De expansieve logica van de preventiestaat

Het preventiedenken is de politiek-bestuurlijke grondhouding van deze tijd. Maar daar kleven ook grote bezwaren aan. Wie vindt dat mensen geen risico voor zichzelf of voor de samenleving mogen zijn zal in de vrije wil, in privacy, in ouderlijk gezag en in eigen verantwoordelijkheid een groot gevaar zien.

Op vrijdagochtend wordt Mirjam gearresteerd wegens winkeldiefstal. Ze heeft vijf blikken bier afgerekend, maar babyvoeding verstopt in haar babywagentje. De dienstdoende agent maakt naast een proces-verbaal ook een ‘zorgmelding’ op. Hij vermoedt een problematische thuissituatie. Een daaropvolgend huisbezoek van ‘outreachend’ maatschappelijk werk bevestigt dat beeld: vader is alcoholverslaafd en het tweejarige zoontje is regelmatig getuige van ruzies tussen beide ouders. Het gezin krijgt intensieve opvoedingsondersteuning aangeboden om latere gedragsproblemen van hun zoontje te voorkomen.

Dit kleine voorbeeld laat zien hoe logisch het is dat overheden en publieke professionals op basis van mogelijke risico’s en in een zo vroeg mogelijk stadium interveniëren in maatschappelijke problemen. Juist door vroegtijdig ingrijpen kunnen problemen rond criminaliteit, welzijn en jeugd worden voorkomen. In de Rotterdamse ‘achter de voordeur aanpak’, in de Amsterdamse Top-600 aanpak van criminele jongeren, en in ‘veiligheidshuizen’ verspreid over het hele land is een preventieve benadering van een breed palet aan jeugdproblemen inmiddels een vanzelfsprekendheid geworden.

En ook op andere terreinen is preventie de afgelopen jaren een dominante manier van kijken geworden: cameratoezicht en preventief fouilleren ter voorkoming van criminaliteit, sociale stigmatisering van rokers als middel tegen longkanker, de pre-emptive strike als een gerechtvaardigde oorlogshandeling, en intensief toezicht is onderdeel van het standaardrepertoire tegen kindermisbruik in onder meer de jeugdzorg. Op deze en vele andere terreinen heeft het preventiedenken op sluipende wijze het aanzicht van de staat fundamenteel veranderd.

Schaduwzijde aan het preventiedenken

Maar hoe vanzelfsprekend en logisch deze ontwikkeling ook is, toch zit er een schaduwzijde aan het preventiedenken. Deze schaduwzijde schuilt in de combinatie van de expansieve en de dwingende logica achter preventie. Voor effectieve preventie geldt immers: ‘hoe vroeger, hoe beter’ en ‘het zekere voor het onzekere’. In het licht van bij voorbeeld een terroristische dreiging klinkt dit vanzelfsprekend en wenselijk. En ook elders gaat preventie gepaard met het argument dat dit voor uw eigen bestwil is. Maar wie deze logica blijft volgen, heeft uiteindelijk weinig op met vrijheid. Wie vindt dat mensen geen risico voor zichzelf of voor de samenleving mogen zijn zal in de vrije wil, in privacy en in eigen verantwoordelijkheid een groot gevaar zien. Op vier manieren leidt het preventiedenken tot een interventiedrift van de overheid.

Ten eerste leidt het preventiedenken tot een uitbreiding van het arsenaal van surveillance, monitoring en screening van de samenleving. Toezicht is immers het voorportaal van preventie. Of het nu gaat om omvallende banken, failliete woningcorporaties, misbruik in de jeugdzorg of mishandelende ouders: vrijwel elke onderzoekscommissie komt tot de conclusie dat de ramp te voorkomen was geweest als toezichthouders eerder signalen hadden opgepikt en eerder hadden ingegrepen. De standaardaanbeveling van dergelijke onderzoekscommissies is uiteraard het intensiveren van toezicht. Het bijhouden van risicofactoren in elektronische kinddossiers, outreachende interventies achter de voordeur van mogelijke risicogezinnen, het aftappen van telefoons, het volgen van onze internetbewegingen en het controleren van de publieke ruimte via cameratoezicht en preventief fouilleren zijn logische consequenties van dit type denken. Een transparante samenleving, waarin voor privacy geen plaats meer is, vormt het uiteindelijke ideaal van de preventiestaat.

Ten tweede zorgt het preventiedenken voor de neiging om zo vroeg mogelijk te interveniëren op risico’s. In het volksgezondheidsbeleid zien we bijvoorbeeld dat de afgelopen jaren de aandacht steeds meer is verschoven naar het ingrijpen nog voordat iemand ziek is. In plaats van de patiënt is de (vooralsnog) gezonde burger onderwerp van beleid, bijvoorbeeld bij de eerste signalen van overgewicht van, vooral, kinderen.

De neiging om zo vroeg mogelijk te interveniëren zien we ook in het onderwijs, met veel aandacht voor vroegsignalering van gedragsproblemen en door ingrijpen in risicovolle thuissituaties van jonge kinderen. Interventies achter de voordeur en het beeld van de overheid als ‘mede-opvoeder’ sluiten naadloos aan op het preventiedenken. Dat denken staat hier op gespannen voet met ouderlijk gezag en privacy, maar ook met het vermogen om te leren via trial and error, door vallen en opstaan.

Het einde van solidariteit zoals we dat kennen

Ten derde brengt het preventiedenken een omkering van de basiswaarden van de rechtsstaat en de verzorgingsstaat teweeg. Niet de dader, maar de potentiële dader wordt het dominante aandachtspunt. Niet de rechter, maar de burgemeester wordt de spil van het overheidshandelen. En niet de rechtbank, maar de publieke ruimte is de centrale plaats van handeling. Preventief fouilleren, bestuurlijke ophouding, gebiedsverboden, huisverboden, cameratoezicht, opvoedingsondersteuning voor probleemjongeren en zorgtrajecten voor delinquenten vormen het hart van het nieuwe preventieve repertoire. Vanuit het perspectief van de rechtsstaat is het pas legitiem voor de overheid om in te grijpen na overtreding van de wet. Vanuit het perspectief van de preventiestaat is de staat echter gelegitimeerd om in te grijpen zodra een risico op toekomstig crimineel gedrag is gesignaleerd.

In het volksgezondheidsbeleid zien we eenzelfde transformatie. Niet alleen verschuift de aandacht van de patiënt naar de gezonde burger, bovenal wordt de burger aangesproken om zelf zijn gedrag te veranderen: een welvaartsziekte is immers geen vorm van pech, maar is vermijdbaar door gezond gedrag. En daarmee wordt de patiënt van een welvaartsziekte gezien als iemand die een onnodig beslag legt op dure collectieve voorzieningen. Solidariteit wordt niet langer gevraagd van de samenleving met de zieke, maar van de zieke met de samenleving. Dit impliceert het einde van solidariteit zoals we dat kennen als het fundament van de verzorgingsstaat.

Het wordt lastig preventie ooit terug te schroeven

Ten vierde kent het preventiedenken een tendens tot onomkeerbaarheid. Dit zien we onder meer terug bij het voorkomen van terroristische aanslagen. Stel dat zich onverhoopt een aanslag voordoet. De vanzelfsprekende reactie zal een versterking van preventieve veiligheidsmaatregelen zijn om herhaling te voorkomen. Stel nu dat zich vervolgens nooit meer een aanslag voordoet. De kans is groot dat dit succes wordt toegeschreven aan het preventieve beleid en dat het beleid niet wordt afgebouwd, maar gecontinueerd. Immers, juist door een afbouw van preventie zouden de risico’s wel eens kunnen toenemen. In een dergelijke redenering wordt het echter zeer lastig om preventie ooit nog terug te schroeven.

Het punt is hier: je weet nooit of je genoeg doet om een ongewenst fenomeen of incident te voorkomen. De crux is immers dat iets zich niet voordoet. Er is geen ‘moment achteraf’ waarop je preventie kunt evalueren. Bovendien kun je per definitie niet zeker weten of een toekomst zich inderdaad zal voordoen. De toekomst is fundamenteel onzeker en dus zullen risico’s niet snel verdwijnen: risico’s zijn immers geen louter ‘objectieve gegevens’, maar altijd ook het product van onze angsten. Zolang een angst bestaat zullen we ook risico’s zien en zullen we ze willen voorkomen. Om een veelgebruikt politiek argument aan te halen: ‘niks doen is geen optie’. Het is vanuit het preventiedenken onverdraaglijk om af te wachten tot een mogelijk onheil zich voordoet. ‘Noodlot’ en ‘pech’ passen niet in het vocabulaire van de preventiestaat.

Preventiedenken is niet per se bezwaarlijk, doorschieten wel

Het is duidelijk: wie door de bril van preventie naar de wereld kijkt, zal geneigd zijn om waarden zoals het rechtsstatelijke onschuldprincipe, ouderlijk gezag, privacy en individuele autonomie als barrières voor effectief optreden te zien. Dit gevaar bestaat zeker in de pragmatische Nederlandse context, waar fundamentele discussies over de rol van de overheid vaak worden vermeden, waar de overheid wordt gezien als een vriendelijke en goedbedoelende instantie, en waar preventie historisch diepgeworteld is in de strijd tegen het water.

Preventie is niet per definitie bezwaarlijk, een doorgeschoten preventiedenken is dat wel. Het is dan ook nodig om voldoende tegenwichten te organiseren. Ten eerste valt te denken aan juridische waarborgen tegen overheidsinterventie, die de private levenssfeer van burgers en het rechtsstatelijke onschuldprincipe beschermen. Het feit dat privacybelemmeringen tegenwoordig vaak kunnen rekenen op kritiek van politici en bestuurders laat juist zien dat ze nuttig zijn en hun werk doen. Maar deze waarborgen zijn niet voldoende. Ten tweede is ook een kritische mentaliteit onder beleidsmakers, professionals en adviseurs van belang. Zij zijn niet alleen een verlengstuk van de politieke wil, maar hebben ook een verantwoordelijkheid voor een gedegen belangenafweging. Juist omdat preventie soms nodig is, zijn gemakkelijke antwoorden niet voorhanden. De opkomst van de preventiestaat vraagt niet om een stille revolutie, maar om een expliciet debat waarin een behoorlijke balans tussen vaak tegenstrijdige waarden gevonden wordt.

Rik Peeters is bestuurskundige en politiek-filosoof. Hij promoveerde onlangs op het proefschrift ‘The Preventive Gaze: How Prevention Transforms Our Understanding of the State’ (Eleven International Publishers, 2013), een studie naar de betekenis van het preventiedenken voor de rol van de overheid.

 

Foto: Bas Bogers

Dit artikel is 3920 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (4)

  1. Tja, iedere oplossing genereert nieuwe problemen.

    Ik woon momenteel in een land ‘waar de toekomst van achteren komt’ (Griekenland).
    Preventie is hierdoor per definitie een non-item.
    Met als gevolg vele kosten en andere ellende die te voorkomen zijn.
    Nog steeds !

    Ik zie de volgende ontwikkeling:
    Hier en vroeger in Nederland kende men slechts één type van proces:
    Backward management, krijgt vorm door ‘functies’ en is gericht op ‘cure’.
    Dus pas als het probleem zich aandient begint men met handelen. En dit handelen is er op gericht de niet wenselijke uitkomsten te herstellen. Artsen, politiemensen en juristen verdien(d)en er hun brood mee.

    In toenemende mate zien we de wenselijkheid van forward management, krijgt vorm door het proces goed in te richten en is gericht op het voorkomen van niet wenselijke uitkomsten.

    Dit is naar mijn mening een revolutie die ook de traditionele backward management professies zou moeten beïnvloeden. Zij zouden deze nieuwe manier van werken moeten integreren in hun professioneel handelen.
    Maar misschien is dat een stap te ver. En zouden nieuwe professies de problemen die deze nieuwe manier van werken met zich mee brengt verder moeten uitwerken.

    Hier in Griekenland is het echter nog geen enkel probleem.
    De oude manier van werken en bijhorende professies zitten nog steeds stevig in het (politieke) zadel. En dat geeft weer heel andere problemen zoals heel Europa inmiddels weet.

  2. Goed verhaal. Ik zou hier wat aan willen toevoegen en aanscherpen. Zorgvuldige en ethisch verantwoorde preventie vraagt om een heel precieze, professionele expertise, om heel goed situationeel kijken en handelen en dat druist in tegen het gangbare denken en handelen in standaardindicatoren gebaseerd op groepskenmerken. Daar is men in het huidige bestel onvoldoende toe in staat, met als gevolg dat groepen gestigmatiseerd worden, met repressie te maken krijgen die vergaande gevolgen voor hen kan hebben. Neem jongeren die op straat rondhangen. Vanuit het stepping stone idee wordt snel en streng ingegrepen met dossiervorming en mogelijk strafblad tot gevolg.
    Door niet specifiek te kijken, maar op basis van groepskenmerken en basis van een hellend vlak verhaal krijgen mensen een stempel waar ze moeilijk vanaf komen en uiteindelijk kan dit tot een selffulfilling prophecy leiden.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.