Geboren in 1991 behoor ik tot ‘generatie Y’. Als ik de kritische blogs en opinieartikelen moet geloven betekent dit dat ik, of de generatie waartoe ik behoor, lui ben. We zijn te verwend door onze ouders, onze studie wordt betaald en we hebben alle mogelijkheden maar doen er te weinig mee. Niels van Dungen (Volkskrant 07-01-2014) verwijt ons dat we teveel in onze comfortzone blijven hangen, we worden we niet uitgedaagd na te denken over de toekomst en kiezen een studie niet omdat deze zinvol is, maar omdat het leuk moet zijn.
Maar maakt mijn generatie werkelijk geen keuzes, uit angst om het veilige gevoel van onze comfortzone te verlaten? Volgens mij ligt de situatie iets gecompliceerder dan deze afspiegeling van ‘generatie Y’ als keuzeloze, onvolwassen medemens.
De Verwachting van het Moeten
Al van jongs af aan wordt ons verteld hoe goed we het hebben: we mogen naar school, kunnen studeren en moeten dankbaar zijn voor alle mogelijkheden en ondersteuning die ons geboden wordt. Maar meer nog, we krijgen constant te horen dat we moeten uitblinken, excelleren, onze potenties tot het uiterste benutten. We mogen niet blijven hangen in een zesjes-mentaliteit, maar moeten de kansen aangrijpen die onze ouders en grootouders niet hadden. Vooral moeten we beter zijn dan alle anderen, onze medestudent is eerder een concurrent dan een gesprekspartner. In onze moderne maatschappij, met onze capaciteiten, ligt de wereld aan onze voeten, dus moeten we er ook het beste uit halen. Deze ideeën hebben we geïntegreerd in ons eigen denken, maar maken ons, zoals Byung-Chul Han in ‘De Vermoeide Samenleving’ al beschrijft, moe en eenzaam.
Dit optimale presteren is dus niet per se het beste voor ons als generatie en individuen. Het is gebaseerd op de maatschappij en economie van de generaties voor ons, en gericht op groeien, op méér en beter. Wij hebben deze idealen ook aangeleerd gekregen, maar we lijken ons te verzetten tegen deze druk die we inmiddels geïnternaliseerd hebben. Dat wij niet weten wat we willen met en in ons leven heeft niet zozeer te maken met weigeren keuzes te maken, maar met de constante tweestrijd tussen wat wij willen, en wat we weten dat er van ons verwacht wordt. Deze verwachting is dat we succesvol zijn, een studie afronden, bij voorkeur cum laude, in combinatie met een excellentietraject en een stage bij een prestigieus bedrijf, alvorens aangenomen te worden voor een topfunctie bij een even prestigieus bedrijf. Wanneer we aangeven dat we daar niet op zitten te wachten, of daar zelfs ongelukkig van worden, krijgen we te horen dat we ondankbaar zijn en ons niet zo moeten aanstellen. Waarom zouden we deze mogelijkheid tot een goed leven laten liggen, terwijl de generaties voor ons zo hard gewerkt hebben om ons deze kansen te bieden? Maar we willen niet voldoen aan de idealen en dromen van onze ouders: we willen niet per se rijker, groter, beter. We zijn ook op zoek naar een leven dat zinvol voelt, waarin we niet onder de constante prestatiedruk staan waarmee we opgegroeid zijn. We willen een leven waar we gelukkig mee zijn: omdat het bij ons past, niet omdat we aan de verwachtingen van anderen voldoen.
Ons ogenschijnlijke gebrek aan keuzes komt niet door een afwezigheid van interesse, lef of motivatie, maar door een angst niet aan de verwachtingen die ons ingeprent zijn te kunnen voldoen.
De Vermoeidheid van het Moeten
Als we naar de generaties voor ons kijken, dan zien we een groep uitgeputte, uitgebluste veertigers en vijftigers die worden wegbezuinigd en vervolgens geen baan meer vinden. Of die zo hard hebben gewerkt dat ze met een burn-out thuis op de bank zitten. We zien een generatie die een uitputtingsslag heeft gevochten voor onhaalbare idealen. Idealen die niet per se de onze zijn. Dus wij zijn op zoek naar nieuwe rolmodellen, nieuwe inspiratiebronnen. We zijn op zoek naar een manier van leven die ons gelukkig maakt, zonder onszelf, onze bronnen of de wereld om ons heen uit te putten. Duurzaamheid is voor ons niet alleen belangrijk wanneer het gaat om energie en kleding, maar we hechten bovenal belang aan onze eigen lichaam en geest: we willen onszelf niet kapot maken met een druk tot presteren die, uiteindelijk, niet de onze is.
Steeds meer mensen in mijn omgeving, jongeren, maar ook veertigers en vijftigers, maken de keuze om niet mee te spelen in het spel der verwachtingen en kiezen voor wat hen goed doet. We kiezen een studie die we leuk vinden, laten een slopende baan met de belofte op een hoog salaris schieten of zoeken een manier om geld te verdienen zonder de bevestiging van een diploma. Een universitair medewerker gaat op markten werken omdat hij menselijk contact miste, een succesvol artiest wordt straatmuzikant omdat hij op het podium niet meer creatief mocht zijn, een studente kiest ervoor haar studie te onderbreken omdat het schrijven van haar scriptie traumatiserend was. (Voor de interviews met deze mensen, zie: www.on-tmoeten.blogspot.com). Zij zoeken naar een invulling van het leven dat hen, tegen alle verwachtingen in, minder onder druk zet en gelukkiger maakt.
Dat een deel van mijn generatie geen levenskeuzes zou maken lijkt dus onwaar: we maken echter keuzes die worden gezien als de afwezigheid van keuzes: we kiezen geen studie, geen hypotheeklast en hebben geen vijfjarenplan, omdat we onze eigenwaarde niet willen en kunnen ontlenen aan studieresultaten en de getallen op onze bankrekening. Misschien kunnen we niet altijd concreet aangeven wat we precies willen, maar één ding lijkt zeker: we willen niet zo opgebrand moeten eindigen als onze ouders.
Rianne Philipsen is masterstudente Filosofie en Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Een ingekorte versie van dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant.