Beroepskrachten vervangen door vrijwilligers?

In de thuiszorg, in buurthuizen, in de dagbesteding, bij opvoedondersteuningen en de wijkaanpak worden  beroepskrachten steeds vaker vervangen door vrijwilligers. Maar in hoeverre zijn beroepskrachten en vrijwilligers uitwisselbaar? Derde deel in een serie over de waarde van vrijwilligerswerk.

Het vervangen van beroepskrachten door vrijwilligers in door overheidssubsidie gedomineerde organisaties is niet uniek voor Nederland. We zien die verschuiving is alle Westerse verzorgingsstaten. Die is het gevolg van verminderde overheidsuitgaven, stimuleringsprogramma’s om burgers te activeren (sociale inclusie) door onder andere vrijwilligerswerk, en vormt een antwoord op de individualisering. Als resultaat verwachten we dan meer sociale cohesie. Pikant detail is overigens dat in de Verenigde Staten een omgekeerde beweging plaats vindt: in het kader van professionalisering wordt daar vrijwilligerswerk in de welzijnssector overgenomen door betaalde krachten.

Toegevoegde waarde van vrijwilligerswerk

Onderzoek naar de uitwisselbaarheid van beroepskrachten en vrijwilligers staat internationaal (en nationaal) in de kinderschoenen (Handy et al, 2008). Over het algemeen geldt de redenering dat wanneer geld schaars is er veel met vrijwilligers kan, terwijl wanneer vrijwilligers schaars zijn er veel met beroepskrachten moet. Omdat wij schaarse middelen, dan wel schaarse vrijwilligers, inhoudelijk slechte argumenten vinden om dergelijke beslissingen te nemen zijn wij gaan kijken naar: wat kan inhoudelijk beter door vrijwilligers, cq door beroepskrachten worden gedaan (onder de voorwaarde dat ze beide competent zijn om dat dan te doen). Op basis van literatuuronderzoek, expert-interviews en focusgroepen met beroepskrachten, vrijwilligers, beleidsmakers en bestuurders, en cliënten komen wij tot zes verschillen (Metz et al., 2012a), of redenen om voor vrijwilligers te kiezen.

Oprechtheid

Cliënten waarderen de feedback van vrijwilligers als meer oprecht en onafhankelijk dan de feedback van beroepskrachten. De vrijwilligers komen uit eigen beweging, waardoor zij worden gezien als opener en minder vooringenomen. Bovendien hoeven vrijwilligers meestal ook geen officieel dossier bij te houden, terwijl beroepskrachten vaak alles moeten rapporteren. Dit resulteert in een bepaalde oprechtheid van vrijwilligers, waardoor cliënten vaak veel opener naar vrijwilligers toe zijn dan naar beroepskrachten en de inbreng van vrijwilligers meer serieus  nemen. Dit betekent dat wanneer het gaat om meedenken en advies bij dagelijkse vragen, vrijwilligers een grotere impact zullen hebben. Keerzijde is wel dat vrijwilligers autonomer bepalen welk advies zij geven.

Betekenisvolle relaties

Vrijwilligers zijn beter in het aangaan van betekenisvolle relaties met cliënten dan beroepskrachten. Drie eigenschappen van vrijwilligers zijn daar debet aan: (a) een grotere persoonlijke betrokkenheid omdat vrijwilligers er zelf voor kiezen om in contact te zijn met de cliënt; (b) het informele karakter van het contact, juist omdat een vrijwilliger niet de formele opleiding heeft genoten; en (c) vrijwilligers delen vaak bepaalde kenmerken met de mensen die zij helpen zoals wonen in dezelfde buurt, een zelfde levensovertuiging aanhangen of afkomstig zijn uit dezelfde klasse. Dit betekent dat wanneer er sprake is van eenzaamheid of een vorm van dienstverlening waarvoor een betekenisrelatie nodig is, vrijwilligers in principe meer geschikt zijn dan beroepskrachten. Let wel: als specifieke deskundigheid is vereist, zijn hoe dan ook professionals nodig.

Vertrouwen

Vrijwilligers en beroepskrachten produceren verschillende vormen van vertrouwen. Bij vrijwilligers ligt dat vertrouwen meer in de persoonlijke relatie met de cliënt. Vrijwilligers laten vaak meer empathie zien en delen vaak ook dingen uit hun eigen ervaring. Hierdoor is het vertrouwen dat cliënten in vrijwilligers hebben veelal gebaseerd op een emotionele band die zij met de vrijwilliger hebben opgebouwd in plaats van het vertrouwen in deskundigheid, wat hoger is bij beroepskrachten. Dit betekent dat vrijwilligers beter zijn in het bieden van emotionele en persoonlijke steun dan beroepskrachten.

Gelijkheid

Vrijwilligers hebben, in vergelijking tot beroepskrachten, een meer gelijkwaardige relatie met cliënten dan beroepskrachten. Cliënten beschouwen vrijwilligers als minder betuttelend, moraliserend en veroordelend. Ook vinden cliënten vrijwilligers vaak toegankelijker dan beroepskrachten. Vrijwilligers dragen daarmee bij aan de emancipatie van cliënten doordat cliënten minder afhankelijk zijn van instituties. Dit betekent dat vrijwilligers beter zijn in het versterken van de eigen kracht dan beroepskrachten.

Kwaliteit

Vrijwilligers leveren andere kwaliteit dan beroepskrachten. De aanwezigheid van vrijwilligers in organisaties heeft tot gevolg dat additionele of betere dienstverlening mogelijk is. Tenslotte kunnen vrijwilligers creatiever zijn in hun oplossingen, omdat zij minder in voorbedachte lijnen denken en meer vrijheid van handelen hebben dan beroepskrachten die vaker gebonden zijn aan protocollen. Praktisch betekent dit dat vrijwilligers beter zijn dan beroepskrachten in uitzonderingsituaties en in het bieden van maatwerk. Keerzijde is wel dat vrijwilligers minder geschikt zijn voor het realiseren van een basiskwaliteit, een standaard aanbod en meervoudige dan wel zware problemen.

Beschikbaarheid

De beschikbaarheid van vrijwilligers is groter dan van beroepskrachten. Vrijwilligers die beloven dat je ze altijd mag bellen, mag je echt ook in het weekend en tijdens hun vakantie bellen. Ze kunnen (of willen) door de lagere werkdruk en de emotionele betrokkenheid die ze met de cliënten hebben vaak ook meer tijd vrijmaken voor de cliënten. Daarnaast zijn vrijwilligers beter in staat om langdurige persoonlijke relaties aan te gaan met cliënten, ook nadat de cliënten niet meer bij de organisatie zijn. Iets wat van beroepskrachten juist niet verwacht wordt.

Kijk per taak en doelgroep wie de klus kan klaren

Dat vrijwilligers beter zijn toegerust voor het uitvoeren van bepaalde taken betekent niet automatisch dat vrijwilligers daadwerkelijk bereid zijn om deze werkzaamheden uit te voeren. Kenmerkend van vrijwilligerswerk is immers dat mensen er zelf voor kiezen, met een verplichting verdwijnt de toegevoegde waarde (Metz et.al. 2012b).

In plaats van een wellis-nietes discussie te voeren over de wenselijkheid van het vervangen van beroepsmatig werk door vrijwilligerswerk onder toevallige budgettaire beperkingen en andersom in economische goede tijden, is het zinvoller om per taak en doelgroep te kijken door wie deze klus het beste kan worden uitgevoerd. Hier is overigens wel meer onderzoek naar nodig…

Lucas Meijs is hoogleraar ‘Strategische Filantropie & Vrijwilligerswerk’ en Lonneke Roza is junior onderzoeker ‘werknemers-vrijwilligerswerk’, beiden verbonden aan het Erasmus Centre for Strategic Philanthropy (ECSP) en de  Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit. Judith Metz is lector Youth Spot, Jongerenwerk in de Grote Stad van de Hogeschool van Amsterdam. De auteurs hebben voor deze vraagstelling samengewerkt in het door ZonMW gefinancierde onderzoek naar de toegevoegde waarde van vrijwilligerswerk voor de jeugdsector.

 

Voor meer informatie zie www.ecsp.nl en http://www.hva.nl/kenniscentrum-dmr/programma/youth-spot/

 

Dit artikel is een derde bijdrage van het vierluik over de waarden van vrijwilligerswerk.

 

Referenties:

Handy, F., Mook, L., & Quarter, J. (2008). The interchangeability of paid staff and volunteers in nonprofit organizations. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 37 (1), 76-92

Metz, Judith, Lonneke Roza, Lucas Meijs, Eva van Baren & Niek Hoogervorst (2012a). Differences between paid and unpaid social services for beneficiaries. Paper presented at ARNOVA Annual Conference 2012, Indianapolis, 15-17 november.

Metz, Judith, Lucas Meijs, Lonneke Roza, Eva van Baren, en Niek Hoogervorst (2012b). ‘Grenzen aan de civil society’. In: Jumulet, Heleen & Jolien Wening eds. Zorg voor ons zelf. Eigen kracht van jeugdigen, opvoeders en omgeving , grenzen en mogelijkheden voor beleid en praktijk. Amsterdam: SWP.

 

Dit artikel is 4936 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Geachte redactie,

    Ik ben het geheel met de schrijvers eens dat daar waar het kan, vrijwilligers de voorkeur dienen te hebben boven professionals. Ik vindt het stuk echter wat eenzijdig belicht. Vrijwilligers hebben inderdaad niet de last van allerlei rapportages. Maar als er niets wordt gerapporteerd is er dus ook geen informatie voorhanden als de vrijwilliger uitvalt. Daarnaast zit de vrijwilliger niet in allerlei hulpverleningsnetwerken om bijvoorbeeld aandacht voor een persoon of een gezin te vragen.
    En waar houdt het vrijwilligerswerk op? Is de coördinator van de vrijwilligers ook een vrijwilliger? Dit zijn zo een paar vragen en opmerkingen die opkomen bij het lezen van dit stuk.

    Met vriendelijke groet,

    Harry Heijes

  2. Wat ik mis in dit hele verhaal is het feit dat de vrijwilliger geen tijdsdruk ervaart, vaak maar met een, of enkele cliënten werkt. Slechts een zeer beperkt deel van zijn totaal beschikbare tijd besteedt hij aan vrijwilligerswerk. Dit alles werkt mee om de vrijwilliger als zeer geschikt te beschouwen voor zeer diverse inzet. Daarnaast bestrijd ik de opmerking dat de vrijwilliger minder geschoold of toegerust zou zijn dan de beroepskracht. Ik ben ook van mening dat voor een aantal vrijwilligers de benaming onbezoldigd medewerker beter op zijn plaats zou zijn.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.