Etnische diversiteit werkt door op lidmaatschap van voetbalclubs

Hoe meer etnische diversiteit in een amateurvoetbalclub, des te groter het ledenverloop. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van socioloog Arend van Haaften. Hij bepleit meer steun van sportorganisaties en overheid aan clubs om leden met verschillende achtergronden te binden.

De etnische diversiteit van Nederland neemt al decennialang gestaag toe. Sinds afgelopen jaar heeft ruim een kwart van de totale Nederlandse bevolking een migratieachtergrond (CBS, 2023). Deze ontwikkeling heeft ook gevolgen voor sportverenigingen en dat doet bij tijd en wijle het nodige stof opwaaien.

Een spraakmakend voorbeeld is de opvatting van Johan Derksen. Hij stelde in 2016 in het televisieprogramma Voetbal Inside dat amateurclubs ‘naar de klote’ gaan wanneer veel Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond lid worden.

Dit ongemak met etnische diversiteit in het Nederlandse amateurvoetbal bestaat al langer. Zo sprak Rita Verdonk zich in 2006 als minister van Vreemdelingenzaken en Integratie uit tegen zogeheten ‘zwarte clubs’. En in 2003 haalde het Limburgse SV Blerick het nieuws door een ‘allochtonenstop’ in te voeren. Iets wat daarna navolging kreeg bij verschillende andere voetbalclubs in het land.

 Etnische achtergrond speelt een beslissende rol in lidmaatschap van voetbalverenigingen

 Toch worden sportverenigingen, met de voetbalclubs als boegbeeld, juist ook regelmatig aangevoerd als organisaties die bij uitstek in staat zijn om Nederlanders met verschillende etnische achtergronden dichterbij elkaar te brengen. Zo was het bijvoorbeeld dezelfde minister Verdonk die extra subsidie uittrok voor gemengde clubs in de grote steden om de integratie te bevorderen.

Onderzoek naar voetbalverenigingslidmaatschap

De standpunten over de relatie tussen etnische diversiteit en lidmaatschap van sportverenigingen zijn dus nogal verschillend. Opmerkelijk genoeg is er echter in al die jaren op dit gebied nauwelijks grootschalig onderzoek verricht. Daarmee bleef grotendeels onduidelijk wat de etnische samenstelling van verenigingen betekent voor de sportdeelname van Nederlanders met verschillende etnische achtergronden.

Deze lacune vormde een belangrijke aanleiding voor mijn promotieonderzoek waarin ik het voetbalverenigingslidmaatschap van ruim twee miljoen Nederlanders over een periode van tien jaar heb bestudeerd.

Langer lid

Mijn onderzoek laat allereerst zien dat de etnische achtergrond van Nederlanders een beslissende rol speelt in de kans dat zij lid zijn en lid blijven van voetbalverenigingen. Het gaat daarbij niet zozeer om iemands specifieke achtergrond, maar om de mate waarin men binnen een club leden met dezelfde etnische achtergrond kan treffen. Zo blijven leden aanzienlijk langer lid van een vereniging als daarbinnen veel leden uit de eigen etnische groep zijn. Voor leden met een Nederlandse achtergrond blijkt deze preferentie nog iets sterker te zijn dan voor leden met een migratieachtergrond.

Diverse verenigingen passen bij een inclusieve en pluriforme samenleving

Binnen verreweg de meeste voetbalclubs zijn Nederlanders met een migratieachtergrond in de minderheid, wat ertoe toe leidt dat zij sneller uitstromen. Maar als de rollen zijn omgedraaid en leden met een Nederlandse achtergrond een kleine minderheidspositie innemen binnen een voetbalclub, dan stromen zij even snel of zelfs nog iets sneller uit dan leden met een migratieachtergrond. Culturele verklaringen, die vaak worden gegeven voor de lagere deelname van Nederlanders met een migratieachtergrond aan sportverenigingen, zijn dus niet langer houdbaar.

Verder wijst mijn onderzoek uit dat de deelname van Nederlanders met een migratieachtergrond in het Nederlandse amateurvoetbal jaar in jaar uit toeneemt ondanks hun minderheidspositie. Hierdoor worden de ledenbestanden van veel voetbalclubs steeds diverser, maar krijgen zij – via het soort-zoekt-soortprincipe – ook te maken met een hoger gemiddeld verloop.

Diversiteit en sociale cohesie

Een ander onderzoeksresultaat is dat zowel leden met een Nederlandse achtergrond als die met een migratieachtergrond sowieso – dus los van het relatieve aandeel van de eigen groep – sneller uitstromen als er sprake is van veel verschillende etnische achtergronden binnen een vereniging.

Dit raakt aan een langlopende discussie, ook op deze site, over het wel of niet bestaan van een ‘puur’ effect van etnische diversiteit op sociale cohesie, nadat Putnam in 2007 zijn constricthypothese publiceerde.

Onderlinge etnische verschillen kunnen sociale relaties bemoeilijken

Veel onderzoek naar dit vraagstuk heeft zich gericht op etnische diversiteit binnen relatief abstracte sociale eenheden zoals gemeenten of postcodegebieden en keek voornamelijk naar effecten op attitudes of percepties in plaats van gedrag. Mijn onderzoek naar lidmaatschap is daarop een belangrijke toevoeging, omdat voetbalverenigingen een concrete sociale setting zijn waarin een groot deel van de Nederlanders elkaar fysiek ontmoet.

Ondersteun amateurclubs

Het onderzoeksresultaat dat etnische diversiteit op twee manieren doorwerkt op het lidmaatschap van voetbalverenigingen – via het soort-zoekt-soortprincipe en een ‘puur’ diversiteitseffect – sluit aan op groeiend bewijs dat onderlinge etnische verschillen sociale relaties kunnen bemoeilijken (zie onder andere Dinesen et al., 2020; Jennissen et al., 2018).  Voor clubs betekent dit hun stabiliteit verder onder druk kan komen te staan.

Dit wil niet zeggen dat we diversiteit in de georganiseerde sport uit de weg moeten gaan. Integendeel. Diverse verenigingen passen bij een inclusieve en pluriforme samenleving. Wel zullen we moeten erkennen dat de huidige condities waaronder veel verenigingen tegenwoordig moeten opereren voor veel nieuwe uitdagingen zorgen.

 Etnisch homogene clubs moeten we niet wantrouwen, maar koesteren

Clubs in wijken en buurten met een grote etnische verscheidenheid verdienen daarom extra ondersteuning van de overheid en sportorganisaties in het binden van leden met verschillende achtergronden.

Dat kan bijvoorbeeld met het tijdelijk aanstellen van betaalde krachten die clubs adviseren en helpen bij het rekruteren en behouden van nieuwe leden, het invullen van kaderfuncties en het opstellen van toekomstbestendig beleid. Daarnaast kan specifiek aandacht worden geschonken aan een inclusieve clubcultuur waarbinnen leden met verschillende achtergronden zich op hun gemak voelen. Niet iedere vereniging zal daar namelijk op eigen kracht aan toekomen.

Gun iedereen sportlidmaatschap

Tegelijkertijd hoeft diversiteit binnen sportverenigingen ook geen doel op zich te zijn. De afgelopen coronacrisis heeft de fysieke en sociale waarde van sportdeelname weer eens duidelijk benadrukt. Het is daarom van belang dat Nederlanders met welke etnische achtergrond dan ook een sportvereniging vinden waar zij graag lid van willen worden en blijven. De misschien wat ongemakkelijke waarheid is dat dat vaker een club zal zijn met leden die op hen lijken.

Vanuit dat oogpunt hoeven we het bestaan van etnisch homogene clubs in het geheel niet te wantrouwen en moeten we die vaak juist koesteren. Dit geldt in het bijzonder voor het bescheiden aantal clubs dat zich richt op specifieke minderheidsgroepen. Zij bieden Nederlanders met een migratieachtergrond namelijk de lidmaatschapservaring aan die voor sporters met een Nederlandse achtergrond zo vanzelfsprekend is. Daarmee vervullen ze een belangrijke rol in de insluiting van minderheden in de georganiseerde sport.

Voor de omgang met etnische verschillen in de georganiseerde sport bestaat dus ook geen one size fits al-benadering. Temeer omdat de etnische samenstelling van bewoners per plek sterk kan verschillen. In zeer etnisch gefragmenteerde steden of wijken zullen verenigingen – ondersteund door de (lokale) overheid en sportorganisaties – manieren moeten vinden om negatieve effecten van etnische diversiteit op lidmaatschap te matigen.

Bewoners van minder diverse steden of gemeenten met één grote minderheidsgroep, zoals mijn eigen woonplaats Gouda, zijn mogelijk meer gebaat bij relatief homogene verenigingen. Het belangrijkste in dat geval is dat er dichtbij een vereniging is waar sportbeoefenaars voldoende mensen met dezelfde achtergrond kunnen treffen.

Arend van Haaften is socioloog en geïnteresseerd in sociale vraagstukken rondom etnische diversiteit. Hij promoveerde aan de Universiteit Utrecht op zijn proefschrift Ethnic sorting in football: A quantative analysis of ethnicity and membership in Dutch amateur football (2022). 

 

Literatuur

Putnam, R. D. (2007). E pluribus unum: Diversity and community in the twenty-first century. The 2006 Johan Skytte Prize lecture. Scandinavian Political Studies, 30(2), 137–174.

 

Foto: sasastro (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 541 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Goed onderzoek Arend, naar een interessant en relevant onderwerp.
    Mijn conclusie iets aangescherpt..: En daarom is het aan de bestuurders bij de gemeente en aan de gemeenteraadsleden om deze opdracht, deze geweldige kans in het bevorderen van bewegen en dus gezondheid EN het bevorderen van gemeenschapszin, gericht beleid te voeren op de versterking van de lokale sportverenigingen. Daarmee is dit niet uitsluitend een onderwerp van de afdeling sport bij de gemeente, maar juist voor die andere beleidsvelden.
    Het initiatief ligt bij de verantwoordelijken; zij moeten ervoor zorgen dat de besturen van sportverenigingen, vrijwilligers, voldoende gefaciliteerd worden om aan dat initiatief, nieuwe beleid, uitvoering te geven.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *