Op 6 september had De Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) een debat georganiseerd met politici over vrijwilligerswerk. Het was een interessante bijeenkomst waarin politici veel lof uitspraken over vrijwilligers. Kijk maar naar de samenvatting op Youtube:
Die lof is natuurlijk terecht, maar ik moet bekennen dat de video bij mij toch ook irritatie heeft opgeroepen. Irritatie over het gemak waarmee de verzamelende politici zich het vrijwilligerswerk toe-eigenen, alsof die vrijwilligers er zijn om overheidsbeleid uit te voeren.
Alsof die vrijwilligers van de overheid zijn en niet van zichzelf. Alsof veel vrijwilligers zich niet juist tegen overheidsbeleid verzetten. Alsof de echte toegevoegde waarde van vrijwilligers niet juist gaat om die eigenwijzigheid in plaats van de kostenbesparing (voor de samenleving ). Alsof de civil society afhankelijk is en zou moeten zijn van de overheid.
Politici buiten hun boekje
Neem bijvoorbeeld de uitspraak van Fatma Koser Kaya (D66). Zij pleit voor een 'ministerie voor vrijwilligers'. Volgens mij moet dat een ‘ministerie voor vrijwilligerswerk’ zijn, zoals het ook het ‘ministerie voor werkgelegenheid’ is en niet voor werknemers. Of nog spannender, Nine Kooiman (SP) die het volgende stelt: “al die vrijwilligers moeten toch aangestuurd worden en de gemeentes hebben het nu al zwaar”. Echt, vrijwilligers zijn geen onbezoldigde ambtenaren die door de gemeente worden aangestuurd. Vrijwilligers zijn vrije burgers die doen waar ze zelf zin in hebben. Vrijwilligers organiseren zichzelf, met wat hulp van een beroepskracht. Maar ook het breed gedeelde pleidooi om vrijwilligers in de rijksbegroting op te nemen is vreemd. Wederom, in de rijksbegroting staan de kosten van beroepskrachten die vrijwilligers ondersteunen en de kosten voor het bevorderen van vrijwilligerswerk. Daar horen ze thuis. Als het gaat om het waarderen van de vrijwilligers dan moet de opbrengst van het vrijwilligerswerk worden opgenomen in de nationale rekeningen.
Kwaliteit in plaats van kwantiteit
Maar er was zeker er ook goed nieuws. Politici kunnen leren van hun vorige fouten...
Als eerste, ik heb geen enkele politicus horen pleiten voor simpelweg promotie van vrijwilligerswerk. In dit debat kenden ze hun feiten. Promotie om meer vrijwilligers aan te trekken is niet de belangrijkste oplossing voor het vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerkbeleid vanuit de overheid moet organisaties helpen te investeren in goed vrijwilligersmanagement gericht op behoud, groei en ontwikkeling van vrijwilligers, bestaande en nieuwe.
Noodzaak van beroepsmatige ondersteuning
Ten tweede delen de politici de overtuiging dat, met name voor vrijwilligerswerk in zorg, scholen en welzijn, een goede beroepsmatige ondersteuning van levensbelang is. Vrijwilligerswerk onderscheidt zich van informele hulp, doordat het mensen een formele titel en een inhoudelijke inkadering geeft. Daardoor gaan mensen interventies doen die ze anders wellicht niet zouden durven. Maar, vastigheid en deskundigheid in de organisatie moeten verankerd zijn, moeten ook doorgaan als het lastig is. Daarvoor zijn beroepskrachten noodzakelijk. Echt!
Ontbreken van toekomstvisie
Maar wat ik niet heb gehoord, is een solide visie op de toekomst van vrijwilligerswerk en de civil society. Een solide civil society is een zelfstandige civil society. Een civil society met resources in tijd en geld die onafhankelijk zijn van de luimen van toevallige politieke coalities. Tijd, vrijwilligerswerk dus, is ‘makkelijk’. Als politici snappen dat vrijwilligers zelfstandige eigenwijze burgers zijn, in plaats van vervangambtenaren die aangestuurd moeten worden door gemeenten, komt dat wel goed.
Pleidooi voor gemeenschapsfondsen
Maar belangrijk hiervoor is een grote eigen inkomstenstroom van de civil society. Zodat vrijwilligersorganisaties niet alleen naar de overheid hoeven te gaan om hun beroepskrachten te financieren. Ik pleit dus voor maatregelen om meer en specifieke vermogensfondsen te hebben die zich richten op het ondersteunen van vrijwilligerswerk! Ik pleit dus voor meer eigen inkomsten van vrijwilligersorganisaties die gebruikt kunnen en mogen worden om hun eigen ondersteuning te financieren. Ik pleit dus voor het opzetten van gemeenschapsfondsen gekoppeld aan vrijwilligerscentrales, zodat ook die onafhankelijker worden.