Sociale teams werken (in Rotterdam en Giessenlanden)

De eerste uitslagen zijn binnen. Sociale teams blijken beter te werken dan de oude aanpak van voor de decentralisaties.

Het succes blijkt uit twee recente onderzoeken in een grote en in een kleine gemeente. In Rotterdam heeft Ecorys de sociale teams bekeken en in de gemeente Giessenlanden heeft RadarAdvies dit gedaan. Beide onderzoeken zijn gebaseerd op dezelfde aanpak: het analyseren van voorbeelden uit de praktijk die zijn ingebracht door sociaal werkers. Bij deze casussen is gekeken of de doelen gerealiseerd zijn en wat het verschil is met de aanpak van voor 2015. Ook is het verschil in aanpak financieel doorgerekend.

Beide onderzoeken laten zien dat dat de inzet van sociaal werkers overwegend tot vergelijkbare en vaak betere resultaten leidt. Hoe gaat het dan in zijn werk? Een voorbeeld van een sociaal werkster.

‘Een man van middelbare leeftijd woont alleen omdat zijn vrouw kort geleden is overleden. Hij heeft hersenletsel door een ongeval. Alleen redt hij het niet zo goed. De man is contactschuw en praat weinig met andere mensen. Hij kwam in beeld bij het sociaal team bij het overzetten van de huishoudelijke ondersteuning van zijn (overleden) vrouw naar hemzelf. Het ging om twee uur per week. Toen ik op huisbezoek ging voor het aanpassen van de indicatie zag ik dat er meer speelde dan alleen hulp bij het huishouden. Ik zag stapels ongeopende post. Meneer gaf aan dat hij niet wist waar hij moest beginnen met de betalingen en aanvragen en zag er erg tegenop.’

‘Ik heb toen via mijn contacten een vrijwilliger als schuldhulpmaatje ingezet om te voorkomen dat er schulden ontstonden en ook om te zorgen voor meer sociale contacten. Deze vrijwilliger is wekelijks langsgegaan. Ze heeft geholpen de administratie op orde te brengen en heeft meneer in contact gebracht met anderen in de dorpskern. Zijn sociale netwerk is daardoor wat vergroot. De hulp bij het huishouden is teruggebracht naar een uur per twee weken.’

Is dit rocket science?

In dit voorbeeld zijn de meeste genoemde doelen die gemeenten voor ogen hadden bij het starten met sociale teams terug te vinden[1]:

  • voorkomen en uitstellen van gebruik van zwaardere zorg: probleem is opgelost voordat professionele schuldhulpverlening ingeschakeld hoefde te worden;
  • integrale aanpak: de sociaal werkster komt voor hulp bij het huishouden en pakt schuldhulpverlening op;
  • preventie van escalatie van problemen: ze grijpt meteen in, zonder verwijzing;
  • betere zorg en ondersteuning: naast schuldhulpverlening wordt het sociale netwerk vergroot;
  • vergroten van de zelfredzaamheid van burgers: de meneer heeft meer netwerk en doet meer zelf thuis.

Is dit rocket science? Nou nee, maar er gebeurt wel wat bijzonders, in vergelijking met hoe dat vroeger ging. De sociaal werkster vertelt:

‘Voor 2015 was in plaats van de sociaal werker de Wmo-consulent aan de slag gegaan om de indicatie aan te passen. Ze had niet diep doorgevraagd op een ander leefdomein zoals schulden. Ze had ook niet de bevoegdheid om er een schuldhulpmaatje op af te sturen. Ze had wel de mogelijkheid de casus aan te melden in het zorgwelzijnsnetwerk. Dat was een maandelijks overleg waarin lokale en regionale professionele werkers samenkomen om casussen met meervoudige problemen door te nemen. Ze had de casus op moeten schrijven en in moeten dienen voor de maandbespreking. Bovendien ging de meeste aandacht in het zorgnetwerk uit naar meer zware gevallen van multiprobleem-gezinnen. De kans is dat de casus niet goed aan bod zou zijn gekomen. En anders zouden veel mensen, mogelijk wel twintig, uit veel disciplines zich erover gebogen hebben. Ook mensen die er verder weinig mee zouden kunnen.’

Nog even de check: Hoe weet ze zo zeker dat de Wmo-consulent zo zou hebben gehandeld? De sociaal werkster: ‘Die Wmo consulent was ikzelf. Dus ik weet zeker dat het zo gegaan zou zijn. Nu zit ik in het sociaal team en heb veel meer mogelijkheden om mensen echt te helpen.’

In het onderzoek in Rotterdam wordt een gemiddelde kostenbesparing van 30 procent gerealiseerd ten opzichte van het verleden. Een vergelijkbare uitkomst is te vinden in het onderzoek van RadarAdvies.

Gelden de gunstige uitkomsten voor alle wijkteams in alle gemeenten?

Er zit veel verschil tussen de sociale teams in gemeenten. In de scan van Movisie uit het voorjaar van 2016 kwam naar voren dat sociale teams voor alle burgers, ook met meervoudige problemen, de meest voorkomende vorm is. Waarin sociale werkers als generalist werken, met behoud van een eigen specialisme.

Dit geldt ook voor de teams in Giessenlanden en Rotterdam. Maar hoe een team ook is samengesteld, het belangrijkste is dat een gemeente de voorwaarden realiseert om vernieuwend te kunnen werken: duidelijke keuze voor sociale teams en geen oude structuren aanhouden, inzet van competente medewerkers met voldoende tijd en focus voor hun nieuwe werk, tijd voor scholing en leren van elkaar en dus geen hoge werkdruk. Gemeenten moeten de sociaal werkers leidend maken over het beleid om domein-overstijgend te kunnen werken voor maatwerk-oplossingen. Gemeenten moeten verder sociaal werkers een mandaat geven om samen met mensen maatwerk te leveren en dus beslissingen te kunnen nemen over in te zetten zorg of ondersteuning (en niet door de inkoop-afdeling). Ze moeten vertrouwen geven aan de sociaal werkers zodat die niet het gevoel hebben meteen te worden afgerekend als er iets niet helemaal goed gaat. En tegelijk moeten gemeenten wel zorgen dat er escalatie-afspraken zijn. En dit alles is, met enige understatement, niet altijd aanwezig in iedere gemeente.

Ecorys waarschuwt voor het overvragen van het sociaal team en de toenemende werkdruk. De samenwerking met de tweedelijn kan beter. Wat wel in beide onderzoeken naar voren komt, is nog een groot verschil in aanpak binnen de teams. Sommige sociaal werkers werken met een nieuwe aanpak, anderen veel minder of vallen terug op hun oude werkwijze waardoor de vernieuwing stokt. En er is onderling ook discussie over wat nu de resultaten zijn en wanneer de ondersteuning klaar is. Dat maakt het werk niet makkelijker.

En het geld dat over is?

De afgelopen tijd is verontwaardigd gereageerd op de uitkomsten van het CBS over de grote hoeveelheid geld die gemeenten overhouden op het jeugd en WMO-budget. En er zijn signalen dat, vooral binnen de jeugdzorg, mensen soms lang op hulp moeten wachten en soms minder krijgen dan vroeger.

Staatssecretaris Van Rijn roept gemeenten op het niet meer over tekorten te hebben maar aandacht te geven aan kwaliteit. Sociaal werkers moeten ruimte krijgen om samen met mensen maatwerk te regelen en met elkaar uit te vinden wat dan kwaliteit van het bereikte resultaat is. De onderzoeken wijzen er op dat het kan.

Maar wat kwaliteit dan is, moet primair ontdekt en geregeld worden tussen sociaal werker en burger. Gemeenten zullen daartoe flink moeten werken aan het realiseren van de randvoorwaarden om sociale werkers hiervoor ruimte te geven. Hopelijk herinvesteren gemeenten het geld dat over is in de noodzakelijke vernieuwing en in nog meer ruimte voor maatwerk. Zodat mensen de hulp krijgen die ze nodig hebben, snel en op maat. En de sociaal werkers hieraan een essentiële bijdrage kunnen leveren.

Rogier den Uyl was directeur van Radar en betrokken bij de decentralisaties, Marjon Breed is senior adviseur bij Radar.

Noot:

[1] Dit zijn de meest genoemde doelen die door gemeenten zijn genoemd, volgens de enquête van Movisie uit voorjaar 2016.

Foto: Marcel Oosterwijk (Flickr Creative Commons)