Het debat over de Europese integratie heeft baat bij nieuwe ideeën; in dit opzicht is de metafoor van de Renaissance die De Geus aanroept innovatiever en veelbelovender dan veel andere bijdragen aan het debat. Visies op de toekomst van Europa beperken zich doorgaans tot een onrealistisch en deterministisch pleidooi voor een Verenigde Staten van Europa, of roepen op tot een terugkeer naar de benauwde veiligheid van een ver nationalistisch verleden. Geen van beide scenario’s zijn bijster aantrekkelijk of creatief en dragen evenmin bij aan een vruchtbare en prikkelende discussie over de toekomst. Waar een pleidooi voor de verwezenlijking van een federaal Europa elke voeling met de wensen en gevoelens van burgers kwijt is, ontkennen Eurosceptici alle Europese verworvenheden en dreigen zij het kind met het badwater weg te gooien. Een centraal gestuurd Europa vol stom geslagen burgers, het Europa van voor de jaren 50: wie wil daar nu in wonen?
Europeanen willen welvaart én autonomie
Elke visie die genuanceerder en optimistischer is én burgers serieus neemt, is een aanwinst voor het debat. Vooral omdat het inmiddels duidelijk mag zijn dat veel Europeanen - niet alleen de Britten - grote waarde hechten aan hun nationale autonomie en eigenheid, maar tegelijkertijd de welvaart, vrede en vrijheid die Europa heeft gebracht, niet willen verliezen. Niettemin laat ook De Geus in zijn bijdrage twee essentiële kwesties onbesproken. Daardoor benut hij de potentie van zijn metafoor voor het denken over Europese samenwerking slechts ten dele.
Om te beginnen, organiseert De Geus zijn gedachten rondom een pleidooi voor een nieuwe grondwet voor Europa. Hij focust daarmee op de bestuursstructuren en besluitvormingsprocedures die de discussie over Europa zo vaak domineren. Dat zijn weliswaar belangrijke kwesties, maar ze kunnen nooit de kern van het politiek en publieke debat zijn. Het debat zou idealiter moeten gaan over de vraag in wat voor wereld we willen wonen en wat we moeten doen om die wereld te verwezenlijken. Maar juist die inhoudelijke vraag blijft merkwaardigerwijs vaak onbesproken in het gesprek over Europese samenwerking. Dat is een gemiste kans want beantwoording ervan gaat logischerwijs niet alleen vooraf aan bestuurlijke en organisatorische kwesties, maar is ook veel relevanter voor het dagelijks leven van Europese burgers.
Wat kunnen we van de Renaissance leren?
Op het punt van de inhoud, kan de metafoor van een wedergeboorte van Europa inspiratie bieden. Het historische begrip Renaissance roept associaties op met Verlichting, verheffing en humanisme; met onderwijs, kunst en wetenschap; met ontdekking en innovatie; met een kans op een beter leven en bescherming tegen onrecht en willekeur. Wat kan Europa op dit punt van de historische Renaissance leren? En hoe kunnen Europa en zijn lidstaten deze idealen verwezenlijken? Als politici die vraag eens zouden beantwoorden, ieder voor zich en zonder zich te verliezen in een simplistisch voor of tegen, dan heeft de Europese burger ook iets te kiezen en zal hij volgend jaar mei wellicht het ommetje naar de stembus wél wagen.
Hiermee komen we automatisch op de tweede belofte die het gebruik van de Renaissance als metafoor voor de toekomst van Europa in zich bergt. Want hoewel in een enkele term gevat, omvat het begrip Renaissance vele betekenissen en kende de stroming historisch heel verschillende invullingen en interpretaties in de verschillende delen van Europa. Gevraagd naar de Renaissance, zullen de Italianen verwijzen naar de werken van Michelangelo, verhalen Portugezen over de ontdekkingsreizen van Vasco da Gama, en verwijzen Nederlanders trots naar wijze lessen van de humanist Desidirius Erasmus. Ieder heeft zijn eigen gronden voor identificatie. En daarmee mag de Renaissance met recht de belichaming worden genoemd van de 'Eenheid in Verscheidenheid' waar de EU naar streeft.
Diversiteit is geen stap terug maar een stap vooruit
Als we dit kenmerk van de metafoor serieus nemen, moeten we onze verscheidenheid serieuzer nemen, haar koesteren en stimuleren. Protagonisten van de Europese integratie hebben de neiging om gedifferentieerde integratie - een Europa van verschillende snelheden zoals gerealiseerd in het Schengen akkoord, de Europese monetaire unie of het fiscale verdrag - te zien als 'een stap terug', als een gevaar voor het fundament van het Europese project, of zelfs als opmaat naar het uiteenvallen van de Unie. Maar kan diversiteit niet juist de weg vooruit zijn, en meer dan centralisatie of schaalvoordelen de aanzet zijn voor een betere en meer inspirerende samenwerking? Indien omarmd, heeft gedifferentieerde integratie dan niet de potentie om tegelijkertijd verlichting, ontdekking en sociale cohesie te stimuleren, èn burgers tegelijkertijd hun recht op eigenheid terug te geven?
Op zijn minst, zou ik betogen, biedt een werkelijke renaissance van Europa - één die zich richt op inhoud en erkenning van diversiteit - Europa de kans om haar burgers voor zich terug te winnen, want van betogen over bestuursstructuren en schaalvoordelen is nog nooit een hart sneller gaan kloppen.
Femke van Esch is universitair docent Europese Integratie aan de School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschappen van de Universiteit Utrecht. Ze is tevens projectleider van het onderzoeksproject ‘Wiens Europa? Ons Europa.’