Vermaatschappelijking – we missen een wervende term

‘Vermaatschappelijking’ wordt de beweging genoemd die mensen meer ruimte willen geven. Maar die term heeft niet de retorische kracht van de Big Society waarmee premier Cameron zijn ideeën aanprijst. Wie heeft er voor Nederland een beter begrip?

Eind 2011 vroeg minister Spies van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Raad voor het openbaar bestuur om advies over het uitwerken van een nieuwe visie op de overheid. Als strategie om een compactere overheid te bereiken was ze vooral geïnteresseerd in ‘het geven van meer ruimte aan mensen en samenleving’, oftewel: ‘vermaatschappelijking’. Los van de vraag in hoeverre vermaatschappelijking wenselijk en mogelijk is, en wie dan wat op welke manier moet gaan doen, wil ik vraagtekens stellen bij de ‘vermaatschappelijking’ zelf. Als van vermaatschappelijking daadwerkelijk de strategie wordt om een ‘compacte overheid’ te bereiken, dan kan wat retorische vernieuwing geen kwaad, al is het maar om de achterliggende ideeën geloofwaardiger te maken voor diegenen die het moeten gaan doen: de burgers.

Een zoektocht naar buitenlandse ervaringen met vermaatschappelijking, brengt ons al snel naar Groot-Brittannië. David Cameron, de minister-president en leider van de Conservatieven, heeft het nut van strategisch taalgebruik begrepen. Hij lanceerde in een reeks toespraken het begrip ‘Big Society, zowel tijdens de verkiezingen van 2010 als na zijn aantreden als premier. Volgens Cameron zijn drie drie kernthema’s van de Big Society: het empoweren van gemeenschappen, het herverdelen van macht aan professionals en nieuwe dienstverleners, en het promoten van een vrijwilligerscultuur.

De retorische kracht van Big Society

Over de werking van de Big Society is nog niet veel bekend. De Big Society Bank is bijvoorbeeld pas vanaf april 2012 in bedrijf, en critici bestempelen het ook wel als een (slecht) vermomde bezuinigingsoperatie. Maar voortbouwend op de literatuur over retorica en de werking van taal kent het begrip in ieder geval een grote retorische aantrekkingskracht (Shamir, Arthur & House, 1994; Lakoff, 2004; Kuitenbrouwer, 2010; De Bruijn, 2009; 2010; 2011). We geven vijf redenen.

Ten eerste krijgt Big Society regelmatig het verwijt dat het een vaag en onduidelijk begrip is. Inderdaad, als concreet beleidsprogramma om resultaten te meten en effectiviteit vast te stellen is het niet geschikt. Tegelijkertijd is juist het ontbreken van duidelijke grenzen een van de sterke kanten. Doordat niet precies vaststaat wat het betekent, kunnen mensen er tot op zekere hoogte hun eigen interpretatie aan geven, wat de aansprekendheid ervan vergroot.

Ten tweede gaat het bij de Big Society om de samenleving als geheel en niet om een deelgebied daarvan. Als Cameron spreekt over Big Society gaat het dus om alle burgers, die een bepaalde verantwoordelijkheid hebben voor zichzelf en voor hun omgeving. Niet iedereen kan op dezelfde manier aan deze verantwoordelijkheid invulling geven, maar in ieder geval verwacht Cameron dat iedereen naar vermogen bijdraagt. Door het begrip samenleving te gebruiken wordt men hier direct op aangesproken.

Big Society is een positief begrip

Verder is, ten derde, het begrip positief geformuleerd: de Big Society richt zich op de samenleving, in plaats van dat deze zich afzet tegen de overheid. Door het woord samenleving voelen burgers zich eerder aangesproken dan door te wijzen op een compacte overheid, omdat dat niet de groep is waartoe zij behoren.

De term heeft dus, ten vierde, voornamelijk positieve associaties. Het is een verleidelijk begrip, die een beroep doet op eigenschappen die mensen graag in zichzelf zien. Daadkracht, de schouders eronder zetten en zorg dragen voor je omgeving zijn eigenschappen die mensen waarderen en graag bij zichzelf terug zien. Daarbij, wie is er nou tegen een grote sterke samenleving? De samenleving zijn we ten slotte nog steeds zelf. Het hiermee oneens zijn wekt de indruk een cynisch idee over jezelf en je omgeving te hebben.

Ten slotte legt Cameron expliciet de relatie met Big Government: in zijn ogen is de samenleving als initiator voor het leveren van publieke diensten een waardevol en goedkoper alternatief voor de geldverslindende en immer groter wordende overheid. Big Society zou hierbij de oplossing zijn om dit ‘kapotte’ Groot-Brittannië – in financieel, sociaal en politiek opzicht – weer te repareren. Door deze antithese van Big Government en Big Society, wordt het contrast tussen beide begrippen nog eens extra versterkt, ten gunste van de Big Society.

In Nederland missen we wat

Leggen we deze kenmerken van de term Big Society naast het Nederlandse ‘vermaatschappelijking’ of ‘compacte overheid’, dan missen die wat. Vermaatschappelijking is een proces dat door kan modderen en dat in meer of mindere mate kan voorkomen. Het gevolg daarvan is dat het niet de samenleving als geheel omvat en dat burgers er dus niet per definitie toe behoren of mee te maken hebben. Daarbij, hoewel het begrip vermaatschappelijking zich wel richt op de samenleving, mist het de positieve connotaties die het begrip Big Society heeft.

Zoals ook al uit de adviesvraag aan de Rob naar voren komt, is vermaatschappelijking vooral een strategie om een compactere overheid te bereiken en wordt het niet benaderd als een intrinsiek waardevol streven. Het begrip ‘compacte overheid’, vervolgens, is weliswaar een entiteit in plaats van een proces, maar richt zich niet op het domein van de samenleving. Burgers zijn er geen onderdeel van, worden er niet direct door aangesproken en het idee dat een overheid compact dient te zijn is niet onbetwist.

Met andere woorden: zowel vermaatschappelijking als de compacte overheid hebben een lagere potentiële wervingskracht dan Big Society. Om de ideeën van vermaatschappelijking een stap verder te brengen, is dus een nieuwe term nodig. Wie roept?

Sabine van Zuydam is student aan de Tilburg School of Politics & Public Administration (TSPPA) bij Tilburg University. Met medewerking van Marlot Kuiper en Bob van de Velde. 

Literatuur:

De Bruijn, H. (2009) Barack Obama en de kunst van de politieke toespraak. Den Haag: Boom-Lemma Uitgevers

De Bruijn, H. (2010) Geert Wilders in debat: Over de framing en reframing van een politieke     boodschap. Den Haag: Boom-Lemma Uitgevers

De Bruijn, H. (2011) Framing: Over de macht van taal in de politiek. Amsterdam: Atlas

Kuitenbrouwer, J. (2010) De woorden van Wilders & hoe ze werken. Amsterdam: de Bezige Bij

Lakoff, G. (2004) Don’t think of an elephant: Know your values and frame the debate. Vermont: Chelsea Green

Shamir, B., M. Arthur en R. House (1994) ‘The rhetoric of charismatic leadership: A theoretical extension, a case study and implications for research’. Leadership Quarterly, 5, 25-42