Beleid tegen illegalen heeft tegendraads effect

De criminalisering van mensensmokkel en illegaal huishoudelijk werk door de overheid staat in scherp contrast met het beeld dat de illegale migranten ervan hebben. Voor hen is het een manier om toegang te krijgen tot beter betaald werk. De overheid gaat aan deze werkelijkheid voorbij.

De afgelopen jaren hebben uitzonderlijke gevallen het beeld van de overheid over mensensmokkel en mensenhandel gedomineerd en het beleid op deze terreinen mede gestuurd. Denk aan het Dover-drama met Sister Ping, de Sneepzaak of de Marokkaanse slaaf op de Dappermarkt. Deze extreme zaken zijn beeldbepalend voor de komst, het verblijf en de gedwongen terugkeer van illegale vreemdelingen geworden. De overheid ziet mensensmokkel als een serieuze en ernstige vorm van georganiseerde misdaad die het migratiebeleid en de integratie van de gevestigde allochtonen ondermijnt.

Migranten daarentegen beschouwen het als een al dan niet betaalde dienst om familieleden bij zich te krijgen. Waar de overheid bang is voor de aanzuigende werking van versoepelingen in het migratiebeleid, doen de illegale vreemdelingen een informeel beroep op familieleden die toevallig in Nederland wonen. Waar de overheid illegaliteit criminaliseert, ziet de illegale vreemdeling zijn status als een min of meer vanzelfsprekende consequentie van zijn aanwezigheid zonder verblijfsdocumenten. Het is moderne slavernij met al zijn uitbuiting tegenover een sociaal arrangement met specifieke economische arbeidsverhoudingen met geaccepteerde en normatief begrensde uitbuiting. Kortom, rond de komst, het verblijf en de terugkeer van illegale vreemdelingen is er sprake van een kloof in betekenisgeving tussen de overheid en de migranten.

Geen werkelijke afname van aantal illegale migranten
Het Nederlandse illegalenbeleid staat in het teken van het tegengaan en ontmoedigen van illegaal verblijf. Dat lijkt succesvol: telden onderzoekers in 2002 nog ruim 211.000 illegalen in Nederland, in 2009 was dit aantal meer dan gehalveerd tot ruim 97.000 personen die onrechtmatig in Nederland verblijven. Maar deze afname komt vooral door de insluiting van landen als Roemenië en Bulgarije in de Europese Unie en niet zozeer door een duidelijke afname van het aantal niet-westerse illegale vreemdelingen.

Uit onderzoek onder illegale vreemdelingen uit uiteenlopende herkomstlanden, met verschillende achtergronden en migratiemotieven, blijkt dat zij door het strengere beleid geen toegang meer hebben tot de voorzieningen van de verzorgingsstaat en evenmin tot ‘wit werk’. Illegalen zijn voor hun bestaan in toenemende mate aangewezen op ‘zwart werk’ en liefdadigheid. Illegale vreemdelingen maken deel uit van sociale arrangementen of morele economieën waarin de verhoudingen van illegalen met informele werkgevers en huisbazen bepaald worden door normen van wederkerigheid, patronen van risicomijdend gedrag en ideeën over rechtvaardigheid. Dit alles in een context waarin een overheid slecht benaderbaar is.

De titel van mijn oratie was 'Moderne slavernij of gewoon werk?’. Vanuit het perspectief van de illegale vreemdelingen is er geen sprake van slavernij. Maar we kunnen de arbeidsverhoudingen tussen illegalen en hun werkgevers evenmin duiden als gewoon werk. Veeleer hebben we te maken met informele arbeid onder slechte en onzekere omstandigheden waarbij de arbeidsverhoudingen tussen de illegale vreemdelingen en de werkgevers vaak uit balans en soms ernstig verstoord zijn. Tegelijkertijd zijn er informele normen over rechtvaardigheid en onrecht die in samenhang met het risicomijdende gedrag van illegale vreemdelingen een rem vormen op de meer extreme vormen van negatieve wederkerigheid. De overheid gaat aan deze werkelijkheid voorbij. De terminologie van georganiseerde mensensmokkel - moderne slavernij en exploitatie - verhult de achterliggende sociale processen van in- en uitsluiting en economische processen van vraag en aanbod.

Het overheidsbeleid maakt geen einde aan de mensensmokkel, integendeel
De overheid kiest in de aanpak van mensenhandel voor een juridische oplossing van wat in feite een normatieve problematiek is. De overheid kan zonder verklaringen van de slachtoffers van mensensmokkel tot veroordelingen komen, maar gaat daarbij voorbij aan bestaande sociale arrangementen. Daarmee wil ik overigens niet beweren dat de slachtoffers van mensenhandel zich niet in mensonterende situaties zouden kunnen bevinden. Maar er bestaat ook een andere werkelijkheid, met andere normen over wat rechtvaardig en onrechtvaardig is en waar betrokkene op informele manieren hun recht halen.

Een beleid dat steeds verder van de alledaagse werkelijkheid af komt te staan en als oplossing meer toezicht, meer controle en meer repressie aandraagt, draagt bij aan een verplaatsing en verharding van de problematiek. In de praktijk kunnen we deze processen al waarnemen. Met de toegenomen controle op prostitutie is mensenhandel onverminderd aanwezig en verdwijnt deze steeds meer backstage. Met de voorgenomen criminalisering van illegaal verblijf zal huisvesting en arbeid voor illegalen nog meer een schaars goed worden en krijgen de malafide of criminele aanbieders van diensten nog meer macht. Tegelijkertijd leren studies vanuit de gemeenschappen zelf hoe complex de mechanismen zijn die er spelen. Wederkerigheidsrelaties binnen sociale netwerken gaan hand in hand met wantrouwen. Toenemende controle zullen de bestaande sociale arrangementen beïnvloeden waarbij illegale migranten kwetsbaarder worden ten opzichte van de informele dienstverleners.

Ik heb tot dusverre niet gesproken over onderzoeksmethoden, maar om toekomstige vragen naar de komst, het illegaal verblijf en de terugkeer vanuit de perspectieven van betrokkenen te kunnen beantwoorden, dienen we hoe dan ook in contact te blijven met de direct betrokkenen. Met de zogenaamde kanslozen, de vertegenwoordigers van de nieuwe onderklasse, de illegalen en al die anderen die deel uitmaken van deze leefwereld. Er is wat mij betreft een blijvende noodzaak – naast allerlei ander vormen van dataverzameling - om onderzoek from below te verrichten. Een blijvende noodzaak voor meer ‘good old etnography’ zoals David Brotherton (2011) het zo mooi verwoordde. Niet om het exotische in de samenleving te laten zien, maar om het perspectief en de betekenissen van de betrokkenen te leren kennen en te contrasteren met de legitimiteit en effecten van het migratiebeleid. Het centraal stellen van een dergelijk perspectief en methode betekent investeren in goede, jonge criminologen met een scherp theoretisch oog, die bereid zijn om het veld in te trekken en oog hebben voor complexiteit en de humanitaire aspecten van de fenomenen onder studie.

Dit stuk is gebaseerd op de oratie die Richard Staring op 2 december 2011 heeft uitgesproken bij zijn  aantreden als bijzonder hoogleraar ‘Mobiliteit, toezicht en criminaliteit’ aan de Erasmus School of Law, Erasmus Universiteit Rotterdam.

Foto: Bas Bogers