Wederkerigheid uit vrije wil is heel gewoon

Wie de recente publicaties leest over de participatiesamenleving wordt getroffen door de moraliserende toon. De burger wordt gemaand niet op de overheid te leunen maar zelf initiatief te tonen. Maar ook de critici schuwen geen moralisme.

Termen als burgerkracht, eigen kracht en samenkracht hebben in gemeentes een bijna evangelische lading. Bij wetenschappers als Jan Willem Duyvendak en Evelien Tonkens werken ze als een rode lap op een stier. ‘Wie wil er nu gedoucht worden door de buurman?’ De bal die in dit decennium bij de burger ligt, schoppen zij ferm weg: de gevaren van burgerschap als ‘een moeten’ en als last meten zij breed uit.

Wat in dit debat buiten zicht blijft is dat er in Nederland een lange traditie is van vrijwillige onderlinge hulp, zorg voor elkaar en zorg voor de ander. Nederland is in internationaal opzicht koploper vrijwilligerswerk en ook het aandeel van mantelzorgers in de zorg voor zieken is omvangrijk. In het vrijwilligerswerk is er steeds vaker sprake van ruil en wederkerigheid uit vrije wil. Het verenigingsleven in Nederland vaart daar wel bij en de betrokken burgers zijn enthousiast.

Wederkerigheid bij vrijwillige initiatieven

Het Verwey-Jonker Instituut deed in opdracht van het ministerie van VWS een onderzoek naar ervaringen met vrijwilligerswerk als wederdienst in diverse sectoren (sport, onderwijs, zorg, kinderopvang, welzijn, kunst en cultuur, huisvesting, natuur en milieu, vervoer) . In 12 casussen en tientallen signalementen verkenden we de vorm waarin de afspraken werden gegoten. Voorbeelden zijn huurders die een maatschappelijke bijdrage leveren aan de wijk tegen korting op de huur van de woningcorporatie, ouders die met elkaar een crèche draaiende houden (ouderparticipatiecrèches), een nachtopvang die beheerd wordt door daklozen zelf, en sportverenigingen die van de ouders van jeugdleden verwacht dat zij bardienst en dergelijke draaien.

We richtten ons in dit onderzoek op wederdiensten die in enigerlei vorm schriftelijk zijn vastgelegd, maar uit vrije wil worden aangegaan (contracten, voorwaarden in het aanmeldingsformulier of een schriftelijke uitnodiging tot wederdienst bij aanmelding). Vrijwilligerswerk hebben vatten wij breed op. Soms omvatte het eigen beheer-constructies, en in de zorg draait het vaak om betrokkenheid van mantelzorgers in verpleeg- en verzorgingshuizen. Vrijwilligers committeren zich aan de wederdienst omdat ze bij hun naaste willen zijn of denken er zelf van te profiteren. De beloning kan de vorm aannemen van verbetering van de leefbaarheid in de buurt, een betere gezondheid, verlichting van zorgtaken, of betere mogelijkheden om aan sport, spel en cultuur te doen.

Sportverenigingen: wederdienst is breed geaccepteerd

Met name bij sportverenigingen zijn wederdiensten breed geaccepteerd. Dat betekent niet dat iedereen daar op voorhand enthousiast over is maar wel dat de overgrote meerderheid het nut ervan inziet en er bovendien plezier aan beleeft als de eerste scepsis is overwonnen. In het onderwijs en de zorg zien we dat er wettelijke belemmeringen zijn. Schoolgaande kinderen kunnen niet geweerd worden omdat de ouders niet bereid zijn om een wederdienst te verrichten (bijvoorbeeld als overblijfouder).

Amateurverenigingen hebben evenwel meer moeite dan professionele organisaties met het handhaven of daadwerkelijk afdwingen van wederdiensten Vaak is er bij sport- en amateurkunstverenigingen weinig aandacht voor coördinatie van de vrijwillige inzet waarbij impliciete verwachtingen en culturen belemmerend werken. Ook zijn deze verenigingen soms zo zeer op zoek naar nieuwe vrijwilligers dat iedereen met open armen ontvangen wordt. Vrijwilligers worden dan bijvoorbeeld niet gecheckt op een verleden van seksueel misbruik, waardoor kinderen in de vereniging een risico lopen.

In het wijk– en buurtwerk hebben welzijnsorganisaties en woningcorporaties veel expertise opgebouwd met de introductie van wederdiensten. Het combineren van de inzet van vrijwilligers en beroepskrachten is daarin belangrijk. De beroepskracht ziet toe op de kwaliteit van de uitvoering en de vrijwilliger wordt aangesproken op z’n intrinsieke motivatie. De vrijwilliger krijgt in deze sectoren ook veel vrijheid om de inzet te kiezen die bij hem of haar past.

Deelnemers zijn positief over de wederdienst

Hoewel de ervaringen van de (vrijwillige) deelnemers nogal verschillen, zijn de vrijwilligers door de bank genomen positief over de praktijkervaringen met de wederdienst. Voor de huurders, de deelnemers aan de opvang in eigen beheer en de deelnemers aan de ouderparticipatiecrèches is de betrokkenheid bij eigen buurt, opvang en opvoeding doorslaggevend. De lagere huur of ouderbijdrage is mooi meegenomen. Bij sport en amateurkunstverenigingen is een grotere sociale cohesie en gezelligheid de beloning. Mensen voelen zich door de wederdienst meer betrokken bij de vereniging. Bij zorg en onderwijs zijn de ervaringen beperkt. De aanwezigheid van betrokken familieleden in zorg en onderwijs heeft meerwaarde voor respectievelijk de patiënt en het kind. De betrokkenheid van ouders en familieleden is min of meer vanzelfsprekend en van dwang is geen sprake.

Enige drang en dwang is normaal

Wederkerigheid is bij vrijwilligers in veel sectoren dus een aanvaarde praktijk die voor vrijwilligers en voor de betrokken verenigingen en partijen veel voordelen bieden. Vrijwilligerswerk afdwingen werkt meestal averechts. Maar enige dwang en drang is in het verenigingsleven geaccepteerd, mits deze gepaard gaat met keuzemogelijkheden. De dwingende uitnodiging tot wederdienst helpt in sommige sectoren de vrijwilligers over de drempel en maakt initiatieven/verenigingen levensvatbaar. Vooral in die sectoren waar burgers direct nut zien en het eigen belang direct herkennen, zetten burgers zich graag in.

In andere sectoren zijn er naast enthousiasme ook beperkingen. Zorg en onderwijs kunnen als gezegd moeilijk wederdiensten verplichten, maar als het toch gebeurt is de wederdienst van te voren bepaald. Vrijwilligers hebben dan weinig keuzemogelijkheden, het zijn vaak de klusjes waar professionals niet aan toe komen. In de zorg verloopt de samenwerking tussen beroepskrachten en betrokken mantelzorgers niet altijd even soepel. Organisaties die een wederdienst vragen van hun cliënten realiseren zich over het algemeen onvoldoende dat een goede introductie en begeleiding van vrijwilligers essentieel is voor het zich welkom voelen van de vrijwilligers en een goede uitvoering van taken. Belangrijke belemmering is in veel sectoren ook de regelgeving. Zo is het opzetten van opvanginitiatieven in eigen beheer voor kinderen, daklozen of mensen met beperkingen geen sinecure.

Wij pleiten voor een pragmatische benadering van de wederdiensten uit vrije wil in domeinen die voorheen door beroepskrachten werden bestierd. Bezie hoe je als organisatie en lokale overheid belemmeringen voor vrijwilligers kunt wegnemen en een vruchtbare samenwerking tussen beroepskrachten en vrijwilligers kunt bevorderen. Realiseer je dat vrijwilligers geen vervanging kunnen zijn van beroepskrachten maar juist in combinatie met beroepskrachten een extra dimensie in de dienstverlening en het verenigingsleven kunnen brengen.

Dick Oudenampsen en Marian van der Klein zijn onderzoekers bij het Verwey-Jonker Instituut. Samen met Jessica van den Toorn zijn zij de auteurs van 'Voor wat hoort wat? - Ervaringen met vrijwilligerswerk als wederdienst'.