Lager opgeleiden vertrouwen wetenschap veel minder

Dossier

Vertrouwen in wetenschap

Volgens Peter van der Velden en Ruud Muffels is het vertrouwen in de wetenschap stabiel en behoorlijk groot. Maar zij zien over het hoofd dat dat veel minder geldt voor lager opgeleiden.

In hun artikel Vertrouwen in wetenschap is stabiel en behoorlijk groot op deze site concluderen Van der Velden en Muffels geruststellend dat het vertrouwen in de wetenschap in Nederland gemiddeld genomen groot is. Onder deze oppervlakte van een hoog gemiddeld vertrouwen gaapt echter een opleidingskloof. Dat geldt voor verschillende instituties, maar juist over de wetenschap verschillen Nederlandse laag- en hoogopgeleiden flink van mening.

De World Values Survey, een internationaal representatief enquêteonderzoek dat tientallen landen beslaat, maakt duidelijk dat juist in landen waar het vertrouwen in instituties als het parlement, politieke partijen, de rechtsspraak en universiteiten in het algemeen hoog is, de opleidingsverschillen in dit vertrouwen ook groot zijn.

Het vermeende ideologische karakter speelt een rol

In bijvoorbeeld Nederland en Zweden is het gemiddelde vertrouwen erg hoog, maar lopen de scores van laag- en hoogopgeleiden ook sterk uit elkaar. En als we inzoomen op Nederland zien we dat de opleidingsverschillen in vertrouwen in instituties het grootst zijn waar het de wetenschap betreft. Hiervoor hebben we in eigen onderzoek een doorsnede van de Nederlandse bevolking gevraagd of ze konden aangeven in hoeverre zij verschillende instellingen vertrouwde.

Het aandeel hoogopgeleiden dat ‘absoluut veel’ of ‘een beetje’ vertrouwen heeft in de wetenschap blijkt met 89% maar liefst 19 procentpunt hoger dan het aandeel laagopgeleiden dat de wetenschap vertrouwt (70%). Deze opleidingsbreuklijn is veel sterker dan bij bijvoorbeeld het bankwezen (waar het verschil tussen opleidingscategorieën maar 5 procentpunt is), wat aangeeft dat hier iets bijzonders aan de hand is. Dat de vertrouwenskloven omtrent de politiek en de rechterlijke macht met 18 procentpunt bijna identiek zijn aan die betreffende de wetenschap, suggereert dat het vermeende ideologische karakter van deze instituties een rol speelt.

Sympathie voor PVV gaat samen met minder vertrouwen

Van der Velden en Muffels rapporteren dat links-rechts zelfidentificatie van burgers irrelevant is voor vertrouwen in de wetenschap. Maar deze zelfidentificatie vermengt twee dimensies die nauwelijks met elkaar samenhangen: een economische (voorkeur voor herverdelen versus laissez faire) en een culturele (voorkeur voor rigide orde versus culturele diversiteit). Omdat onbekend is waar mensen aan denken als gevraagd wordt of ze links of rechts zijn, verschaft de analyse van Van der Velden en Muffels geen uitsluitsel.

De vermeende culturele linksheid van de wetenschap speelt waarschijnlijk wél een cruciale rol. De analyse van Van der Velden en Muffels van de samenhang tussen sympathie voor verschillende politieke partijen en wantrouwen in de wetenshap wijst in die richting: alleen sympathie voor de meest cultureel rechtse partij van Nederland – de PVV – gaat gepaard met minder vertrouwen in de wetenschap.

Laagopgeleiden zijn cultureel rechtser

In dit verband is het belangrijk dat onderzoek al decennia consequent aantoont dat laagopgeleiden cultureel rechtser zijn dan hoogopgeleiden: laagopgeleiden hebben een grotere weerstand tegen culturele diversiteit en immigratie, en zijn grotere voorstanders van een punitief strafregime. Zij verschillen het meest van hoogopgeleiden waar het gaat om instituties die in de ogen van cultureel-rechtse burgers ‘te slap’ (de rechterlijke macht) of ‘te multiculti’ (de politiek) zijn.

En ook publieke ideeën over het karakter van de wetenschap botsen met cultureel-rechtse opvattingen. Dat geldt vermoedelijk niet voor sommige bètarichtingen, maar wel voor klimaatwetenschap en sociale en geesteswetenschappen. Anders dan een ingenieur die GPS-technologie uitlegt, zal een antropoloog die schrijft over wit privilege, een criminoloog die het succes van taakstraffen evalueert, of een klimaatwetenschapper die aantoont dat mensen klimaatverandering veroorzaken, door cultureel-rechtse burgers waarschijnlijk onwelwillend worden ontvangen.

Zo is goed te begrijpen waarom laagopgeleiden niet alleen de wetenschap maar ook de rechterlijke macht en de politiek minder vertrouwen dan hoogopgeleiden. En ook waarom deze opleidingsverschillen kleiner zijn bij instituties die over het algemeen niet met een cultureel links profiel worden geassocieerd, zoals het bankwezen.

Wetenschappers kunnen hun borst nat maken

Cultureel rechtse politieke partijen, momenteel behoorlijk populair in de peilingen, roepen inmiddels met Duisenberg op om het ideologische karakter van de wetenschap eens kritisch door te lichten. En ook al proberen Van der Velden en Muffels iedereen gerust te stellen: wetenschapsgebieden die in de ogen van velen aan de verkeerde kant van de politieke streep staan, kunnen, net als in andere westerse landen, hun borst nat maken!

Jeroen van der Waal en Willem de Koster zijn beiden als Universitair Hoofddocent verbonden aan de Master Politics & Society van de afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Peter Achterberg is hoogleraar Sociologie aan Tilburg University.

Foto: Michael Caroe Andersen (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 4097 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Het lijkt hier duidelijk waar het probleem ligt: beide groepen stellen de wetenschap voor als een monolith, een groot neutraal blok kennis. Bovendien koppelen ze allebei een moreel oordeel aan het vertrouwen in de wetenschap – ze vinden duidelijk dat de bevolking de wetenschap dient te vertrouwen. Deze houding ondermijnt de geloofwaardigheid van hun cijfers.

    Als je op sociale media kijkt, dan zie je dat juist rechtse mensen, in diverse westerse landen, een groot vertrouwen hebben in alternatieve wetenschap, wat door de elite wordt afgedaan als ‘complot-theorieën’ of ‘pseudo-wetenschap’. Dat vertrouwen wordt echter niet gemeten door onderzoeken naar vertrouwen in de wetenschap, omdat ze alleen kijken naar de houding tegenover de officiële wetenschap.

    Als je in plaats van ‘de wetenschap’ vraagt naar concrete stellingen zoals “de opwarming van de aarde is een hoax” of “aliens hebben de aarde bezocht” of “de familie Rothschild organiseerde de bankencrisis”, dan zijn enorme verschillen tussen bevolkingsgroepen te verwachten, in de mate van instemming. Dat heeft op zich politieke gevolgen. Als slechts één persoon gelooft in alternatieve denkbeelden, kan dat als een persoonlijk probleem worden afgedaan. Als 20%, of 30%, of 40% van de bevolking zo denkt, dan is negeren geen optie.

    Het lijkt duidelijk dat ‘vertrouwen in de wetenschap’ geen goede naam is voor dit verschijnsel. We kunnen het veel beter benaderen als een kwestie van verschillen in geloof, analoog de religieuze diversiteit. Dan zijn de onderliggende politieke issues goed zichtbaar. In een liberale democratie, verkondigt de overheid niet aan de bevolking, dat Jesus is herrezen uit het graf, of dat de aartsengel Gabriël de Koran aan Mohammed dicteerde. Daarom moet de overheid de bevolking ook niet vertellen dat de aarde rond is, of dat de aarde opwarmt door menselijk handelen, of dat vaccines je beschermen tegen ziektes, of dat immigratie goed is voor de economie. Dat moet aan de individuele vrijheid van geweten overgelaten worden.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.