INTERVIEW Sociaal werkers en autonomie: ‘Eigen kompas niet genoeg’

De sociaal werker die vrij wil zijn, moet zich verantwoorden. Jurja Steenmeijer werkt die paradox uit in haar boek Professionele autonomie in sociaal werk. ‘Als jij niet kunt uitleggen waarom je doet wat je doet, moet je niet verbaasd zijn als anderen je ruimte inperken.’

Op de ochtend van het gesprek verschijnt op zorgwelzijn.nl een interview met Jan Willem Bruins, voorman van de BPSW. De beroepsvereniging voor sociaal werkers bestaat 75 jaar. Reden voor een feestje, maar Bruins toont zich ook bezorgd. ‘Ons mooie vak staat onder druk. Met meer professionele autonomie kunnen sociaal werkers hun werk beter uitvoeren.’

Het is een behoefte die sociaal werkers in de mond bestorven ligt. Meer professionele autonomie. En tegelijkertijd is de term maar weinig uitgediept. De oproep lijkt vaak vooral een verzuchting. Maar wat er precies mee bedoeld wordt en wat professionele autonomie vraagt, blijft op tafel liggen.

Jurja Steenmeijer pakte de handschoen op. Ze is zelf sociaal werker en daarnaast ethicus. Ze verzorgt trainingen beroepsethiek in dat sociaal werk en in de jeugdzorg. En ze schreef Professionele autonomie in sociaal werk. Een model voor verantwoord handelen.

Als er gezegd wordt ‘met meer professionele autonomie kunnen sociaal werkers hun werk beter doen’, wat wordt er volgens jou dan bedoeld?

‘Volgens mij wordt dan het verlangen uitgesproken om meer ruimte te hebben voor de bedoeling van hun werk, voor dat waarvoor ze eens het vak in zijn gegaan. Het verlangen dat sociaal werkers minder bekneld worden door de kaders van hun werk. Soms klinkt het ook als een vorm van legitimering. “Bemoei je niet met mij, ik ben professional, ik weet ik doe”; een soort eigenwijzigheid om je niet te willen verhouden tot al die zaken waarmee je toch moet dealen als professional.’

De behoefte is vooral: je willen losmaken?

‘Volgens de filosoof Isaiah Berlin kun je vrijheid op twee manieren opvatten. “Negatieve” vrijheid is afwezigheid van externe dwang. Het betekent dat er geen obstakel, beperking of druk is die verhindert dat iemand een vrije beslissing neemt. “Positieve” vrijheid is de mogelijkheid zo te handelen dat daardoor je waarden of doelen gerealiseerd worden. Maar dat vraagt ook wat van jou. De vraag voor sociaal werkers is dan of je echt iets wilt realiseren en daarvoor de vrijheid wilt hebben, of wil je zo min mogelijk last hebben, zo min mogelijk mensen die zich met je bemoeien als je je werk doet?’

De vraag stellen, is hem beantwoorden?

‘Dat denk ik wel. Maar hoe vaak ik niet bij de beroepscode voor sociaal werkers gehoord heb: “Nee joh, ik heb mijn eigen kompas…” Dat is hartstikke mooi, en ik snap dat de manier waarop er verantwoording van je wordt gevraagd niet altijd aansluit bij de inhoud van je werk; er wordt echter meer dan je eigen kompas van je gevraagd om je werk goed te kunnen doen.’

‘Je eerste intuïtie moet natuurlijk niet bepalend zijn voor je handelen’

Wat er meer gevraagd wordt wanneer je als sociaal werker ‘professionele autonomie’ wenst, werkt Steenmeijer in haar boek nauwgezet uit. Ze keert zich nadrukkelijk tegen het idee dat professionele autonomie op gespannen staat met beroepscode, richtlijnen en registratie. ‘Je wordt juist autonoom door die bronnen wel te gebruiken.’

Wat zit er achter die spanning, denk jij?

‘Dat je wellicht van je door jezelf gemaakte voetstuk af moet. Ik hoor het sociaal werkers zo vaak zeggen: “Mijn werk is intuïtie.” En: “Ik ben als sociaal werker mijn eigen gereedschap.” Als je je dan tot andere bronnen van kennis moet gaan verhouden, dan kan het onplezierig zijn als blijkt dat de richtlijn “doe maar niet” zegt over iets wat jij altijd wel gedaan hebt.’

Je professionele zelfbeeld staat dan op het spel?

‘Ja. Het is een vorm van egotisme; de neiging om voortdurend vanuit jezelf te spreken. Ik kom het in ethische reflecties met professionals vaak tegen. Dan zeggen ze: “Wat vind ik er eigenlijk van?” Dan gaat het over “ik”, over “wat is mijn intuïtie?” Dat is inderdaad belangrijk om te weten, omdat je eerste intuïtie erg sturend kan zijn voor je handelen, maar het moet natuurlijk niet bepalend zijn voor dat handelen. Het risico is dat je in paternalisme vervalt.’

Is die weerstand alleen maar een vorm van − wankel − zelfvertrouwen?

‘Nee. De moeizame verhouding tot kaders is ook op een andere manier te snappen. Ik heb zelf met zwerfjongeren gewerkt. Dan moest ik bij een intake volgens de methode acht levensgebieden uitvragen. Die jongeren renden gillend weg. Op het moment dat kaders je gaan voorschrijven wat je als professional moet doen, dan vind ik het logisch dat je je daartegen verzet. Maar kaders zoals een beroepscode, zoals wetgeving, zoals wetenschappelijke kennis, zijn bronnen waardoor je je als professional zelf kunt voorschrijven wat je in iedere specifieke situatie gaat doen. Ze helpen je je keuzes en je interpretaties goed te beargumenteren.’

In Professionele autonomie in sociaal werk. Een model voor verantwoord handelen werkt Steenmeijer de woorden uit de boektitel nauwgezet uit. Wat brengt het mee professioneel te zijn? Wat is autonomie? Wat is verantwoord? Waarom is het beter om te spreken over ‘handelen’ dan over ‘doen’?

Ze laat bijvoorbeeld zien dat de discretionaire ruimte die sociaal werkers gezien de aard van hun werk hoe dan ook hebben, professionele autonomie vraagt. ‘Je komt als sociaal werker telkens weer voor keuzes, voor afwegingen te staan. Dat is je discretionaire ruimte. Professionele autonomie betekent dat je op een verantwoorde wijze met die keuze omgaat. Dat je kunt uitleggen welke bronnen je gebruikt, waarom je de keuze maakt die je maakt, hoe jij als professional beweegt tussen wettelijke kaders, beleid, professionele fundering, wetenschappelijke kennis et cetera.’

Als je professioneel autonoom wilt zijn, dan moet je verantwoord handelen?

‘Ja, ja. Je bent professioneel bezig als je algemeen erkende argumenten zoals een beroepscode of wetenschap gebruikt in de onderbouwing van je handelen. Wat heb je gedaan om tot je beslissing te komen? Heb je een expert gesproken? De beroepscode geraadpleegd? De richtlijn erbij gepakt? Met collega’s overlegd? Dat kun je allemaal laten zien zodat je anderen, en dan bovenal je cliënt, het idee geeft dat je weloverwogen te werk gaat.’

Beoordeeld kunnen worden als onderdeel van professionaliteit?

‘De discretionaire ruimte die je als professional hebt, krijg je niet met je geboorte mee. Die wordt toegekend op grond van het idee dat met die ruimte belangrijke maatschappelijke waarden kunnen worden gerealiseerd. Daar hoort bij dat je als professional verantwoording aflegt over wat jij doet in die toegekende ruimte.’

En als je dat niet doet of niet wilt doen?

‘Als jij niet kunt uitleggen waarom je doet wat je doet, dan moet je niet verbaasd zijn als anderen, bijvoorbeeld vanuit de overheid, meer gaan voorschrijven hoe jij moet handelen. Terwijl jij juist ruimte nodig hebt om te doen wat voor je cliënten belangrijk is in hun leven. Juist als je laat zien dat je je werk op een verantwoorde wijze doet, dan kun je tegen de wereld om je heen zeggen dat ze zich niet zo met je professionele handelen moeten bemoeien.’

Jurja Steenmeijer steekt niet onder stoelen of banken dat het bij veel sociaal werkers nu aan die onderbouwing ontbreekt. Gevraagd naar die onderbouwing worden vaak slechts ‘feiten en omstandigheden’ opgesomd, merkt ze, zoals: ‘De moeder heeft borderline, de vader een verslaving, logisch dat ik een melding heb gedaan.’

‘De uitdaging is dat de balans tussen de institutionele lijn en de professionele lijn gelijkwaardig wordt’

‘Ik hoor dan alleen maar data. Ik hoor geen beginselen, geen kennis uit de richtlijnen, geen grond over waarom iets zo ingeschat is en niet anders. Dan moet je als professional niet verbaasd zijn dat mensen je wantrouwen. Dat ze zeggen: “Ja, dat is jouw mening”, terwijl het zo zou moeten zijn dat jij als sociaal werker er goed over hebt nagedacht en daar verschillende bronnen bij hebt, dat jij daar op een voor anderen begrijpelijke manier inzicht in kunt geven.’

Je schrijft dat ‘mensen tot hun recht laten komen’ de kern van het sociaal werk is. Zeg jij dat sociaal werkers nu vaak nog niet professioneel autonoom zijn en dus mensen voor wie ze werken niet tot hun recht kunnen laten komen?

‘Ja, inderdaad. En ik leg die bal bij professionals neer, bij hun werkgevers, maar ook bij het onderwijs. Als je bijvoorbeeld een multiple-choice-tentamen geeft over een richtlijn, dan geef je zo’n verkeerd signaal over de functie van een richtlijn. Het is niet iets wat je uit je hoofd moet kennen, je moet er gebruik van kunnen maken. Als je professionals helpt op die laatste manier naar kaders te kijken, dan verdwijnt vaak de weerstand ertegen.’

In je boek reik je een model aan. Hoe wil je dat dit in de praktijk van het sociaal werk gebruikt wordt?

‘Ik denk dat het model je als sociaal werker overzicht geeft. Dat het je helpt bij het ordenen bij wat je vanuit verschillende hoeken aangereikt krijgt. En wat ik hoop, is dat het model je helpt te kantelen naar de professionele lijn. Ik hoop dat sociaal werkers zeggen: “Oké, we hebben wetgeving, we hebben beleid, de organisatie wil van alles, ik word beïnvloed door die institutionele lijn, maar ik maak ook gebruik van de bronnen die meer op die professionele lijn liggen.” Door richtlijnen, beroepscode, beroepsvereniging, bewezen methodieken, accreditatie, professioneel statuut.’

Want de institutionele lijn is nu te sterk?

‘Ja, de druk vanuit die lijn is groot. Dat komt onder meer omdat die lijn voortdurend feedback geeft, voortdurend weer nieuwe input levert waartoe je je als sociaal werker moet verhouden. Ook verantwoordingslijnen zijn heel institutioneel. Je krijgt vragen als: “Wat kost het?” En: “Heeft het effect gehad?” De uitdaging voor het sociaal werk is volgens mij dat de balans tussen de institutionele lijn en de professionele lijn gelijkwaardig wordt. Want daar, in dat midden, zit je professionele autonomie.’

Jan Willem Bruins zegt: ‘Ons mooie vak staat onder druk. Met meer professionele autonomie kunnen sociaal werkers hun werk beter uitvoeren.’ Zeg jij dat die oproep laat zien dat sociaal werkers hun professionele autonomie zelf juist onvoldoende gestut, onvoldoende uitgewerkt hebben?

‘Bruins legt terecht de link tussen professionele autonomie en erkenning van het sociaal werk. Maar professionals hebben daar voor een belangrijk deel zelf invloed op door hun handelen inzichtelijk te maken en te verantwoorden. Bij het woord “verantwoording” zie je veel sociaal werkers schrikken. “Maar ik was toch vrij?” Het kan alleen maar autonoom zijn als je binnen de professionele ruimte je handelen kunt onderbouwen.’

Het boek Professionele autonomie in sociaal werk. Een model voor verantwoord handelen van Jurja Steenmeijer is uitgegeven door Coutinho.

Piet-Hein Peeters is freelance journalist

Dit artikel is 4810 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Methodisch handelen stond altijd centraal – ook bij supervisie – ik ben een sociaal cultureel werker van 66. Heel jammer dat dit blijkbaar achter gelaten is…Als het niet goed gaat met de client vraag jezelf af wat Jij verkeerd hebt gedaan, welke stappen je hebt gemist en hoe kan het anders.

  2. In het methodisch kunnen en moeten handelen moet vanzelf de reflectie zitten om je te kunnen verantwoorden. In de ‘old school’ opleidingen zoals de Sociale Academie destijds was dit een volstrekt normaal gegeven.
    Het begrip ‘autonomie’ had vooral betrekking op de hulpvrager c.q. cliënt. Zie bijvoorbeeld social casework en Carl Rogers met zijn ‘client centered therapy’
    Thans is er eerder sprake van een omgekeerde strijd om de ‘autonomie’: die van de hulpverlener/ sociaal werker.
    De bron hiervoor vormen niet die sociale rechten van de cliënt maar die van de hulpverlener.
    De hulpverlener komt tegenwoordig vooral in de knel te zitten door de professionele organisatie waarvoor hij werkt en waarvoor allerlei targets zoals kosten en baten gerealiseerd moeten worden.
    De hulpverlener ziet dit als een aantasting van zijn autonomie.
    De cliënt is bij dit proces al volledig uit het zicht verdwenen. Hij wordt een object en krijgt een dossiernummer.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *