GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN Haatberichten voor raadsleden: sociale media wel of niet inzetten?

Via berichten op sociale media kunnen lokale politici tonen dat ze betrokken zijn bij de inwoners van hun gemeente. Tegelijkertijd geldt: hoe actiever gemeenteraadsleden zijn, hoe meer ze blootstaan aan haatdragende berichten. Dan toch maar niet posten? Michiel van Veluwen over zijn onderzoek onder raadsleden.

Nu de gemeenteraadsverkiezingen voor de deur staan, rijst de vraag hoe het met online haat richting lokale politici gesteld is. Hoe vaak komt het voor, welke raadsleden ontvangen de meeste haatberichten en waarom zijn sociale media hiervoor zulke belangrijke platforms?

In 345 gemeenten zijn op dit moment zo’n 8.500 gemeenteraadsleden actief. Hun werk is er de afgelopen jaren niet makkelijker op geworden. In januari 2022 bleek uit onderzoek van de NOS dat het aantal bedreigingen en geweld richting gemeenteraadsleden sinds 2015 verdrievoudigd is[1].

Haatberichten zijn breder dan alleen bedreigingen

Sociale media blijken hiervoor een belangrijk platform: de haatdragende berichten die daar naar raadsleden geuit worden, zijn breder dan alleen bedreigingen. Ook een belediging, een persoonlijke aanval of een scheldpartij draagt bij aan een verhard debat in de politiek.

Aan de hand van een enquête die ik in mei 2021 in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden naar 8.441 raadsleden verstuurde, heb ik de schaal van online haat richting lokale politici in kaart kunnen brengen. 416 gemeenteraadsleden hebben de enquête ingevuld. De steekproef was representatief op basis van de achtergrondkenmerken geslacht, opleidingsniveau, positie in de raad, politieke partij, provincie en inwoneraantal van de gemeente[2].

1 op de 3 raadsleden ontvangt wel eens haatberichten

Uit de resultaten blijkt dat 35,6 procent van de gemeenteraadsleden wel eens online haatberichten ontvangt. Ruim een derde van de gemeenteraadsleden heeft echter geen openbaar socialemedia-account. Zij ontvangen dus geen haatdragende berichten via sociale media.

De meest genoemde reden voor het niet hebben van een openbaar account is dat sociale media niet als een prettige omgeving worden gezien (genoemd door 50 procent van de raadsleden zonder openbaar account).

Raadsleden die zichtbaarder zijn, ontvangen meer online haat via sociale media

Van de raadsleden die wel een openbaar account hebben, ontvangt 55,4 procent weleens online haatberichten. Voor 39,3 procent van de raadsleden met een account is dat ‘slechts’ minder dan een keer per maand, maar voor 10,1 procent van de raadsleden is dat maandelijks en voor 5,9 procent wekelijks of vaker.

De beleidsonderwerpen waar de online haat vooral over gaat, zijn klimaat en duurzaamheid (49 keer genoemd), bouwen en wonen (44 keer) en immigratie en asiel (43 keer).

Niet enkel bedreigingen

Deze cijfers zijn hoger dan het onderzoek van de NOS, waaruit bleek dat 15 procent van de raadsleden weleens te maken heeft gehad met bedreigingen of geweld. Dat komt omdat online haat meer is dan dat. Omdat verschillende raadsleden mogelijk verschillende opvattingen hebben over wat wel en niet onder online haat valt, bood ik de respondenten de mogelijkheid om zelf te classificeren wat zij als online haat beschouwen. Het ging hen daarbij om online bedreigingen, maar ook om beledigingen, scheldwoorden en vulgaire opmerkingen, of aanvallen gericht op de persoon of groep waartoe zij behoren.

Persoonlijke kenmerken niet bepalend

Ik heb ook gekeken of persoonlijke kenmerken bepalend zijn voor de hoeveelheid haat die een raadslid ontvangt. Op basis van statistische toetsen bleek dat geslacht, etniciteit, seksualiteit, of politieke partij geen bepalende factoren zijn: deze kenmerken leveren geen verschillen op in de mate waarin gemeenteraadsleden haatberichten ontvangen.

Zichtbaarheid en volgers op sociale media

Zogenaamde ‘zichtbaarheidskenmerken’ zijn echter wel bepalend. Ten eerste is dat de frequentie waarmee een raadslid iets online plaatst op sociale media: een statistische toets toont aan dat raadsleden die vaker iets plaatsen significant meer haat ontvangen.

Hetzelfde resultaat geldt voor volgeraantallen: raadsleden met meer Facebook-, Twitter- of Instagramvolgers ontvangen significant meer haat via deze platformen. Ook raadsleden die wekelijks meer tijd besteden aan hun raadswerk ontvangen meer haat.

Kortom: raadsleden die zichtbaarder zijn en meer ‘in de schijnwerpers’ staan, ontvangen meer online haat via sociale media. Opvallend is dat het hierbij dus gaat om zowel online zichtbaarheid als offline zichtbaarheid.

Minder communiceren over raadswerk

De resultaten laten zien dat persoonskenmerken minder bepalend zijn dan zichtbaarheidskenmerken voor de hoeveelheid haat die iemand ontvangt. Dit gegeven maakt de ernst van online haat op lokaal niveau misschien wel groter: iedereen kan immers slachtoffer worden.

Veranderen raadsleden hun socialemediagebruik om minder haat te ontvangen?

Juist de gemeenteraadsleden die meer tijd en moeite besteden aan communicatie met de burger, worden het meest blootgesteld aan online haat. Dit zou een prikkel kunnen vormen om minder via sociale media te communiceren over het raadswerk.

Anoniem en laagdrempelig

Deze conclusies roepen de vraag op: waarom kan online haat gedijen op sociale media? Onderzoek laat zien dat er een aantal karakteristieken in het ontwerp van sociale media zitten die de verspreiding van online haat faciliteren[3].

Allereerst is dat het feit dat het eenvoudig is om anoniem en op afstand deel te nemen aan discussies. Verzenders vrezen niet voor sociale consequenties van hun uitlatingen, waardoor deze online vaker pesterig of beledigend formuleren[4].

Ten tweede dragen ook algoritmes bij aan de verspreiding van online haat. Uit onderzoek blijkt dat sociale media expressieve, polariserende content prioriteren[5]. Een overvloed aan zulke inhoud op deze platforms kan vervolgens resulteren in een ‘normverschuiving’ naar wat acceptabel en toegestaan is.

Online haat stelt raadsleden voor dilemma

Sociale media zijn voor politici een nuttig bestuurlijk instrument om betrokkenheid onder burgers te vergroten[6]. Dat is met name vanuit democratisch perspectief interessant, aangezien de betrokkenheid van burgers met de lokale democratie laag is[7]. Dit onderzoek toont echter aan dat sociale media, ook op lokaal niveau, een keerzijde hebben.

Online haat stelt gemeenteraadsleden voor een dilemma: maken zij (actief) gebruik van sociale media en stellen zij zich daarmee bloot aan intimiderende en haatdragende berichten? Of verminderen of veranderen zij hun socialemediagebruik om minder haat te ontvangen, met als consequentie dat zij daardoor minder goed met burgers in contact kunnen treden over hun werkzaamheden in de raad?

Geen gemakkelijke taak

Sociale media kunnen voor raadsleden een extra belasting vormen die zij, op basis van signalen uit ‘De Staat van het Bestuur’[8], maar moeilijk kunnen dragen omdat zij vanwege uiteenlopende redenen al onder hoge druk staan. De raadsleden die op 16 maart verkozen worden, wacht in ieder geval geen makkelijke taak.

Michiel van Veluwen is MSc Bestuur en Beleid, Universiteit Utrecht. Hij schreef dit artikel op basis van zijn masterscriptie ‘De invloed van haatberichten op sociale media op gemeenteraadsleden in Nederland’.

 

 

Noten:

[1] NOS (2022, 16 januari). Verdrievoudiging van bedreigingen en geweld tegen gemeenteraadsleden.

[2] De respondenten uit de steekproef kwamen uit 233 unieke gemeentes, 72% van hen was man, 72% was hoger opgeleid en 39% was fractievoorzitter.  36% vertegenwoordigde een lokale partij en 64% een partij die ook in de landelijke politiek actief is.

[3] Deb, A., Donohue, S., & Glaisyer, T. (2017). Is Social Media a Threat to Democracy?

[4] Onderzoek toont aan dat hoe meer mensen erin geloven dat zij anoniem zijn en geen consequenties zullen ervaren van hun uitlatingen, hoe groter de kans is dat zij pesterige of beledigende berichten versturen (Barlett et al., 2016).

[5] Mathew, B., Dutt, R., Goyal, P., & Mukherjee, A. (2019, June). Spread of hate speech in online social media. In Proceedings of the 10th ACM conference on web science (pp. 173-182).

[6] Lee, E.-J., & Shin, S. Y. (2012). Are They Talking to Me? Cognitive and Affective Effects of Interactivity in Politicians’ Twitter Communication. Cyberpsychology, Behavior, and

Social Networking, 15(10), 515–520.

[7] Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2020a). Staat van het Bestuur.

[8] Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2020a). Staat van het Bestuur.

 

Foto: Andrea Piacquadio via Pexels