diepgaande gesprekken met lageropgeleiden hebben wij niet alleen onderzocht of ervaren afstand van belang is voor hun denkbeelden over de politiek, maar vooral wat deze afstand betekent voor lageropgeleiden zelf en hoe het een rol speelt in hun wantrouwen in de politiek.
Cultuuroorlog en miskenning
Mensen met verschillende opleidingsniveaus hebben doorgaans verschillende leefwerelden: zij denken niet alleen anders over thema’s zoals immigratie, maar hebben ook uiteenlopende levensstijlen. Wat in dit licht van belang is, is dat er in toenemende mate sprake zou zijn van wat de socioloog Michèle Lamont ‘recognition gaps’ noemt. Zij stelt dat sociale status tegenwoordig sterk gerelateerd is aan de identiteit, het werk en de levensstijlen van de hogere strata, terwijl het voor veel mensen steeds moeilijker wordt om zich deze eigen te maken en zich hiertoe te verhouden. Het gevolg? Mensen in de lagere strata voelen zich gezien als ‘losers’.
Dat veel lageropgeleiden een andere leefwereld hebben dan hogeropgeleiden, heeft ook gevolgen voor hoe zij zich verhouden tot mensen die hogere posities bekleden in de samenleving. Het mag geen verrassing zijn dat, zoals opgemerkt door socioloog Cecilia Ridgeway, de dominante cultuur en gebruiken in belangrijke instituties de cultuur en gebruiken zijn van de mensen die ze bevolken. Aangezien hogeropgeleiden oververtegenwoordigd zijn in de politiek, is ook hun leefwereld sterker vertegenwoordigd in de politiek dan die van lageropgeleiden.
Dat dit kan wringen, daar getuigen niet alleen de voorbeelden aan het begin van onze bijdrage van. Er zijn sterke aanwijzingen in de wetenschappelijk literatuur, waar het gaat over een ‘cultuuroorlog’ met aan de ene kant mensen in lagere sociale strata en aan de andere kant leden van hogere sociale strata in het algemeen en politici in het bijzonder. Mensen in rurale gebieden, arbeiders, maar ook mensen die voor het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie stemden – veel van hen zien professionals en politici als ver verwijderd van hun dagelijkse leven en geven aan zich niet gehoord te voelen door de elite. 'De bovenlaag, de hoogopgeleide elite', zo zegt filosoof Michael Sandel in gesprek met de Volkskrant, 'heeft weinig contact met de rest van maatschappij. Ze leven in hun eigen wereld. Dat heeft, denk ik, gezorgd voor een diepe kloof tussen burgers'.
De ‘empathy wall’ afbreken
Bovenstaande literatuur laat zien dat veel mensen in de lagere sociale strata een afstand ervaren tot menig politicus: een afstand gestoeld op verschillende leefwerelden. Wat deze afstand voor henzelf betekent en hoe het een rol speelt in hun politiek wantrouwen blijft grotendeels onbeantwoord.
Om dit te onderzoeken, hielden we (groeps)gesprekken met 26 politiek wantrouwende, lager opgeleide burgers in diverse provincies. Alhoewel zij allemaal een zeker wantrouwen in de politiek deelden, waren de groepen gemêleerd: sommigen maakten onderdeel uit van Gele Hesjes Nederland, waren politiek actief voor de PVV, of spraken hun waardering uit voor Lilian Marijnissen, terwijl anderen niets van de politiek wilden hebben.
Geïnspireerd door sociologen als Arlie Hochschild, waren wij ons bewust van cultuurverschillen tussen interviewers en geïnterviewden die wederzijds begrip in de weg kunnen zitten. Wij hebben geprobeerd om deze zogeheten ‘empathy wall’ af te breken. Bij de werving benadrukten wij daarom onze oprechte interesse in wat mensen zelf van de politiek vinden. Daarnaast spraken wij mensen op locaties die zij zelf voorstelden en werden deelnemers aan de groepsgesprekken door mensen zelf uitgezocht. We gebruikten open vragen om de discussie op gang te brengen, zoals 'welke politici vind je goed, en welke slecht?'. Veel deelnemers gaven achteraf aan het gevoel te hebben dat zij 'de kans [kregen] om alles te zeggen'.
Ervaren culturele afstand
Tijdens onze gesprekken voerden gevoelens van culturele afstand tot politici de boventoon. In algemene termen spraken aanwezigen over politici als mensen die in 'hun skybox' zitten, 'mijlenver' verwijderd van 'het volk'. Er werd vaak niet precies duidelijk gemaakt wie er onderdeel is van ‘het volk’, maar duidelijk was wel dat menig politicus hiervan uitgesloten is. Het onderscheid tussen politici (‘zij’) en ‘het volk’ (‘wij’) doet sterk denken aan klassieke literatuur over populisme van Margaret Canovan of Cas Mudde, en dankzij onze diepgaande gesprekken zijn we in staat om aan te wijzen wat deze afstand betekent voor de geïnterviewden. Drie betekenissen sprongen hierbij in het oog.
Allereerst laten de gesprekken zien dat menig politicus niet sensitief zou zijn voor de manier waarop ‘het volk’ leeft. Politici 'kijken naar hun eigen wereldje en daar gaat alles goed' en 'hebben geen weet van [hoe het is om] aan die onderkant te zitten'. In andere woorden, 'ze kennen het volk niet, ze weten niet wat er leeft'. Sommigen menen zelfs dat politici helemaal niet geven om hoe ‘het volk’ leeft en met welke problemen zij te maken hebben: 'ik denk dat ze daar wel een idee van hebben, [maar] dat ze daar gewoon schijt aan hebben'. Het opleidingsniveau en de levensstijlen van veel politici worden genoemd als reden voor deze ongevoeligheden: 'ze verkeren in andere kringen, ze krijgen met andere dingen te maken, en daarom hebben ze ook andere interesses'. Uit deze frustratie met de ervaren ongevoeligheid voor de leefwereld van ‘het volk’ volgden belangrijke redenen voor hun wantrouwen: dat politici geen echte volksvertegenwoordigers zijn en dat de beleidsvoorstellen van politici niet aansluiten bij hun leefwereld.
De tweede manier waarop onze geïnterviewden culturele afstand ervoeren, is gerelateerd aan de manier waarop politici praten. Dit in tegenstelling tot de directe manier van spreken die ‘het volk’ zou kenmerken. Dit zou je vooral zien aan politici die ergens 'omheen gaan draaien, of niet direct zijn'. Ook dit aspect van afstand is van invloed op hun wantrouwen. Onze geïnterviewden associëren het namelijk aan een gebrek aan integriteit en autoriteit: 'Als je een vraag stelt waar ze gewoon ja of nee op kunnen antwoorden, dan krijg je gewoon een ellenlang stuk waarin jij het verhaal kwijtraakt', zegt één van de deelnemers. 'En als je dat uit elkaar hebt gehaald, weet je nog het antwoord niet. Of ze kunnen het op alle manieren ontkennen, [...] want dan hebben ze wel een punt ertussen gezet, die onzichtbaar was. […] En daar ben ik gewoon schijtziek van. Zeg gewoon wat je denkt. Praat normaal Nederlands'.
Tot slot hadden de mensen waarmee wij spraken het gevoel dat menig politicus neerkijkt op de politieke voorkeuren, problemen, levensstijlen en manier van spreken van ‘het volk’: 'je wordt weggezet als een tokkie [omdat] je geen scholing heb gevolgd'. Voor sommigen is Mark Rutte het toonbeeld van deze ervaren minachting. Ruttes 'uitstraling', 'overkomen' en 'complete houding' roepen gevoelens van walging op, hij zou je aankijken 'alsof je een worm bent' en uitstralen: 'ik ben meer als een ander'. Deze perceptie kon niet alleen rekenen op weerstand en het benadrukken van eigenwaarde, maar ging vooral gepaard met frustratie daar waar men zich miskend voelt in het politieke domein: 'het klootjesvolk' en de 'simpele zielen' hoeven geen vragen te stellen, 'want jullie weten toch niks'.
Uiteraard beperkten onze gesprekken zich niet tot politici die geïnterviewden wantrouwden. De gesprekken over politici die men juist wel kon waarderen laten zien dat de ervaren culturele afstand met hen juist klein is. Politici die positief worden geëvalueerd staan met 'twee voeten op de grond, dicht bij het volk'. Zij gebruiken 'weinig ambtelijke taal, [geen] afkortingen' en zijn 'recht-toe-recht-aan'. Bovendien laat een politicus als Fred Teeven, voorheen staatssecretaris van Veiligheid en Jusitie en daarna buschauffeur, zien dat hij 'niet meer [of] minder is dan een gewone Nederlandse burger'. Zulke politici hebben een 'karakter [op] volkniveau' en zijn “normaal'.
Representatie en campagne
Onze bevindingen hebben implicaties voor het debat over politieke representatie. Ten eerste leidt de oververtegenwoordiging van hogeropgeleiden in de politiek naast een sterkere nadruk op hun beleidsvoorkeuren ook tot gevoelens van politieke miskenning onder lageropgeleiden. Dat een substantieel deel van de lageropgeleiden bevolking zich miskend voelt door de volksvertegenwoordiging heeft – naast hun specifieke beleidsvoorkeuren – waarschijnlijk grote weerslag op een breed palet van hun politieke opvattingen en gedragingen. Stemmen op politici van wie de leefwereld sterkere overeenkomsten vertoont met die van henzelf, bijvoorbeeld. Merk daarbij op dat vanwege toenemende segregatie tussen lager- en hogeropgeleiden in uiteenlopende domeinen de rol die ervaren culturele afstand in het politieke domein speelt naar verwachting zal toenemen.
Een interessante kwestie blijft, tot slot, hoe verschillende politici aanhaken bij gevoelens van culturele afstand onder hun electoraat en vooral hoe deze gevoelens een rol spelen in campagnestrategieën. Aanwijzingen daarvoor vinden we niet alleen aan de andere kant van de Atlantische oceaan bij Donald Trump, maar ook dichter bij huis doen politici hun uiterste best om een gevoel voor de leefwereld van ‘het volk’ tentoon te spreiden. Denk bijvoorbeeld aan de bierdrinkende Nigel Farage in het Verenigd Koninkrijk of de kermis- en carnaval-minnende Thierry Aartsen van de VVD.
Kjell Noordzij, Willem de Koster en Jeroen van der Waal zijn allen verbonden aan de Master Politics & Society van de afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Deze bijdrage is gebaseerd op: Noordzij, K., W. de Koster, & J. van der Waal (2020) ‘“They don’t know what it’s like to be at the bottom”: Exploring the role of perceived cultural distance in less-educated citizens’ discontent with politicians.’ British Journal of Sociology. DOI: 10.1111/1468-4446.12800
Foto: Minister-President Rutte (Flickr Creative Commons)