In zijn gloedvolle toespraak na de moord op de cartoonisten van Charlie Hebdo door Franse jihadisten, maakte hij duidelijk dat er geen plaats is voor jihadjongeren in Nederland. Als je je hier niet welkom voelt, ga dan weg, sprak hij.
In de Volkskrant het verhaal van een vader van een jihadstrijder. Zijn zoon was pas 17 jaar en radicaliseerde. De vader zag het voor zijn ogen gebeuren. Ronselaars kregen vat op zijn zoon. Een gewone jongen met merkkleding en toekomstplannen veranderde in een vrome moslim, veel vromer dan zijn vader. De vader klopte tevergeefs aan bij instanties, maar kreeg overal nul op rekest. De zoon stapte gewoon op Schiphol op het vliegtuig naar Syrië. En ondanks dat zijn paspoortnummer bekend was, hield niemand hem tegen. Nu is hij dood. Omgekomen bij een bombardement.
Sekten
De woorden van Aboutaleb zijn kenmerkend voor de houding van onze samenleving. Misschien worden ze des te meer omarmd omdat hij zelf van Marokkaanse afkomst is en expliciet afstand neemt van zijn voormalige landgenoten in Nederland. Een voorbeeld van integratie misschien, maar daarmee nog geen bruggenbouwer. Maar wat zou er gebeuren als blanke Nederlandse kinderen zich plotseling zouden bekeren en fanatiek religieus werden, zich al dan niet voorbereidend op een oorlog in een ver land? Nog niet zo heel lang geleden was dat wel degelijk aan de orde: in de jaren zeventig en tachtig raakten vele ouders hun kind ‘kwijt’ aan sektes van diverse aard, die weliswaar geen oorlog nastreefden, maar zich wel radicaal van de samenleving afkeerden. Ouders waren wanhopig en klopten aan bij ‘deprogrammeurs’ die hun kind, vaak met geweld en voor heel veel geld, moesten losweken van de invloed van de sekte.
Naar aanleiding van het sekte-probleem in de jaren zeventig en tachtig werd onderzoek gedaan naar het waarom van deze invloed: waren de jongeren labiel? Werden ze ‘gehersenspoeld’? Immers, iemand die gezond van geest is maakt een dergelijke obscure keuze toch niet? De aantrekkingskracht van deze bewegingen zit ‘m deels in persoonlijke kenmerken: veel jongeren die zich aangetrokken voelen tot sekten hebben emotionele problemen, en waren al langer op zoek naar zingeving. Toch ligt daarin niet de belangrijkste verklaring. Veruit de meeste jongeren, zelfs wanneer ze emotionele problemen hebben, wenden zich niet tot een sekte.
Uitsluiting
De aantrekkingskracht van sekten zit vooral in het superieure verhaal en de strakke sociale organisatie: jongeren worden al gauw ingekapseld en vervreemd van hun oorspronkelijke omgeving. In ruil daarvoor krijgen ze zingeving en een worden ze helemaal ingemetseld in wat ze als een warm bad zullen ervaren. De sociale omgeving van de sekte is zo georganiseerd dat de groepsdruk veel sterker is dan de tegendruk die ouders kunnen geven. Maar anders dan in de jaren zeventig en tachtig, zijn het nu vooral bepáálde jongeren die ‘radicaliseren’. Jongens (en een enkel meisje) die hier geboren zijn, maar zich een vreemdeling voelen in eigen land. Die zich niet langer identificeren met ónze samenleving, maar kiezen voor zingeving door oorlog. Hun ‘wij’ is niet langer ons ‘wij’. En die dús doen wat Aboutaleb zegt: ze rotten op.
Maar is dit nu niet juist het probleem in plaats van de oplossing? Het zijn de jongens die, geboren in Nederland, door hun eigen samenleving vaak als outsider worden gezien. Die grote kans lopen om in de mindere buurten te wonen en op te groeien in armoede. Die niet automatisch tot de ‘wij’ in onze samenleving behoren, maar bij zowel opleiding als bij stageplaats als bij werk als in winkels en op straat gediscrimineerd worden. En van wie enkelen in radicalisering datgene vinden wat hen in hun gewone leven ontzegd wordt: zingeving en status. Zaken die álle mensen willen en die onze belangrijkste drijfveren zijn in het dagelijks leven: status in je groep en status in de samenleving. Een lage status leidt tot stress, buitensluiting en gevoelens van falen. Zoveel verschil is er niet tussen pesten in een schoolklas en pesten in de samenleving.
Knuffelmarokkanen en slachtoffergedrag
Ja maar, hoor ik nu het volk al morren, wordt het niet eens tijd dat deze jongens zélf kiezen voor onze samenleving? Ze zijn toch al lang genoeg gepamperd? Door te wijzen op hun achterstandspositie breng je ze toch in de slachtofferrol, waarin ze genoeglijk kunnen blijven omdat het allemaal hun schuld niet is?
Dat klinkt misschien redelijk, maar het is een verkapte vorm van agressie en ontkenning. Net als – alweer - bij pesten, is het aanlokkelijk om het slachtoffer van pesten en uitsluiting aan te wijzen als oorzaak of in ieder geval als nalatig. Dat is een afleidingsmanoeuvre: op die manier is de rol van de pesters, de groep, handig buiten zicht gebracht. Door te focussen op de rol van de slachtoffers worden zij het probleem, niet de daders en zeker niet het pesten zelf.
En dat is wat er nu gebeurt. Terwijl discriminatie en uitsluiting op allerlei niveaus overduidelijk zijn, worden degenen die er het meest onder te lijden hebben aangewezen als nalatig beschouwd: je hóeft immers niet te kiezen voor de slachtofferrol. Hoe deze jongens daaraan zouden moeten ontkomen wordt er niet bij verteld, maar dat is ook niet ons probleem, nietwaar? Wij hebben niet te lijden onder evidente moslimhaat , onze kinderen horen vanzelfsprekend bij ‘wij’…
Eigenaarschap
En daarmee laten we zien waar het echt aan ontbreekt: eigenaarschap van het probleem – of eerder het gebrek daaraan. Niét bij de ouders van de radicaliserende jongeren, want die krijgen nergens gehoor. Maar bij de samenleving als geheel. De samenleving waarin ook de jihadjongeren geboren zijn. ‘Rot toch op’ is niet de oplossing, maar juist het probleem. ‘Blijkbaar hebben wij een samenleving waarin sommige jongeren geen plek en geen toekomst zien. En dat hebben we met elkaar laten gebeuren.’ Dát had Aboutaleb moeten zeggen. Maar daarmee had hij vast geen prijs gewonnen.