De verkiezingscampagne is zo slecht nog niet

Gedurende de verkiezingstijd wordt er  veel geklaagd over politici, pers en peilingen. En inderdaad besteden media vooral aandacht aan politieke strategieën, wordt er meer belang gehecht aan peilingen en letten politici vooral op publicitaire effecten. Gelukkig houdt de kiezer het hoofd koel. 

De verkiezingscampagne is in volle gang en daarmee viert ook de kritiek op politici en politiek journalisten hoogtij. De eerste groep zou in deze tijd alleen maar bezig zou zijn met de vraag hoe de kiezersgunst te winnen en schuwt daarbij geen enkel middel – tot liegen en het afbreken van politieke tegenstanders aan toe. De tweede groep rapporteert in alle vrolijkheid over al deze perikelen en laat deze duidelijk boven de politieke inhoud prevaleren. En de burger? Die waait met alle winden mee en laat zich door de berichtgeving zeer sterk beïnvloeden in haar partijvoorkeur. Deze cynische kijk op de politiek is echter maar gedeeltelijk terecht: de Nederlandse politicus en journalist doet het in een aantal opzichten helemaal niet zo slecht. En voor de kiezer is de politieke inhoud nog steeds van doorslaggevend belang in het stemhokje.

Media leggen meer nadruk op politieke strategieën

Een analyse van vijftig jaar politieke berichtgeving, zowel tijdens als buiten verkiezingscampagnes laat zien dat er wel het nodige veranderd is: zo besteden journalisten besteden veel meer aandacht aan de politieke strategieën van partijen. De vraag waarom politici dingen doen en wat de electorale gevolgen zijn van allerlei voorstellen en uitspraken is veel centraler komen te staan. Hetzelfde geldt voor opiniepeilingen: de vraag wie het goed doet en wie niet neemt een steeds prominentere plaats in. Tenslotte is het nieuws ook wat negatiever geworden dan voorheen. Dit gaat allemaal gedeeltelijk ten koste van de daadwerkelijke politieke inhoud: de diepgang van de berichtgeving is afgenomen. Toch neemt de politieke inhoud nog steeds een prominente plaats in, zeker in vergelijking met andere Europese landen of de Verenigde Staten.

De verschuivingen in politieke berichtgeving hebben een aantal structurele oorzaken, zoals toegenomen snelheid van het nieuws, commercialisering en concurrentie tussen media om kijkers en lezers. Hierdoor wordt de ruimte die de individuele journalist heeft om een doorwrocht verhaal te maken beperkt. Dit betekent niet dat journalisten het soms niet beter en minder hijgerig zouden kunnen doen. Sommige journalisten zijn zelf ook uitermate kritisch over de staat van de Nederlandse journalistiek, zoals Kustaw Bessems en Dirk Jaco Nieuwboer in hun net verschenen boek “Doe eens normaal man”. Zij adviseren politici zelfs om journalisten te omzeilen en zich te richten op het gebruik van sociale media om direct met de burger in contact te komen.

Politici letten goed op publicitaire effecten

Toch zijn ook politici niet vrij te pleiten: zij werken maar wat graag mee aan opzetjes waarmee zij politieke concurrenten de loef afsteken en zijn vaak niet te beroerd een reactie te geven op de laatste peilingen waarin de éne partij weer een zeteltje afsnoept van de andere partij. Inderdaad, weinig van wat zij doen is niet ingegeven door de vraag of het publicitair wat oplevert. Desalniettemin krijgt de politieke inhoud nog steeds ruime aandacht en valt het met “karaktermoorden” en negatieve campagnevoering erg mee. Dit ondanks dat politici veelvuldig klagen over het gedrag van tegenstanders. Zo stelde Wouter Bos in 2006 dat het CDA en de VVD hem “al drie, vier jaar proberen kapot te maken”. In deze campagne beklaagde Emile Roemer zich over het gedrag van andere politici ten opzichte van hem. Toch is – in tegenstelling tot in bijvoorbeeld de Verenigde Staten – de kritiek van politici op elkaar in verreweg de meeste gevallen inhoudelijk van aard.

Misschien is de belangrijkste vraag wel wat de politieke berichtgeving betekent voor de kiezer. Zonder twijfel heeft mediaberichtgeving een invloed, zeker in campagnetijd. Het sterke optreden van PvdA-lijsttrekker Diederik Samsom in het RTL4 premiersdebat is daar een duidelijk voorbeeld van. Slechts een fractie van de kiezers zag hem daadwerkelijk in actie, maar het feit dat hij achteraf tot winnaar werd uitgeroepen en dat dit succes resoneerde in de berichtgeving in de dagen erna zorgde voor een flinke stijging in de peilingen. Dit wordt ook wel het bandwagon effect genoemd: kiezers sluiten zich graag aan bij partijen die het goed doen. Een goed optreden kan dus leiden tot een (kleine) stijging in de peilingen en die stijging en met name de berichtgeving daarover leidt dan weer tot een verdere toename van de steun voor de betreffende partij.

De kiezer gaat af op de politieke inhoud

Toch laat de kiezer zich niet alleen door dit mechanisme leiden – integendeel, met name de (globale) politieke inhoud is van belang. Het is niet verwonderlijk dat het grootste gedeelte van de stemmers die de PvdA na het debat achter zich wist te krijgen bij de SP vandaan kwamen. Traditioneel is de programmatische overlap en uitwisseling van kiezers tussen beide partijen groot. Kiezers wisselen veelvuldig aan zowel de linkerkant van het politieke spectrum als aan de rechterkant, maar slechts zeer beperkt van links naar rechts of andersom. En is er veel op tegen dat de kiezer stemt op een partij wiens leider sterk is in de media? Dit is een relevante politieke eigenschap die naast inhoudelijke overwegingen een belangrijke rol kan spelen.

Is er dan helemaal geen reden tot zorg? Toch wel een beetje. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de veelvuldige berichtgeving over strategie het politiek cynisme onder kiezers in de hand werkt. Mensen die veelvuldig lezen over de strategische overwegingen van partijen en politici worden achterdochtig. Dit kan uiteindelijk tot gevolg hebben dat deze mensen zich gedesillusioneerd afkeren van de politiek en bijvoorbeeld besluiten niet meer te gaan stemmen.

Ook is de berichtgeving over peilingen vaak onzorgvuldig: in veel gevallen worden één of twee zetels winst of verlies van een politieke partij uitvoerig besproken. Echter, schommelingen van zulke beperkte omvang berusten in zeer veel gevallen op toeval. Omdat de berichtgeving over peilingen niet zonder gevolgen is en het bandwagon effect ervoor zorgt dat partijen die het goed doen nog meer steun verwerven, is het van groot belang alleen te rapporteren over verschuivingen die groter zijn dan toevallige schommelingen. Helaas laten journalisten dat vaak achterwege en accepteren ook politici de opiniepeiling van de dag als volledig accuraat – zeker als deze een gunstig beeld presenteert. In dat opzicht kunnen Nederlandse media nog een hoop leren van de vaak bekritiseerde media in de Verenigde Staten: veel kwaliteitsmedia hebben daar strenge richtlijnen over het rapporteren van peilingen.

Dit zijn allemaal relevante zorgen, maar verhoudingsgewijs doen de Nederlandse media het helemaal niet zo slecht. En dat mag na alle doemdenkerij ook wel eens gezegd worden.

Rens Vliegenthart is universitair hoofddocent Politieke Communicatie aan de Universiteit van Amsterdam. Onlangs verscheen zijn boek “U kletst uit uw nek. Over de relatie tussen politiek, media en de kiezer” (uitgeverij Bert Bakker).